Saterfries/Grammatica
Het Saterfries heeft, in tegenstelling tot het Westerlauwers Fries, drie woordgeslachten. De lidwoorden schikken zich naar het geslacht van hun zelfstandige naamwoord: Di Moon, ju Fauene, dät Diert, doo Bäidene ("de man, het meisje, het dier, de kinderen"). De gewone meervoudsuitgangen zijn, als in het Duits, -e voor mannelijk en onzijdig en -en voor vrouwelijk. Er is een rudiment bewaard gebleven van de derde en vierde naamval (lidwoord dän voor het mannelijk, overige geslachten geen verschil).
De werkwoorden worden bij benadering zo vervoegd als in het Westerlauwers Fries, inclusief de twee klassen van zwakke werkwoorden (op -e en op -je). Een bijzonderheid is dat de derde persoon enkelvoud op -d uitgaat.
De telwoorden kennen een kleine bijzonderheid: de getallen één, twee en drie hebben aparte vormen voor vrouwelijk en onzijdig enerzijds en mannelijk anderzijds (1: een/aan; 2: twoo/twäin; 3: t(r)joo/träi).