Maatschappijleer/Onderwijsvisie

Uit Wikibooks

Onlosmakelijk verbonden[bewerken]

Over het belang van zelfstandigheid binnen een krachtige leeromgeving

Inclusief knopen en bandjes[bewerken]

Onderwijs gaat over leren. Maar wat is leren? Bij leren wordt vaak gelijk gedacht aan het instituut school, maar ook buiten school wordt veel geleerd. In deze inleiding geef ik een algemene beschrijving van wat leren is en de rol van onderwijs hierin.

De kippenjongen[bewerken]

Aan het begin van een mensenleven staat de ontwikkeling en het leren bedienen van het lichaam centraal. Leren gaat dan vooral over vaardigheden als kauwen, grijpen, klauteren, klimmen, lopen en later meer complexe handelingen. Daarnaast leert een kind in de beginfase ook vaardigheden die cultureel gebonden zijn: taal, lichamelijke verzorging, regels, (netjes) eten, etc.

De meeste kinderen in Nederland kunnen zich zelfstandig aankleden als ze vijf jaar zijn (inclusief knopen en bandjes). Kinderen leren dit door nabootsing van en begeleiding door mensen in de omgeving. Ouders zijn hier grotendeels verantwoordelijk voor. Kinderen zijn leerplichtig vanaf vijf jaar maar geadviseerd wordt om al met vier jaar al met school te beginnen en dit is ook waar ouders meestal voor kiezen.

Op school wordt gericht gewerkt aan het opbouwen van kennis, vaardigheden en attitudes (houdingen). Leren wordt een formele en intentionele activiteit waarbij specialisten optreden die het opgroeiende kind met behulp van materialen, structuren en communicatie(technieken) stap voor stap bepaalde kennis, vaardigheden en attitudes proberen bij te brengen (Jolles, 2016). Dit gaat alles behalve vanzelf. Kinderen die onder uitzonderlijke omstandigheden opgroeien of verwaarloosd/geïsoleerd worden, leren vaak niet de vaardigheden die we als normaal beschouwen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het verhaal van Sujit Kumar. Een jongen uit Fiji die een groot deel van zijn jonge jaren was mishandeld en veel in een kippenhok doorbracht. Hij heeft in plaats van zich te leren gedragen als mens, kippengedrag overgenomen en was bijvoorbeeld niet in staat om te lopen. En eenmaal opgegroeid, lukt het bijna niet meer om deze vaardigheden alsnog te leren. (Sitskoorn, 2011). Maar ook bij een gezonde ontwikkeling zijn er nog voldoende obstakels en zijn er (grote) individuele verschillen in de manier waarop men leert en ontwikkelt. Opvoeders en onderwijzers zijn er om dit proces te begeleiden en verzorgen.

Worden wie je bent[bewerken]

In het voortgezet onderwijs vindt leren plaats in een bepaalde fysieke en sociale omgeving waarbij naast motorische en sociale vaardigheden het geheugen en denkvaardigheden een centrale rol spelen. Leerlingen leren in het voortgezet onderwijs meer complexe motorische en sociale vaardigheden dan in het basisonderwijs en krijgen steeds beter vat op de leefomgeving door te oefenen met kennis en vaardigheden. Daarnaast vinden we het belangrijk dat jonge mensen in deze fase beginnen met het ontwikkelen van een eigen identiteit zodat zij later verantwoording kunnen dragen en zichzelf staande kunnen houden in een veranderende samenleving.

Over de ontwikkeling van de menselijke identiteit zijn veel uiteenlopende dingen gezegd en geschreven. Genetische factoren spelen een grote rol in de aanleg van gedrag. Dit blijkt onder andere uit tweelingenstudies. Ook is de identiteitsontwikkeling is sterk afhankelijk van wat er vanuit de (sociale) omgeving wordt aangereikt. Het gezin en de school spelen hierin een centrale rol. Over de relatie tussen beide zegt Jolles in Het tienerbrein het volgende:

“De genen zorgen voor de aanleg van de hersenen en de uitgroei ervan binnen genetisch vastgelegde mogelijkheden. Maar het is de omgeving die de richting en de efficiëntie van die uitgroei bepaalt … en daarmee de ontplooiing van het individu” (p. 77,78).

In de samenleving hechten we naast de persoonlijke ontwikkeling waarde aan een brede algemene ontwikkeling en een zekere mate van aanpassing en participatie. Naast taal en rekenen krijgen leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs schoolvakken die ingrijpen in de beeldvorming van jonge mensen. Verder willen we graag dat zij tijdens het opgroeien gaan reflecteren en keuzes kunnen maken voor een vervolgstudie, werk en het leven in de maatschappij. Onderwijs moet de opgroeiende mens dus handvatten geven om zichzelf en de omgeving beter te begrijpen en te beheersen. Dit gebeurt niet alleen op school. Maar kinderen en adolescenten (en volwassenen) brengen er veel tijd door. Plus dat er in het onderwijs gericht en planmatig wordt gewerkt. Hoe dan ook, de schoolomgeving speelt een hoofdrol in ‘het worden wie je bent’. Maslow schrijft hierover het volgende:

“Education is learning to grow, learning what to grow toward, learning what is good and bad, learning what is desirable and undesirable, learning what to choose and what not to choose.” (uit: The farther reaches of human nature, 1971)

In hoofdstuk 4 paragraaf 3 ga ik verder in op relatie tussen socialisatie en individualisatie. In het volgende hoofdstuk ga ik in dieper in op de achtergrond van mijn onderwijsvisie, welke leerinhoud volgens mij belangrijk is binnen de geschetste context en wat de rol is van de maatschappijvakken in het onderwijs.

Taaltechniek[bewerken]

Mijn visie op onderwijs hangt samen het idee dat mensen in de loop van de geschiedenis binnen samenlevingen en culturen steeds nieuwe technieken zijn gaan gebruiken die het alledaagse leven hebben veranderd. Daarmee hebben zij steeds bewust of onbewust de manier van samenleven een bepaalde kant gestuurd en de basis gelegd voor de wijze waarop waarop we nu samenleven en hoe er naar de wereld en het bestaan gekeken wordt.

De mensen van nu verschillen volgens mij niet wezenlijk van de mensen die 10.000 jaar geleden aan het begin de Neolithische revolutie ontdekten hoe gewassen gecultiveerd konden worden. Op en evolutionaire tijdschaal is de opbouw en werking van de hersenen in deze periode nauwelijks veranderd. Maar de specifieke omstandigheden waaronder de neolithische mens opgroeide, maakte dat deze anders samenleefde, zich op een andere manier ontwikkelde en andere denkbeelden had dan de huidige mens.

We vergeten gemakkelijk hoezeer techniek met onze manier van samenleven verweven is. Paul Peter Verbeek beschrijft in Op de vleugels van Icarus dat je bijvoorbeeld ook taal als een techniek kunt zien: iets waarmee je jezelf en de omgeving kunt bedienen. Uit het voorbeeld van Sujit Kumar hoe belangrijk taal is en hoe lastig het is als je deze basistechniek niet beheerst.

Voor een groot deel gaat onderwijs over het leren beheersen van de omgeving. Jonge mensen moeten ‘zich thuis gaan voelen’ in de werkelijkheid van alledag; ze moeten ermee overweg kunnen. De sociale en symbolische (taal) structuren van de huidige cultuur worden geleidelijk onderdeel van de persoonlijke cultuur (enculturatie) waarin een balans bestaat tussen aanpassing en ontplooiing. Tijdens de midden- en late adolescentie staat volgens onderwijskundigen de ontwikkeling van het (kritische) denkvermogen centraal als basis voor een evenwichtige beeldvorming van waaruit overwogen keuzes gemaakt kunnen in een vaak nog ongrijpbare wereld. In dit essay ga ik in op welke leer-/lesinhoud volgens mij bijdraagt aan deze ontwikkeling.

Wat mag je niet missen?[bewerken]

Je leert op school als het goed is de basisvaardigheden die nodig zijn om je te kunnen redden in het dagelijks leven om een bijdrage te kunnen leveren aan deze samenleving; zaken die voorwaarde zijn voor een zelfstandig en sociaal zelf.

Veel van deze vaardigheden zijn vakoverstijgend. In Het Tienerbrein beschrijf Jolles hoe sterk het leerproces afhankelijk is van de mate waarin mensen hun impulsen leren beheersen, prikkels op een geordende manier leren verwerken en het geheugen op een effectieve manier inzetten (p. 51). Dit is iets wat wel op school aan de orde komt, maar voor een groot deel gewoon geleerd wordt binnen het gezin en de familie, met vrienden op de sportclub en door mensen in de openbare ruimte en via (sociale) media.

Op de middelbare school wordt nog steeds geoefend met de genoemde vaardigheden maar ook veel kennis overgedragen. De leerkracht is in veel gevallen iemand die vertelt, voorbeelden geeft, bevraagt en de leerlingen laat oefenen. Hierbij staan begrippen als veiligheid, rust, regelmaat, humor, duidelijkheid, empathie etc. centraal. Hoewel het lastig is om precies te beschrijven wat een goede leerkracht (of les) is, en er veel verschillende onderwijsvormen bestaan, is er brede consensus over de basisvoorwaarden voor onderwijs.

Daarnaast vinden we van bepaalde vaardigheden en kennisinhoud dat het voor iedereen (op een bepaald niveau) belangrijk is om te kunnen of weten. Deze inhoud staat omschreven in de de doelen voor elk vak of leergebied (zie bijlage 1).

Onttoveren[bewerken]

Wat is nu precies de rol van de schoolvakken maatschappijleer/maatschappijkunde en burgerschap? Welke kennis vinden we belangrijk en wat maakt ze belangrijk?

Zoals gesteld is de rol van onderwijs het aanleren van vaardigheden, kennis en houdingen zodat leerlingen grip krijgen op zichzelf en de omgeving. Omdat we deze kennis en vaardigheden hebben verdeeld over de verschillende schoolvakken, ziet een les maatschappijleer ziet er (heel) anders dan een les natuurkunde, Engels of metaalbewerking.

De natuurkunde bijvoorbeeld, heeft als onderwerp de werking van materie, straling en energie en oefent met de leerlingen de wetenschappelijke methode en het denken in modellen. Vastomlijnde experimenten en gerichte metingen schetsen een beeld van een beheersbare wereld.

In de maatschappijleer/maatschappijkunde en burgerschap kijken we naar de organisatie van samenleven en menselijk gedrag. We hebben het over actuele problematiek en de dilemma’s die deze opleveren. Daarbij wordt gekeken naar ethische/morele en filosofische vraagstukken. Een heel ander verhaal, maar er zijn ook overeenkomsten te vinden.

De rol van alle maatschappijvakken is volgens mij vooral: het oefenen van het onderscheidings- en beoordelingsvermogen ten aanzien van wat er in de samenleving leeft en speelt. Vooral informerend van aard, maar wel met een duidelijke structuur en aanpak die afgestemd is op de ontwikkeling van leerlingen.

In de maatschappijvakken leren we aan leerlingen hoe problemen op een praktische en rationele manier aangepakt kunnen worden. Max Weber noemde dit in 1917 ‘het onttoveren de wereld’: het magisch bewustzijn maakt langzaam plaats voor rationeel denken. Andersom gesteld: in een onttoverde wereld heb je aangrijpingspunten en gereedschappen nodig om vanuit redelijke overwegingen naar de omgeving te kijken. Het aanreiken van die hulpmiddelen is volgens mij de rol van het schoolvak.

In het volgende hoofdstuk ga ik in op maatschappijonderwijs in relatie tot beschaving en het verzelfstandigen van leerlingen. Wat is daar de opdracht?

Get a grip[bewerken]

Hoewel onderwijs veel maatschappelijke problematiek niet op kan lossen, speelt onderwijs wel een sturende rol in het leven van jonge mensen. Het opdoen van kennis en vaardigheden helpt hen grip te krijgen op de wereld en zichzelf. De maatschappijvakken spelen hierin een rol. Wat is de belangrijkste bijdrage van de maatschappijleer, -kunde en burgerschap? Wat vinden we dat opgroeiende mensen moeten weten en kunnen? En hoe maakt dit het leven van mensen individueel en de samenleving als geheel beter? En hoe beoordelen we wat beter is? In de volgende paragrafen geef ik een beschrijving van mijn antwoord op deze vragen binnen de kaders van het onderwijs in Nederland anno 2018.

Aansluiten bij zelfstandigheid[bewerken]

Onderwijs en politiek hebben veel met elkaar te maken. Onderwijs geeft mede vorm, inhoud en kleur aan de ontwikkeling van toekomstige, bestuurders, (volks)vertegenwoordigers en natuurlijk (stemgerechtigde) burgers. Ook is de politiek van grote invloed op het onderwijs. Het Ministerie van OCW streeft naar goed onderwijs, voldoende voorbereiding op zelfstandigheid en verantwoordelijkheid en cultuurbeleving voor iedereen.

De inhoud van de maatschappijvakken sluit denk ik voor een deel direct aan bij de missie van het Ministerie van OCW. Ook de doelstellingen komen overeen als het bijvoorbeeld gaat om informatie naar waarde kunnen schatten, het kunnen nadenken over hoe eigen opvattingen en denkbeelden tot stand komen of het belang van cultuuroverdracht.

In de maatschappijvakken kan uit vele onderwerpen worden gekozen om een les op te maken en wat in deze keuze leidend moet zijn, bespreek ik in de volgende paragraaf. Daaraan voorafgaand wil ik benoemen dat lesinhoud zoveel mogelijk moet aansluiten de ontwikkeling waarin de leerling zich bevindt als het gaat om het bevorderen van zelfstandigheid. Vygotsky beschrijft hoe je als leerkracht kan aansluiten bij datgene wat een leerling reeds zelfstandig beheerst (de actuele ontwikkeling) en die uitdaagt de volgende stap te zetten (de naaste ontwikkeling). In het gebied daartussen begeeft de leerkracht zicht en coacht de leerling. (Van der Veen & van der Wal, 2008, p. 113)

Keuzestress[bewerken]

De veelheid van onderwerpen binnen de maatschappijvakken maakt kiezen soms lastig. Wat zijn de ‘belangrijkste’ onderwerpen? Daarnaast is de invulling van ieder onderwerp is sterk afhankelijk van de manier waarop er naar een probleem of samenhang wordt gekeken. Welke benaderingswijzen of invalshoeken komen aan bod?

In de maatschappijleer en -kunde in het vmbo moet de inhoud denk ik vooral gaan over:

de ontwikkeling van samenlevings- en bestuursvormen in het verleden en hoe we gekomen zijn waar we nu zijn (vanuit maatschappelijk perspectief); hoe men vroeger samenleefde; hoe we tegenwoordig samenleven en wat er op het moment in de samenleving speelt; kijken naar de eigen ontwikkeling en de omgeving.

En in het mbo bij burgerschap:

maatschappelijke problematiek analyseren, de werking van de politieke en sociale instituties van ons land, europa en de wereld en internationale betrekkingen; hoe je op een gebalanceerde manier om kunt gaan met het dagelijks leven (informatie, media, communicatie, werk, stemmen, regels, relaties, planning, stress, vrije tijd, etc.) welke factoren van invloed zijn op de keuzes die je maakt.

Op deze manier komen in het vmbo komen vooral de grote lijnen voorbij en in het mbo de specifieke invulling. Op het vmbo kan door exemplarisch te werken best een lastig politiek probleem aan de orde worden gesteld, maar dit mag volgens mij niet te abstract worden. Het gaat hier om het totaalplaatje, het grote verhaal. In het mbo kunnen de details worden ingekleurd.

Deze overweging komt voort uit het feit dat de midden-adolescent (15 - 17 jaar) over het algemeen weinig of nog niet bezig is met langetermijn-keuzes of -beslissingen en vooral de eigen gevoelens en gedachten centraal stelt. Terwijl de late adolescent zelfreflectie en overzicht ontwikkelt, meer vooruit kijkt en zich beter in kan leven (Jolles 2016, p100-119).

Leerlingen in het vmbo hebben houvast aan grote ideeën en voorbeelden. Door anderen te observeren en in het sociale te experimenteren, ontwikkelen ze een eigen identiteit. De late(re) adolescent is beter in staat zich langer met een specifiek onderwerp of probleem bezig te houden en dieper op het onderwerp in te gaan.

Op het mbo kan aandacht besteed worden aan meer ingewikkelde maatschappelijke problematiek, actualiteit, reflecteren, mening vormen en keuzes maken. Op deze leeftijd sluiten lessen over bijvoorbeeld stemmen ook beter aan bij de belevingswereld.

Toekomstbestendigheid[bewerken]

In het computerspel Civilization uit 1991 is het de bedoeling om een rijk op te bouwen en dit te managen. Manschappen worden op ontdekkingsreis gestuurd en er worden oorlogen voorbereid en gevoerd. Ook moet de speler politieke keuzes maken, geldstromen beheren en voor banen zorgen. Hoe lastig het in werkelijkheid is om een beschaving op te bouwen, gaande te houden en te verbeteren, wordt door Elon Musk benadrukt in een gesprek met Chris Anderson van TED. Technieken om bijvoorbeeld ziektes te genezen, worden alleen beter als heel veel mensen daar heel hard voor werken. Onderzoek en het ontwikkelen van nieuwe werkwijzen en technieken kost veel tijd en geld en dit vereist continue aandacht.

Dat wat over een periode van eeuwen stap voor stap is opgebouwd en waardoor we nu in relatief grote welvaart leven, moet continu worden onderhouden, bijgesteld en aangepast. Wat betekent dit voor de toekomst?

Raymond Kurzweil, Amerikaans computerwetenschapper, uitvinder en futurist, schetst hoe de aard en verdeling van het soort werk wat er voor mensen bestaat, in de afgelopen eeuwen ingrijpend is veranderd door de ontwikkeling van bijvoorbeeld het weefgetouw of de stoommachine. En dat nu met de komst van internet en moderne media is dit in een stroomversnelling gekomen. Kurzweil voorspelt dat dit de komende decennia nog flink doorzet vanwege de enorme snelheid waarmee nieuwe informatie- en communicatietechnologieën worden ontwikkeld en dat dit zal volgens hem leiden tot een verdere integratie van (intelligente) computersystemen in de samenleving en ons persoonlijke leven.

Kortom: leerlingen groeien op in een samenleving die continu verandert. In de maatschappij vakken kunnen we denk ik een bijdrage leveren aan de ‘toekomstbestendigheid’ van leerlingen. Door bijvoorbeeld de blik op actuele problematiek te richten en ons afvragen: wat als? En manieren te onderzoeken welke belangen(tegenstellingen) een rol spelen. Vergelijkend kunnen we kijken naar hoe oude waarden langzaam veranderen in nieuwe en naar verschillen tussen culturen, groepen en individuen en waar deze verschillen vandaan komen. Maar daarnaast zal moet er ook worden geoefend (en geëxperimenteerd). In een klaslokaal gaat dit redelijk, maar daarnaast zijn andere vormen denkbaar. Hierover gaat de volgende paragraaf.

Verdere verzelfstandiging[bewerken]

Leerlingen moeten tegenwoordig veel weten over uiteenlopende onderwerpen en het is niet zo dat parate kennis minder belangrijk wordt omdat we alles kunnen Googlen. Maar nieuwe technieken kunnen denk ik wel helpen bij de manier waarop we leren, werken en leven.

In Onderwijs in tijden van digitalisering beschrijven Jurjen van der Helden, Inge Molenaar en Harold Bekkering hoe adaptieve onderwijstechnologie de leerweg beter kan laten aansluiten bij de leerling. Bijvoorbeeld door middel van directe terugkoppeling, oefeningen die aansluiten bij het niveau en het geven van inzicht in de eigen voortgang. Hersenfysiologisch onderzoek wijst uit dat leren minder energie kost naarmate beter aangesloten wordt op het individuele model van de wereld van elke leerling (Verbrugge en Baardewijk, 2017).

Ik hoop dat dergelijke systemen een deel van de kennisoverdracht op zich gaan nemen waardoor op school meer tijd komt voor het ‘echte werk’. Zelf zou ik bijvoorbeeld graag meer tijd hebben om te de aangereikte begrippen, gedachten en ideeën meer beleefbaar te maken. Dit kan nu deels al in het klaslokaal door werk- en spelvormen in de les te gebruiken, een onderwijsleergesprek te begeleiden of door (kleine) onderzoeken te verrichten. Maar een bezoek aan de rechtbank of de Tweede Kamer maakt meer indruk heb ik gemerkt. En het zou denk ik goed zijn als het daar niet bij blijft maar dat leerlingen vaker de mogelijkheid hebben om de onderdelen en werkingsmechanismen van de samenleving van dichtbij te bekijken. Reële context biedt stevige aangrijpingspunten voor het theoretische kader in de lessen. Ook zie ik taalsteun als middel om leerlingen zelfstandiger te maken. Of in elk geval dat leerlingen gericht begrippen in een passende context aangereikt krijgen. Wat deze context volgens mij moet zijn bij het vak Burgerschap in het mbo bespreek ik in het volgende hoofdstuk.

De doe-democratie[bewerken]

In mijn onderwijscarrière heb ik vooral lesgegeven in de bovenbouw van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Pas de laatste vijf jaar geef ik actief les in het vak maatschappijleer in de bovenbouw van het vmbo, havo en vwo. Met burgerschap heb ik helemaal geen ervaring. Wat ik weet van het vak komt uit lessen, boeken en van verhalen van studiegenoten. 4.1 De overheid denkt mee We gaan volgens de rijksoverheid langzaam toe naar een doe-democratie waarin actieve burgers zelf zorgen voor oplossingen en de overheid met hen meedenkt of een ondersteunende rol heeft. Ook de lessen op het mbo moeten hier een bijdrage aan leveren.

De kwalificatie-eisen zoals ze nu zijn opgesteld, geven mijns inziens geen duidelijk kader. De leerdoelen en onderwerpen zijn van algemene aard en verdeeld over vier dimensies. Veel daarvan bouwen voort op wat tijdens de lessen maatschappijleer/-kunde in het vmbo behandeld is. Vanaf schooljaar 2015 - 2016 wordt van scholen verwacht dat zij ook aandacht schenken aan kritische denkvaardigheden en mensenrechten. De mbo-raad heeft doet handreikingen over de mogelijke invulling van lessen en geeft voorbeelden. Kritische denkvaardigheden lijken me belangrijk. Iets wat zeker een plek moet krijgen in de lespraktijk van het mbo. Maar hoe ziet dit er concreet uit? Een referentiekader voor kritische denkvaardigheden zoals dat er is voor de talen zou daarbij handig zijn: gecategoriseerd en in oplopende graad van beheersing.

Ik schetste eerder hoe er in het mbo ruimte moet zijn voor het inkleuren van algemene kennis- en basisvaardigheden en het werken aan structureren en plannen: ofwel het verder verzelfstandigen van de leerlingen. Lessen over hoe waarden, belangen, keuzes, afwegingen, etc. een rol spelen in het dagelijks handelen, wat je plek is binnen de samenleving en hoe je daar meer om gaat binnen een levendige context, lijken hiervan een essentieel onderdeel.

Onbedoelde gevolgen[bewerken]

Is onderwijs überhaupt in staat is om maatschappelijke vraagstukken op te pakken? In deze sluit ik mij aan bij Fergusons idee van onbedoelde gevolgen: binnen netwerken is het erg lastig om te sturen. Ik denk dat Burgerschap op het mbo misschien wel in staat is om leerlingen te helpen hun leven en werk te ordenen maar ik geloof niet dat er bepaalde maatschappelijke problematiek via het mbo kan worden opgelost.

En in hoeverre kunnen (en willen) we ervoor zorgen dat jongeren ‘actieve burgers’ worden? Betekent dit dat we inzetten op socialisatie of vinden is dat juist dat iemand zich in vrijheid kan ontwikkelen? Rob Wijnberg beschrijft in een artikel in het NRC: Wat is eigenlijk het belangrijkste doel van onderwijs? de spanning tussen socialiseren (waarheid) en individualiseren (vrijheid). Hij vertelt hoe volgens filosoof Richard Rorty socialisatie noodzakelijkerwijs vooraf gaat aan individualisering. Als er in het basis- en voortgezet onderwijs gesocialiseerd wordt, kunnen leerlingen zich in het hoger onderwijs en universiteit individualiseren. Door te vroeg de nadruk te leggen op individualisering zou men onzekere en zelfs asociale jongeren kunnen kweken.

Dit probleem kun je volgens mij omzeilen door op tijd te beginnen met het verzelfstandigen van leerlingen in hun leerproces: handvatten bieden in de vorm van taalsteun, reële context en lesinhoud die tot de verbeelding spreekt. Als dit op het vmbo nog niet helemaal ‘gelukt’ is, zal er op het mbo tijd en ruimte moeten zijn om dit door te oefenen.

En misschien dat lessen over gezondheidsrisico's, arbeidsverhoudingen, de Europese Unie, of culturele verscheidenheid kunnen bijdragen aan een toekomst met actieve burgers die zelf zorgen voor oplossingen in onze doe-democratie. Maar persoonlijk heb ik meer vertrouwen in wat de techniek ons nog gaat brengen op dat gebied.

Een pragmatische aanpak[bewerken]

Met de ontwikkeling van nieuwe technieken kunnen we de komende decennia denk ik veel veranderingen in het arbeidsproces maar ook in het onderwijs verwachten. Nieuwe informatie- en communicatiesystemen kunnen een positieve bijdrage leveren aan het leveren van bijvoorbeeld maatwerk.

Technologisme (de opvatting dat de technologie de oplossing heeft voor de meeste maatschappelijke vragen) lijkt me te eenzijdig. Begeleiding en sturing door vakdocenten met kennis van zaken, gevoel voor de eigenheden en wensen van jonge mensen en het contact met peers in een omgeving waarin gericht aan leer- en ontwikkelingsdoelen wordt gewerkt, blijft de kern van ons onderwijs.

Het idee van werken met ‘krachtige leeromgevingen’ waarin leren wordt gezien als een constructieproces spreekt me aan vanwege de pragmatische benadering: een goede of inspirerende leeromgeving maakt dat leerlingen graag (of met minder tegenzin) leren. Er is veel mogelijk in de voorwaardensfeer: een rijke en realistische omgeving. Duidelijk lesmateriaal met uitdagende opdrachten die aansluiten bij de leefwereld en het ontwikkelingsperspectief van leerlingen, met de mogelijkheid om zelf sturing te geven aan het leerproces (Van der Veen & van der Wal, 2008, p. 113). Zoals eerder aangegeven valt volgens mij hier nog wel wat te halen. Misschien wel juist in de maatschappijvakken.

Als we terug gaan naar de Neolithische mens en vooruitspoelen naar het heden, dan valt op dat volkeren zich op heel verschillende manieren hebben ontwikkeld. Deze verschillen zijn volgens Jared Diamond ontstaan doordat men zich ontwikkelde in een omgeving met gunstige en minder gunstige factoren, en niet omdat zij wezenlijk verschilden (Diamond, 1999, p. 25). Op school hebben we niet met hele volken maar met individuen te maken die onderling erg verschillen. Maar een inspirerende, uitdagende en misschien wel gezondmakende leeromgeving, is voorwaarde.


Samengevat[bewerken]

  • Basisvaardigheden (taal, ordenen, impulsbeheersing) vormen een essentiële voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling naar zelfstandigheid.
  • Maatschappijvakken dragen bij aan het vormen van een onderbouwde mening, gewogen besluiten en een stukje toekomstbestendigheid.
  • De rol van de leerkracht blijft belangrijk: In de les moet rekening worden gehouden met de (persoonlijke) ontwikkeling en leerstrategie en belevingswereld.
  • Leeromgeving is van grote invloed: informatie- en communicatietechnologieën bieden mogelijkheden voor de toekomst.

Bronvermelding[bewerken]

Boeken

  • Sitskoorn, M. (2011). Het maakbare brein. Amsterdam, Nederland: Prometheus.
  • Maslow, A. H. (1971). The farther reaches of human nature. Arkana/Penguin Books.
  • Verbeek, P. P. (2014). Op de vleugels van Icarus: hoe techniek en moraal met elkaar meebewegen. Lemniscaat.
  • Verbrugge, A., & Baardewijk, J. van. (2017). Onderwijs in tijden van digitalisering. Amsterdam, Nederland: Boom uitgevers Amsterdam.
  • Jolles, J. (2016). Het tienerbrein (derde druk). Amsterdam, Nederland: Amsterdam University press.
  • Diamond, J. M. (1999). Guns, Germs, And Steel. The Fates Of Human Societies. New York, Verenigde Staten: Ww Norton & Co.
  • Mok, A. L. (2011). Arbeid, bedrijf en maatschappij (6e ed.). Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff.

Artikelen/online

Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB. (2017, 1 augustus). Geraadpleegd van http://wetten.overheid.nl/BWBR0027963/2017-08-01#Bijlage1

Gebruikt in de colleges

  • Hoek, van der B. LEMM Burgerschapsvorming en de maatschappijvakken (2012), De maatschappelijke taak van het onderwijs.
  • Hoek, van der B. LEMM : Maatschappijleer hoofdzaak (2012). Meedoen alleen is niet genoeg. Een verkenning van de verhouding tussen Maatschappijleer en burgerschapsvorming.
  • Nieuwelink, H. LEMM Burgerschapsvorming en de maatschappijvakken (2012) Empirisch onderzoek naar de mate van burgerschap en de impact van onderwijs.

Bijlage 1[bewerken]

Doelen voor de maatschappijvakken

Voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs heeft het Ministerie van Onderwijs kerndoelen opgesteld. Dit zijn de richtlijnen en minimumeisen voor het onderwijsaanbod. En voor het vak maatschappijleer en maatschappijkunde in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs hebben we een examenprogramma. Het mbo echter, hanteert voor Loopbaan en burgerschap kwalificatie-eisen. Dit is een algemene beschrijving, een soort gewenst profiel van het kennen en kunnen van de jonge burger.

Bijlage 2[bewerken]

Beschrijving van het vak maatschappijleer

Bij een vak als maatschappijleer leer je denken (en spreken/schrijven) in termen van maatschappelijke problematiek, dilemma’s en verschillen tussen groepen en individuen waarbij het innemen van verschillende standpunten ten aanzien van bepaalde waarden, normen, belangen, gewoonten, macht, enzovoorts geoefend wordt.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.