Schilderen/Complementair contrast

Uit Wikibooks
Complementair contrast tussen rood en groen

Complementair contrast ontstaat door kleuren naast elkaar te zetten die in de kleurencirkel recht tegenover elkaar staan. Een eenvoudige kleurencirkel bestaat uit 6 kleuren, rood, oranje, geel, groen, blauw en violet.

De complementaire kleuren[bewerken]

De complementaire kleuren zijn:

  • rood-groen
  • geel-paars
  • blauw-oranje

Als je twee complementaire kleuren met elkaar gaat mengen, zal er een bruin ontstaan. Bij heel nauwkeurig mengen kan een tint grijs ontstaan, mogelijk zo donker dat zwart wordt benaderd. Door complementaire kleuren naast elkaar te zetten ontstaat juist een heel sterk contrast.

In deze kleurencirkel, die bestaat uit 12 kleuren, zijn de complementaire kleuren via de witte lijnen met elkaar verbonden

Natuurlijk bestaan er nog veel meer kleuren dan deze zes. Ook de tussenkleuren kunnen elkaars complementaire kleuren zijn. Zo wordt een kleur tussen blauw en groen "blauwgroen" genoemd. Dit is dan de complementaire kleur van de kleur die tussen oranje (de complementaire kleur van blauw) en rood (de complementaire kleur van groen) zit.

Het complementair kleurcontrast[bewerken]


Contrast van complementaire kleuren
Contrast van complementaire kleuren gemengd met wit

Het effect van een complementair kleurcontrast is dat deze kleuren elkaar versterken. Rood valt dus beter op naast groen, dan naast elke ander kleur. Binnen een groen vlak lijkt het rood hierdoor nog roder. Geel valt het beste op naast paars, het geel wordt dan nog geler, het paars nog paarser. Bij oranje naast blauw gebeurt hetzelfde. Dit veranderen van de kleuren wordt geïllustreerd in de figuur hiernaast, in een versie zonder wit, en in een versie met extra wit door de kleuren heen gemengd. In de versie zonder wit is het complementair contrast het sterkste.


Voorbeelden van complementair contrast[bewerken]

Van de complementaire kleurencombinaties komt in de schilderkunst vooral rood en groen vaak voor. De kleuren paars en oranje komen veel minder voor in een natuurlijk omgeving, en daarom gebruiken ook schilders deze combinaties minder vaak. Toch zijn er wel voorbeelden van te vinden.

Johannes Vermeer Alexander Gierymiski Paul Gauguin 1889
"In de golven" of "Ondine"
Johannes Vermeer schilderde rond 1657 een schilderij met een complementair contrast tussen paars en geel. Het oog van de kijker gaat meteen vanaf het paars van de achtergrond naar het gele jakje van de vrouw. De Poolse schilder Alexander Gierymski maakte rond 1880 een portret van een joodse vrouw met sinaasappelen, waarbij het oranje-blauw contrast duidelijk is. Hierdoor vallen de sinaasappelen bijzonder goed op. Paul Gauguin gebruikt in zijn schilderij "Ondine" een groen-rood contrast. Het rode haar van de vrouw valt heel erg op tegenover het groen, ook als is de omvang van de rode vlek veel kleiner dan die van het groen. Gauguin heeft zijn signatuur ook in het rood geschilderd, onderaan het schilderij


Trillende kleuren[bewerken]

Trillende kleuren oranje en lichtblauw

Een bijzonder geval van complementair contrast zijn de "trillende kleuren". Vooral in de moderne kunst wordt dat gebruikt, bijvoorbeeld door Vasarely. Het effect wordt verkregen door complementaire kleuren naast elkaar te zetten, maar dan één van beide kleuren een fractie lichter te maken. Zo wordt een contrast tussen oranje en blauw een trillend contrast als het blauw een fractie lichter van toon wordt gemaakt dan het oranje. Het effect is een botsing tussen twee kleuren. Je moet met dit effect voorzichtig zijn in je schilderij, want onbedoeld kan het uiteraard erg storend werken. Sommige schilders gebruikten het opzettelijk in abstracte schilderijen.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.