Lo, in the orient, when the gracious light
Lifts up his burning head, each under eye
Doth homage to his new appearing sight,
Serving with looks his sacred majesty.
And having climbed the steep up heavenly hill,
Resembling strong youth in his middle age,
Yet mortal looks adore his beauty still,
Attending on his golden pilgrimage.
But when from highmost pitch with weary car
Like feeble age he reeleth from the day,
The eyes ('fore duteous) now converted are
From his low tract, and look another way.
So thou, thyself out-going in thy noon,
Unlooked on diest unless thou get a son.
Vertaling(zie Wikipedia: Sonnet 7)
Kijk toch hoe in 't Oosten dit goddelijk licht
Zijn brandend hoofd verheft, en ieder die dit ziet
Eer betoont aan dit nieuw gezicht,
Met ogen die respectvol opkijken naar deze heilige majesteit
Die na zijn steile hemelklim
Midden op zijn reis een sterke jongeling gelijkt,
Nog blijven sterfelijke blikken zijn schoonheid bewonderen,
En zijn getuige van zijn gouden pelgrimage;
Maar eens op het zenit de wagen vermoeid,
Als bij een zwakke ouderling, wegrolt van de dag,
Kijken de ogen, niet langer plichtsgetrouw,
Weg van dit lage traject.
Zo zal het jou ook vergaan, na je hoogtepunt:
Onopgemerkt sterf je, tenzij je zorgt voor een zoon.
Samengevat
De eerste helft van het leven van een mens is te vergelijken met het rijzen van de zon naar zijn hoogste punt, de volwassenheid, en de tweede helft met het dalen van de zon naar de duisternis, de ouderdom en de dood. In die eerste helft bewondert iedereen je om je jeugd, je durf en schoonheid, maar als je je kracht verliest zijn ze je weer even vlug vergeten. Je kunt er dus best bij stilstaan dat je jeugd niet eeuwig blijft duren, en dat je ervoor moet zorgen dat je een zoon krijgt. Omdat die de drager is van jouw schoonheid, zullen de bewonderende blikken die hij zal oogsten ook voor jou zijn, en zo word je niet helemaal vergeten.