Nederlands/Ei of ij

Uit Wikibooks
Eerste hulp bij Nederlands
Eerste hulp bij Nederlands
Eerste hulp bij Nederlands
Eerste hulp bij Nederlands



Woorden die geschreven worden met ei of ij moet je eigenlijk vanbuiten leren. Je hoort immers geen verschil. Toch zijn er woorden waarbij je door hun herkomst kan voorspellen of het met ij of ei geschreven moet worden, maar dat is omslachtiger dan het vanbuiten leren van de correcte schrijfwijze.

Moeilijker wordt het voor woorden die soms met ij en soms ei geschreven worden. Hier moet je weten welke betekenis bij de schrijfwijze hoort. Enkel een woordenboek kan raad geven. Je hoort ook deze woorden met hun betekenis echter vanbuiten te leren.

Enkele voorbeelden.

wij - wei
wij = persoonlijk voornaamwoord, eerste persoon meervoud, onderwerpsvorm.
wei = weide waarin dieren grazen
wijde - weide
wijde = brede: een trui met wijde halsopening
weide = wei waarin dieren grazen
mij - mei
mij = persoonlijk voornaamwoord, eerste persoon enkelvoud, voorwerpsvorm.
mei = de maand mei
zij - zei
zij = persoonlijk voornaamwoord, vrouwelijk derde persoon enkelvoud en derde persoon meervoud, onderwerpsvorm.
zei = zeggen, ik zei iets doms
hij - hei
hij = persoonlijk voornaamwoord, mannelijk derde persoon enkelvoud, onderwerpsvorm.
hei = heide: een landstreek met struiken en zand, ook een plantje dat op de heide groeit
ijs - eis
ijs = bevroren water, ook: ijsje om te eten
eis = eisen, ik eis dat je komt
pijl - peil
pijl = pijl en boog
peil = peilen, hij peilt naar de hoogte van het water (waterpeil)
feit - fijt
feit = iets dat vaststaat: de politie bekeek alle feiten, het is in feite ok
fijt = een ziekte aan de vingers: de oude mannen hadden al jaren last van het fijt
bereiden - berijden
bereiden = moeder bereidt pannenkoeken
berijden = Lisa berijdt het paard (paardrijden)
leiden - lijden
leiden = aanvoeren of sturen: dhr. Janssen leidt een bedrijf, de gids leidt de groep door het museum
lijden = afzien: de jongeren lijden onder de examens
reist - rijst
reist = vervoegde vorm van reizen: hij reist = hij gaat op reis
rijst = vervoegde vorm van rijzen en ook een voedingsmiddel: de zon rijst elke dag, in de Chinese keuken gebruikt men veel rijst
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.