Overleg Wikijunior:Het lichaam/Spijsvertering
Onderwerp toevoegenUiterlijk
Suggesties paragrafen
[bewerken]Voedingsstoffen en voedingsvezel
[bewerken]- Voedingsmiddelen: alle producten die je eet of drinkt.
- Plantaardige voedingsmiddelen: wortels, stengels, bladeren, vruchten en zaden van bepaalde planten.
- Dierlijke voedingsmiddelen: delen van dieren (vlees, vis) of producten van dieren (eieren en zuivelproducten, bijv. melk, boter, kaas en yoghurt).
- Voedingsstoffen: de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen.
- Bouwstoffen: worden gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels (vooral bij groei, ontwikkeling en herstel van het lichaam).
- Brandstoffen: leveren energie voor beweging, voor het op peil houden van de lichaamstemperatuur en voor groei, ontwikkeling en herstel.
- Reservestoffen: worden opgeslagen in bepaalde delen van het lichaam.
- Beschermende stoffen: zorgen ervoor dat je gezond blijft.
- Voedingsvezel: alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.
- Functie: bevorderen van de darmperistaltiek.
Voedingsstoffen
[bewerken]- Eiwitten.
- Functies: vooral bouwstoffen, ook brandstoffen.
- Eiwitten kunnen niet als reservestoffen dienen.
- Koolhydraten.
- Functies: vooral brandstoffen, ook bouwstoffen en reservestoffen.
- Voorbeelden: glucose, suiker, zetmeel.
- Vetten.
- Functies: vooral brandstoffen, ook bouwstoffen en reservestoffen.
- Vetten kunnen o.a. onder de huid worden opgeslagen.
- Water.
- Functie: bouwstof.
- Water is o.a. belangrijk bij het vervoeren van stoffen in het lichaam.
- Mineralen (zouten).
- Functies: bouwstoffen en beschermende stoffen.
- Voorbeeld: kalkzouten voor de opbouw van beenderen.
- Vitamines.
- Functies: bouwstoffen en beschermende stoffen.
- Vitamines worden aangegeven met een letter (bijv. A, B, C en D).
Gezonde voeding
[bewerken]- Eet gevarieerd: de voedingswijzer bevat vier groepen voedingsstoffen die we dagelijks nodig hebben.
- Plantaardige voedingsmiddelen moeten de basis vormen van de voeding: ze bevatten veel zetmeel en voedingsvezel.
- Drink dagelijks ten minste 1,5 liter vocht.
- Eet niet meer dan je lichaam nodig heeft.
- Om aan je energiebehoefte te voldoen, moet je voeding voldoende brandstoffen bevatten.
- De energiebehoefte is o.a. afhankelijk van het geslacht, de leeftijd, de lichaamsgrootte en de lichamelijke inspanning.
- Eet niet te veel vet.
- Eet niet de hele dag door (pas op met tussendoortjes).
Ondervoeding en overvoeding
[bewerken]- Ondervoeding kan worden veroorzaakt door:
- te weinig voedsel;
- voedsel met een tekort aan bepaalde voedingsstoffen, vooral aan eiwitten.
- Gevolgen van eiwittekort in het voedsel van kleine kinderen:
- langzamere groei en ontwikkeling;
- mogelijke hersenbeschadiging;
- opgezwollen buikjes.
- Overvoeding kan worden veroorzaakt door:
- te veel voedsel;
- te vet voedsel.
- Overvoeding komt vooral voor in westerse landen.
- Gevolg van overvoeding:
- er wordt te veel vet als reservestof opgeslagen (overgewicht).
Vertering en enzymen
[bewerken]- Vertering: het omzetten van voedingsstoffen die niet door de darmwand heen in het bloed kunnen worden opgenomen, in verteringsproducten die wel kunnen worden opgenomen in het bloed.
- Eiwitten, de meeste koolhydraten (zoals suiker en zetmeel) en vetten worden verteerd.
- Glucose, mineralen, vitamines en water hoeven niet te worden verteerd.
- Vertering vindt plaats met behulp van verteringssappen.
- Verteringssappen worden gemaakt door verteringsklieren.
- Veel verteringssappen bevatten enzymen.
- Enzymen: stoffen die scheikundige processen versnellen.
- De enzymen in verteringssappen zorgen ervoor dat de vertering snel verloopt.
Darmperistaltiek
[bewerken]- Darmperistaltiek (peristaltische bewegingen): het afwisselend samentrekken en ontspannen van kringspieren en lengtespieren in de wand van het gehele darmkanaal.
- Functies: de voedselbrij verplaatsen, kneden en vermengen met verteringssappen.
De bouw van tanden en kiezen
[bewerken]- Uitwendige bouw van een tand of kies.
- Kroon: deel dat buiten de kaak uitsteekt.
- Wortel(s): deel in de kaak.
- Inwendige bouw van een tand of kies.
- Tandbeen.
- Tandholte: holte in het tandbeen waarin bloedvaten en zenuwen liggen.
- Glazuur: zeer harde laag om het tandbeen van de kroon. Het glazuur beschermt het tandbeen.
- Cement: laagje om het tandbeen van de wortel(s).
- Wortelvlies: bevestigt de tand of kies in de kaak. (De kaak is bedekt met tandvlees.)
Delen van het gebit
[bewerken]- Snijtanden en hoektanden dienen om stukken van het voedsel af te bijten.
- Hoektanden zijn iets puntiger dan snijtanden.
- Kiezen dienen voor het fijnmalen van voedsel.
- Kiezen hebben een knobbelige bovenkant.
Het gebit
[bewerken]- Melkgebit.
- Ontstaat tussen een half jaar en twee jaar.
- In iedere kaakhelft zitten 2 snijtanden, 1 hoektand en 2 kiezen.
- Blijvend gebit.
- Ontstaat vanaf ongeveer zes jaar door vervanging van het melkgebit (wisselen).
- In iedere kaakhelft zitten 2 snijtanden, 1 hoektand en 5 kiezen, waarvan 1 verstandskies. (De verstandskiezen zijn vaak te klein om goed voedsel te kauwen. Ook komt het voor dat ze niet verschijnen of dat ze snel na het verschijnen moeten worden getrokken.)
Tandplak
[bewerken]- Tandplak: een dun laagje aanslag dat zich dagelijks op de tanden en kiezen afzet.
- Tandplak bestaat uit bacteriën, etensresten en speeksel.
- Gevolgen van tandplak.
- Bacteriën in tandplak zetten suiker uit het voedsel om in zuur. In het zuur lost het glazuur van tanden en kiezen op.
- Bacteriën in tandplak kunnen tandvleesontsteking veroorzaken. Daardoor kunnen de wortelvliezen ontstoken raken, zodat de tanden en kiezen losraken.
- Tandplak kan verkalken tot tandsteen. Tandsteen kun je niet zelf verwijderen.
- Je kunt tandplak tegengaan door:
- dagelijks minstens één keer op de juiste manier te poetsen;
- niet vaker dan driemaal per dag een tussendoortje te gebruiken.
Het verteringsstelsel
[bewerken]- Mondholte met gebit en speekselklieren.
- Functie gebit: het voedsel in kleine stukjes verdelen (kauwen), zodat het beter in te slikken is. Ook wordt het oppervlak van het voedsel vergroot, zodat enzymen op een groter oppervlak kunnen inwerken.
- Functie speekselklieren: speeksel produceren.
- Slokdarm.
- Functie: het voedsel verplaatsen van de keelholte naar de maag.
- Maag.
- Functie: het voedsel tijdelijk opslaan.
- Maagportier: kringspier die de maag afsluit.
- Maagsapklieren produceren maagsap.
- Lever.
- Functie: gal produceren.
- Gal wordt tijdelijk opgeslagen in de galblaas en afgevoerd via de galbuis.
- Alvleesklier.
- Functie: alvleessap produceren.
- Twaalfvingerige darm.
- Functie: gal en alvleessap vermengen met de voedselbrij.
- Dunne darm.
- Functie: voedingsstoffen, verteringsproducten en water opnemen in het bloed.
- Door darmplooien en darmvlokken heeft de wand een groot oppervlak. De darmvlokken bevatten veel bloedvaten.
- Darmsapklieren produceren darmsap.
- Blindedarm met wormvormig aanhangsel.
- Bij blindedarmontsteking is het wormvormig aanhangsel ontstoken.
- Dikke darm.
- Functie: water onttrekken aan de brij van onverteerde voedselresten, die daardoor wordt ingedikt. Het water wordt opgenomen in het bloed.
- Bij diarree wordt in de dunne darm en in de dikke darm onvoldoende water in het bloed opgenomen.
- Endeldarm.
- Functie: verzamelen en tijdelijk opslaan van onverteerde voedselresten (ontlasting).
- Anus: kringspier die de endeldarm afsluit.
Verteringssappen
[bewerken]- Speeksel: water, slijm en een enzym.
- Functie slijm: de glijbaarheid van het voedsel verhogen.
- Functie enzym: zetmeel voor een deel verteren.
- Maagsap: water, zoutzuur en een enzym.
- Functie zoutzuur: bacteriën in het voedsel doden.
- Functie enzym: eiwitten voor een deel verteren.
- Gal: bevat geen enzym.
- Functie: vetten emulgeren (grote vetdruppels verdelen in kleine vetdruppeltjes), zodat de vetten beter bereikbaar zijn voor enzymen.
- Alvleessap: bevat verschillende enzymen.
- Functie: eiwitten, koolhydraten en vetten verteren.
- Darmsap: bevat verschillende enzymen.
- Functie: de vertering van eiwitten en koolhydraten afmaken.