Frans/Leçon 3
(leçon trois)
Voor de inhoudstafel, zie Frans/Inhoud | Let op: Frans/Leçon 2 moet hiervoor goed gekend zijn... |
Objet direct [lijdend voorwerp]
[bewerken]In het Frans komt het lijdend voorwerp vóór de persoonsvorm als het een persoonlijk voornaamwoord is, en anders pas na het gezegde. Wanneer het lijdend voorwerp in dit geval gevolgd wordt door een klinker ("on m'aide") wordt de 'me' afgekort tot 'me''
me / m' [me]
te / t' [je]
le / la / l' [hem / haar]
nous [ons]
vous [jullie / u]
les [hen]
Voorbeelden
[bewerken]On m'aide = Men helpt mij
Je t'aime = Ik hou van jou
La police le/la cherche = De politie zoekt hem/haar
On nous aide = Men helpt ons
On vous aide = Men helpt jullie/u
On les aide = Men helpt hen
On me donne un cadeau = Men geeft (aan) mij een cadeau
On m'a donné un cadeau = Men heeft (aan) mij een cadeau gegeven (in het Nederlands komt het lijdend voorwerp in dit geval dus tussen de persoonsvorm en het voltooid deelwoord, anders dan in het Frans!)
Objet indirect [meewerkend voorwerp]
[bewerken]me / m' [me / aan mij]
te / t' [je / aan jou]
lui / lui [(aan) hem / (aan) haar]
nous [(aan) ons]
vous [(aan) jullie / (aan) u]
leur [(aan) hen]
Voorbeelden
[bewerken]On me donne un cadeau = Men geeft (aan) mij een cadeau
On te donne un cadeau = Men geeft (aan) jou een cadeau
On lui donne un cadeau = Men geeft (aan) hem/haar een cadeau
On nous donne un cadeau = Men geeft (aan) ons een cadeau
On vous donne un cadeau = Men geeft (aan) jullie/u een cadeau
On leur donne un cadeau = Men geeft hun/aan hen een cadeau
Réfléchis [wederkerend]
[bewerken]me / m' [me]
te / t' [je]
se / s' [zich]
nous [ons]
vous [jullie / u / je]
se / s' [zich]
Voorbeelden
[bewerken]Je me rase = Ik scheer me
Tu te rases = Je scheert je
Il se rase = Hij scheert zich
Nous nous rasons = Wij scheren ons
Vous vous rasez = Jullie scheren je
Ils/Elles se rasent = Zij (m/v) scheren zich
pronoms réciproques [wederkerige voornaamwoorden]
Nous nous parlons = wij spreken elkaar
Ils/Elles se voient = Zij (m/v) zien elkaar
Ils/Elles se rasent = Zij (m/v) scheren zich (of: zij scheren elkaar)
Ils/Elles se lavent = Zij (m/v) wassen zich (of: zij wassen elkaar)
Toniques [benadrukt]
[bewerken]moi [mij]
toi [jou]
lui / elle / soi [hem / haar / zichzelf]
nous [ons]
vous [jullie / u]
eux / elles [hen]
Gebruik
[bewerken]1) na voorzetsels: pour moi, après toi, sans elle, avec nous, avant vous, auprès d'eux [voor mij, na jou, zonder haar, met ons, voor jullie, dicht bij hen]
2) na "c'est / ce sont" : c'est moi, c'est nous, ce sont elles. [ik ben het, wij zijn het, zij zijn het]
3) wanneer de nadruk van de zin op de persoon ligt: Moi, j'ai raison. [Ik, ik heb gelijk.]
- Voorbeelden
Pronoms possessifs [zelfstandige bezittelijke voornaamwoorden]
[bewerken]le mien/ la mienne / les miens / les miennes [de mijne]
le tien/ la tienne / les tiens / les tiennes [de jouwe]
le sien/ la sienne / les siens / les siennes [de zijne / de hare]
le nôtre / la nôtre / les nôtres / les nôtres [de onze]
le vôtre / la vôtre / les vôtres / les vôtres [die van jullie / de uwe]
le leur / la leur / les leurs / les leurs [de hunne]
- Vervoeging
De voornaamwoorden worden naargelang het geslacht vervoegd. Vergelijk: Ce parapluie, c'est le mien = Deze paraplu is de mijne
Cet outil, c'est le mien = Dit werktuig is van mij
Cette clef, c'est la mienne = Deze sleutel is van mij
(bijzonder gebruik) : Aimer les siens = van de zijnen houden.
Adjectifs possessifs [bezittelijke voornaamwoorden]
[bewerken]mon/ma/mes [mijn, m'n]
ton/ta/tes [jouw, je]
son/sa/ses [zijn, z'n / haar, d'r]
notre/nos [ons]
votre/vos [jullie / uw]
leur/leurs [hun]
Gebruik
[bewerken]In het Frans congrueert het bezittelijk voornaamwoord zowel met het geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort als met het onderwerp.
Il cherche sa clé. Hij zoekt zijn sleutel.
Elle cherche son sac à main. Zij zoekt haar handtas.
Il cherche ses chaussures. Hij zoekt zijn schoenen.
Woordenlijst 1
|