Gedichten uit de wereldliteratuur/I started early - took my dog
In haar gedicht I started early - took my dog personifieert Emily Dickinson de zee als een bijna overweldigende kracht, die een grote interesse in haar lijkt te hebben terwijl ze erin waadt. Het gedicht begint met een ogenschijnlijk onschuldige scène: de spreker vertrekt vroeg in de ochtend met haar hond en bezoekt de zee. Deze alledaagse setting krijgt echter al snel een magische, bijna griezelige kwaliteit. De zee wordt gepersonifieerd als een krachtige, mannelijke figuur die steeds dichterbij komt, wat een gevoel van spanning en ontzag creëert. De "Mermaids in the Basement" en "Fregatten" dienen als verlengstukken van de zee en veranderen de natuur in een levend, ademend personage in het gedicht. Deze beelden verheffen de zee van een eenvoudig landschap tot een kracht met een eigen persoonlijkheid en wil.
Het oorspronkelijke gedicht
[bewerken]door Emily Dickinson (ca. 1862)
I started early - took my dog
I started Early — Took my Dog —
And visited the Sea —
The Mermaids in the Basement
Came out to look at me —
And Frigates — in the Upper Floor
Extended Hempen Hands —
Presuming Me to be a Mouse —
Aground — upon the Sands —
But no Man moved Me — till the Tide
Went past my simple Shoe —
And past my Apron — and my Belt —
And past my Bodice — too —
And made as He would eat me up —
As wholly as a Dew
Upon a Dandelion's Sleeve —
And then — I started — too —
And He — He followed — close behind —
I felt his Silver Heel
Upon my Ankle — Then my Shoes
Would overflow with Pearl —
Until We met the Solid Town —
No One He seemed to know —
And bowing — with a Mighty look —
At me — The Sea withdrew —
Nederlandse vertaling
[bewerken]Ik ging vroeg met mijn hond op pad
Ik ging vroeg met mijn hond op pad
Wat lopen langs de zee
Er kwamen zeemeerminnen
De kelder uit voor mij
Van zolder reikte een fregat
Mij er zijn hennephand
Alsof ik een klein muisje was
Dat vastzat in het zand
Maar niemand maande me te gaan
Tot het hoogtij tot aan
Mijn sober schoeisel, schort en riem
En ook mijn lijfje kwam
En deed of hij me eten wou
Net als een druppel dauw
Op mouwen van een paardenbloem
En toen kwam ik op gang
Hij volgde op de voet, zijn hiel
Van zilver voelde ik
Mijn enkels, schoenen overstroomd
Met parelschittering
Steeds zag hij geen bekenden maar
Bij de solide stad
Wendde de zee met machtsvertoon
Zich buigend van me af
Commentaar Ans Bouter
[bewerken]"Een wonderlijk gedicht over de zee. Allerlei duidingen tref ik aan, maar die verklaren meestal maar een deel van de inhoud. Ik blijf liefst maar zo dicht mogelijk bij wat er staat dit keer en laat andere interpretaties graag aan de lezer over. Zoek er niet te veel achter, zou ik denken. Of de stad een echte stad is of een mooi bouwsel van zand? Geen idee. Ik vond het nog wel een grappig idee te denken dat Dickinson zegt dat de zee eigenlijk elke keer weer op zoek is naar bekenden en als hij die niet vindt dan in arren moede maar weer terug gaat. Dat bedoelde ze vast niet hoor, maar toch."
Referenties
[bewerken]- ↑ Ans Bouter, Liedtekst & Poëzievertalingen
- ↑ Volgens website Ans Bouter: "Vertaling mag zonder toestemming, maar niet zonder bronvermelding worden gebruikt voor niet-commerciële doeleinden" (dus CC BY-SA licentie)