Maatschappijleer/Niet de Kiezer is gek - Tom van der Meer
Voor de Nederlandse democratie
[bewerken]De Nederlandse democratie functioneert uitstekend. Er is wel sprake van een crisis van de gevestigde partijen. Het boek is opgebouwd rond vier stellingen:
- Er is geen crisis van de democratie.
- De verouderde bestuurscultuur sluit niet meer aan op de emancipatie van de kiezer.
- Kiesdrempels, referenda en kiesloterijen verergeren hooguit de bestaande problematiek.
- De bestuurscultuur moet dringend gedemocratiseerd worden.
Wat we missen zijn journalisten en politici die kracht van onze democratie durven uit te dragen.
Crisis van de democratie?
[bewerken]Uit verschillende hoeken wordt het failliet van het Nederlandse politieke systeem aangekondigd. Vaak wordt er (onterecht) naar de burger gewezen: de kiezer zou hiervoor verantwoordelijk zijn. Maar als het Nederlandse bestel wordt vergeleken met het internationale, is er volgens de experts helemaal geen sprake van een democratische crisis.
Vertrouwen is goed, scepsis is beter
[bewerken]Hoewel deskundigen regelmatig beweren dat het vertrouwen in de Nederlandse politiek daalt en lager is dan ooit, laten recente onderzoeken van het CPB zien dat er juist veel vertrouwen is in het functioneren van onze democratie. Het vertrouwen in de politiek is weliswaar lager, maar kan blijkbaar op gespannen voet staan met een volwassen democratie. Je kunt zelfs stellen dat veel nieuwe partijen wantrouwende kiezers alternatieven bieden en betrokken houden: een zeker gebrek aan vertrouwen zit in de democratie ingebakken.
De kiezer is niet gek
[bewerken]In de politiek wordt neerbuigend over de kiezer gesproken. Dit is volkomen onterecht. De kiezer is niet zo onredelijk of wispelturig als wordt gedacht. Ze is juist gaan kiezen tussen reële alternatieven wat hooguit een crisis voor de gevestigde partijen inhoudt.
Het zwakste punt van de Nederlandse democratie: de participatie-elite
[bewerken]De Nederlandse democratie scoort niet goed als het gaat om betrokkenheid bij de politiek. Deze ligt op het Europees gemiddelde. Ook wordt er gemopperd over de opkomstcijfers bij verkiezingen (75-80%), maar die is in veel landen lager. Opvallend is dat aan secundaire verkiezingen (na de afschaffing van de opkomstplicht) veel minder wordt deelgenomen dan aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer.
Ongeveer 280.000 mensen in Nederland is lid van een politieke partij. 10% daarvan is actief en dingt mee naar politieke en hoge bestuurlijke functies. Politiek actieven zijn niet alleen hoog opgeleid maar ook vaker progressief of links.
Aan nieuwe participatievormen neemt vooral de participatie-elite deel. Verkiezingen zijn niet selectief en nog altijd de meest egalitaire vorm van participatie.
De permanente crisis van de democratie
[bewerken]Het beeld van de democratische crisis is hardnekkig en heeft een aantal oorzaken. In de eerste plaats zijn de idealen van de democratie zijn onbereikbaar wat voor onvrede zorgt. Bernard Wientjes spreekt in 2014 van 'een rommeltje'. Maar dit is juist ook de kracht van een democratie. Daarnaast maken we de problemen groter dan ze zijn met weinig perspectief op het verleden (waarin deze problemen ook al waren).
De media zijn de kritische burger (sinds 2002) meer centraal gaan stellen en tenslotte kunnen politici zich door crisisdenken beter profileren. Dit frame maakt burgers vatbaarder voor veranderingen.
Een democratie die het verdient om verdedigd te worden
[bewerken]Wat we missen zijn politici die de kiezer en ons kiesstelsel verdedigen. Onze democratie werkt in heel veel opzichten uitstekend. En de problemen die er zijn, zijn niet democratisch van aard.
Crisis van de gevestigde partijen
[bewerken]Het probleem ligt niet bij de kiezer maar bij politici die nog geen antwoord hebben op de meer sceptische en volatiele kiezer.
De crisis van de gevestigde partijen
[bewerken]Vanzelfsprekendheid verloren
Traditioneel konden de drie grootste partijen (PvdA, CDA en VVD) rekenen op 80% van de stemmen. Inmiddels is ons partijenstelsel ingrijpend veranderd. Wat we met name zien is een neergang van de grote partijen, zij worden niet meer beloond op basis van traditie.
- Kiezers zijn niet meer trouw aan een enkele partij;
- middenpartijen onderscheiden zich steeds minder van elkaar;
- de macht binnen de partijen is steeds verder verschoven naar de fractie.
Marginalisering van de ledenpartij
In 1960 telde het aantal leden 700.000, in 1980 413.000 en in 2016 285.000. Ongeveer 2,2% van de kiesgerechtigden is tegenwoordig lid van een politieke partij en 10% daarvan is actief. Deze club is niet representatief voor de rest van de kiesgerechtigden. Zij behoren vaker tot de participatie-elite van hoogopgeleide, oudere welgestelde mannen.
De financiering van politieke partijen is een groeiend dilemma. De toenemende afhankelijkheid van de staat maakt dat partijen zich vooral richten op electoraal succes op korte termijn.
Bestuurlijke uitdagingen
[bewerken]De functie van politieke partijen (p. 55)
- articulatie, integratie, mobilisatie en representatie van de kiezer;
- selectie van kandidaten voor politieke en bestuurlijke functies;
- formatie van regeringscoalities.
De politisering van het openbaar bestuur
Voor functies in het openbaar bestuur rekruteren politieke partijen bijna uitsluitend uit het actieve ledenbestand van de politieke partijen. Deze politisering van het openbaar bestuur is nieuw en valt uit te leggen, maar wel steeds lastiger en het brengt risico's met zich mee.
De Haagse politiek erkent het probleem dat het steeds moeilijker wordt om politiek lidmaatschap voorwaarde is voor benoeming in een openbare functie. De politieke gekleurdheid van het netwerk aan de top speelt een (te) grote rol. En zolang politieke partijen er geen belang bij hebben, zal dit weinig veranderen.
Onwerkbare coalitievorming
Nederland is verschoven van een oud coalitie model van twee of drie grote partijen waarbij een middenpartij een voortrekkersrol had, via een coalitie langs de flanken, naar een systeem zonder elk van beide.
Schijnoplossingen
[bewerken]Te snel wordt gedacht dat de kiezer onbekwaam is of de politiek onvoldoende democratisch en worden simplistische oplossingen aangedragen. Respectievelijk een stemdiploma, hogere kiesdrempel of gekozen bestuurders, referenda, loterijen en deliberatie (institutional engineering).
Van der Meer bespreekt vier algemene institutionele veranderingen die de afgelopen jaren zijn voorgesteld.
- inperking kiezersinvloed;
- populisme;
- 'salonpolpulisme';
- herindeling partijpolitiek.
Bestuurlijke reflex (p. 70)
[bewerken]De kiezer is wispelturig zijn en daarom moet de partijpolitiek worden versterkt. Deze veranderlijkheid geeft echter meer blijk van emancipatie dan besluiteloosheid. En inperking van de democratie biedt vooral een oplossing voor de crisis van de gevestigde partijen. Drie populaire oplossingen zijn:
- verhoging van de kiesdrempel;
- invoering van een districtenstelsel;
- ontmoediging van afsplitsingen in het parlement.
Kiesdrempel (p. 74)
Dit is een populaire oplossing. Het moet het land beter bestuurbaar maken (ongezonde versnippering en verlamming tegen gaan). Een hogere kiesdrempel zal voor de bestuurbaarheid echter pas werken als deze hoger is dan 10% zodat er een stuk minder partijen over blijven. Daarnaast zijn het de splinterpartijen die op veel fronten hebben gezorgd voor stabiliteit. En een hogere kiesdrempel zal ook niet bijdragen aan het vertrouwen in de politiek.
Eigenlijk het enige argument voor een hogere kiesdrempel is dat veel kleine partijen rommelig over kan komen. Maar van der Meer stelt dat dit inherent is aan democratie.
Districtenstelsels
Het Britse meerderheidsstelsel leidt tot zwakke vertegenwoordiging van de bevolking en bij verkiezingen gaan een hoop stemmen verloren. Ook is het geen vanzelfsprekendheid dat een gemengd kiesstelsel de bestuurbaarheid van het land vergroot. Een belangrijk probleem is dat van overhangmandaten (p. 85).
Afsplitsers
Splitsingen zijn voor veel mensen een doorn in het oog: zand in de machine van de organisatie. Maar ontmoedigingsbeleid lost niet veel op. Wel gaat dit in tegen de Grondwet: afsplitsers doen niets onwettigs (p. 89). Het ontmoedigen van afsplitsingen is ook het ontmoedigen van tegengeluiden. Ook bovenstaande is niet het probleem van de kiezer maar de partijen die hun selectieprocedures beter op orde moeten hebben. En ten slotte biedt een ontmoedigingsbeleid ook geen oplossing voor de bestuurlijke problemen in de politiek.
Populistisch alternatief
[bewerken]Vaak stelt het populisme de volkssoevereiniteit boven rechtsstatelijkheid. Het referendum is daarom een populair instrument.
Het niet-bindend, correctief, raadplegend referendum
Nederland heeft met zijn consensusdemocratie een diep respect voor minderheidsstandpunten waardoor velen het referendum als een paardenmiddel beschouwen. Referenda zijn niet vanzelfsprekend goed voor het vertrouwen van de burger in de politiek maar kunnen wel als correctiemiddel worden ingezet. Responsiviteit in de politiek leidt in Zwitserland tot vertrouwen bij burgers.
De invulling van het referendum laat in Nederland te wensen over (p. 89). Zo is het bijvoorbeeld niet nodig om een opkomstdrempel te hebben als het referendum niet-bindend is. Ook op de inhoud van het debat is veel op te merken als we kijken naar de afgelopen referenda: weinig op de inhoud. Het gevaar bestaat daarnaast dat aan burgers wordt gevraagd zich in te spannen om vervolgens onvoldoende serieus te worden genomen.
Om het referendum een bijdrage te laten zijn, moeten de institutionele strategische dilemma's worden afgeschaft en de inhoud van het debat worden verbeterd. Op die manier is het een nuttige aanvulling op onze representatieve democratie (p.102).
Salonpopulisme
[bewerken]Volgens het salonpopulisme moet de politieke verlamming (het politieke theater) doorbroken worden middels democratische deliberatie.
Loterijdemocratie
Dit houdt in dat een groep gewone burgers willekeurig wordt geselecteerd om zitting te nemen in een politiek lichaam (p. 104). Dit moet een oplossing bieden voor de legitimiteitscrisis en bestuurlijke crisis. De vraag is of loting de eigen idealen wel waar kan maken.
Tijdens de G1000-initiatieven echter in Nederland en België, blijkt de bereidheid van burgers om actief te worden zeer laag. En zelfs als men bereid is om actief deel te nemen aan een parlement of gemeenteraad is de kans dat een burger ergens in zijn leven wordt ingeloot minder dan 0,025%. Dit betekent dit dat de meeste burgers langs de zijlijn blijven staan.
Daarnaast had bij de G1000 vooral de participatie-elite belangstelling. En bij landelijke verkiezingen is de dominantie van deze groep juist het kleinst vanwege de laagdrempeligheid.
Loting creëert ook niet noodzakelijk een goede dwarsdoorsnede van de bevolking. Als er slechts 150 mensen geselecteerd worden in een extra Derde Kamer, kan deze fors afwijken van de bevolking als geheel.
Loting draagt ook niet perse bij aan een toename van vertrouwen. Legitimiteit op basis van een afspiegelingsprincipe is niet vanzelfsprekend. Deliberatie is een welkome aanvulling maar geen oplossing voor de problemen in onze democratie.
Idealisme
[bewerken]Door te fuseren zouden partijen de verlammende fragmentatie tegengaan en burgers duidelijke keuzes bieden. Of door partijen te ontmantelen en nieuwe combinaties te maken. Maar dit kan betekenen dat ht probleem slechts verschoven wordt en de kiezer simpelweg minder alternatieven biedt. De successen van de partijen zullen niet veel hoger zijn (p. 114).
De kiezer zal zelf moeten bepalen hoe hij vertegenwoordigd wil worden. Partijen hebben al ruimte om voor de verkiezingen een pre-electorale coalitie te sluiten. En het is onduidelijk wat de meerwaarde is van fusie boven zo'n stembusakkoord.
Ter verdediging van de Nederlandse democratie
[bewerken]De democratische kracht van Nederland
De kiezer is niet wispelturig maar assertief. Daarnaast overschat men de uitwerking van idealistische alternatieven voor de huidige democratische principes. De ideale democratie is onhaalbaar. Het Nederlandse kiessysteem is niet perfect maar de alternatieven zijn niet beter.
Het eigenbelang achter institutionele proefballonnetjes
Een ingrijpende verandering van ons kiesstelsel ligt niet voor de hand. Verliezende partijen schermen met institutionele veranderingen terwijl de winnaars hier minder belang bij hebben. Veel hiervan kan worden gezien als verkiezingsretoriek. Kleine veranderingen zoals de inperking van rechten van afgesplitste Kamerleden of een ophoging van de kiesdrempel zijn niet ondenkbaar (p. 117).
Naar een nieuwe politieke cultuur
[bewerken]De verouderde spelregels van de Nederlandse politiek
[bewerken]Er zijn geen institutionele hervorming nodig. De gevestigde partijen moeten de oude bestuurscultuur opgeven (karteldemocratie) en nieuwe partijen moeten niet proberen zich in te vechten in dat systeem: we hebben een nieuwe bestuurscultuur nodig.
Hoe nu verder? (p. 124)
[bewerken]1. Democratisch zelfvertrouwen
De representatieve democratie is van nature onaf en is vanzelfsprekend omstreden. Het wezen van de democratie zit in representatie, inclusiviteit en stabiliteit. Politici en journalisten mogen kritisch zijn maar kunnen niet blijven hameren op een politieke vertrouwenscrisis.
2. Politisering: van politiek naar Politiek
Politieke partijen moeten zich weer durven profileren. Pragmatische en technocratische compromissen krijgen betekenis vanuit idealen en inhoudelijke vergezichten. Er is behoefte aan politiek leiderschap: een duidelijk richtinggevend verhaal. Vooralsnog lijkt niemand voorbij de eerstvolgende verkiezingen te kijken.
3. Minderheidsregeringen
Brede meerderheidscoalities met rigide regeerakkoorden zijn niet noodzakelijk. Op lange termijn kan door het vormen van een minderheidsregering in tijden van genivelleerde partijverhoudingen de bestuurbaarheid van het land ondersteund worden, zonder de evenredigheid te schaden (p. 132). Hiervoor is wel een open bestuurscultuur nodig.
4. Stembusakkoorden
Stembusakkoorden komen tegemoet aan de assertieve kiezer, leiden tot duidelijkere keuzeopties en geeft partijen de mogelijkheid zich te profileren. Strategische kiezers zijn geen vaste kiezers en hebben na de verkiezingen vaak snel spijt van hun stem. En stembusakkoorden vragen oppositiepartijen ook om na te denken over een alternatieve coalitie op het moment dat zij om aftreden van de zittende regering roepen.
5. Open bestuurscultuur
Het belang van partijlidmaatschap voor functies in het openbaar bestuur is een selffulfilling prophecy. Functies die niet inherent politiek maar meer bestuurlijk zijn, moeten worden opengesteld voor niet-leden. Het openbaar bestuur moet gedepolitiseerd worden. Er moet actief beleid worden gevoerd om de transparantie van benoeming te vergroten.
Doorbreek de smorende bestuurscultuur
[bewerken]De hindernissen zijn niet institutioneel maar cultureel van aard. Het spel moet anders gespeeld worden. Zolang gevestigde partijen proberen hun greep op de bestuurscultuur te vergroten, zal de crisis van deze partijen aanhouden. Op de lange termijn zal dit links of rechtsom moeten veranderen.