Russisch/Voorzetsels
Uiterlijk
< Russisch
Waarschuwing: kan fouten bevatten!
Voorzetsels
[bewerken]
Genitief (2e nv)[bewerken]
|
Datief (3e nv)[bewerken]
Accusatief (4e nv)[bewerken]
Instrumentalis (5e nv)[bewerken]
Locatief (6e nv)[bewerken]
|
Voorzetsels met 2 naamvallen
[bewerken]Accusatief en genitief worden gebruikt om beweging aan te duiden: A voor bestemming, G voor vertrekpunt. Instrumentalis en locatief drukken een staat van onbeweeglijkheid uit.
A & L
[bewerken]- в of во - in, binnenin
- на - op, bovenop
A & I
[bewerken]- за - achter, voor
- под - onder
G & I
[bewerken]- с - van (G), met (I)
Voorbeelden
[bewerken]Accusatief:
- Книга упала на пол.
- Het boek viel op de vloer.
- За Родину!
- Voor het moederland!
Genitief:
- Четыре стула стоят вокруг стола.
- 4 stoelen staan rond de tafel.
- Диван стоит у стены.
- De zetel staat tegen de muur.
- Он выходит из университета.
- Hij komt uit de universiteit.
- Я возвращаюсь с работы.
- Ik kom terug van het werk.
Datief:
- Ваза пододвинута к краю стола.
- De vaas wordt naar de rand van de tafel geschoven.
- Я иду к родителям.
- Ik ga naar mijn ouders.
Instrumentalis:
- Лампа висит под потолком.
- De lamp hangt onder het plafond.
- Игорь идёт с другом.
- Igor wandelt met een vriend.
- Он стоит за дверью.
- Hij staat achter de deur.
Locatief:
- Стол и стулья стоят в центре комнаты.
- De tafel en de stoelen staan in het midden van de kamer.
- Ваза стоит на столе.
- De vaas staat op de tafel.
- Книга и вещи лежат на столе.
- Het boek en de dingen liggen op de tafel.
- Телевизор стоит на столике.
- De televisie staat op het tafeltje.
- Картина висит на стене.
- Het schilderij hangt aan de muur.
Opmerking: Meestal wordt "в/во" gebruikt om te zeggen dat je ergens bent of ergens naartoe gaat. Sommige plaatsen worden altijd met "на" aangeduid. Deze combinaties zijn vaste uitdrukkingen:
bvb:
- Я работаю в университете.
- Ik werk aan de universiteit.
maar:
- Я работаю на факультете (чего-нибудь).
- Ik werk aan de faculteit (van iets).
gelijkaardig:
- Я иду в бюро.
- Ik ga naar het kantoor.
maar:
- Я иду на работу.
- Ik ga naar het werk.