Maatschappijleer/Maatschappijleer 3 vmbo-kgt

Uit Wikibooks

https://nl.wikibooks.org/wiki/Maatschappijleer/Maatschappijleer_3_vmbo-kgt

Overzicht (eerste lessenserie)[bewerken]

Les Thema Hoofdstuk Inhoud Onderwerpen Doelen Opdrachten
1 Wat is maatschappijleer? De samenleving Samenleven - Je hebt anderen nodig - Afspraken maken - Wat leer je bij maatschappijleer?
1/2 Wat is maatschappijleer? Hoe maken we keuzes? Waarden en normen - Belangen - Macht
2 Wat is maatschappijleer? Hoe onderzoek je de samenleving? Wie en welk belang? - Waardoor en waarom? - Wat doen we eraan? - Je mening vormen
3 Jongeren Hoe word je wie je bent? Aangeboren - Cultuur en socialisatie - Waar socialiseer je? - Aangeboren of aangeleerd?
3/4 Jongeren Een leven lang leren Hoe leren we? - Goed of fout gedrag? - Steeds opnieuw aanpassen - Zonder na te denken - Jouw identiteit - Rolgedrag
4 Jongeren Wat is normaal? Je grenzen opzoeken - Normen waarden en verschillen - Groepsnormen - Verschillen met ouders
4/5 Jongeren Bij welke groep hoor je? Groepjes - Een 'klik' hebben - Groepsgevoel - Hoe ontstaat een groepsgevoel? - Ontstaan jongerenculturen - 'Wij' tegenover 'zij'
5 Jongeren Wie heb je nodig? Elkaar nodig hebben - Soorten bindingen - Meestal een combinatie - We zijn afhankelijk van elkaar
6 Politiek Wat is politiek? Wie nemen besluiten? - Besluiten voor iedereen - Democratie
6/7 Politiek Op wie ga je stemmen? Verkiezingen - Links, midden, rechts? - Na de verkiezingen - Compromis
7 Politiek Stromingen in de politiek Drie stromingen - Liberalisme - Sociaal-democratie - Christen-democratie - Niet altijd in één hokje
7/8 Politiek De parlementaire democratie Grondwet - Verkiezingen - Macht van het parlement - Scheiding van machten
8 Politiek Wie bestuurt Nederland? De regering - Het regeerakkoord - Ministers en staatssecretarissen - Ministers werken samen - Wat doet de koning? - Prinsjesdag
8/9 Politiek Het parlement Eerste en Tweede Kamer - Rechten bij de wetgevende taak - Rechten bij de controlerende taak - Coalitie en oppositie
9 Politiek Gemeente en provincie De gemeente - Gemeentepolitiek - Meer taken voor de gemeente - De provincie

Overzicht (tweede lessenserie)[bewerken]

6 Pluriforme samenleving 1 t/m 3
  • Leven tussen verschillende culturen
  • Hoe kijk je tegen anderen aan?
  • Migratie naar Nederland
7 Pluriforme samenleving 4 & 5
  • Integreren is soms lastig
  • Geloven wat je zelf wilt
8 Nederland en de wereld 1 t/m 3
  • Wereldwijd verbonden
  • Problemen zonder grenzen
  • Landen zonder democratie
9 Nederland en de wereld 4 & 5
  • VN en Europese Unie
  • Meer of minder Europese samenwerking?
10 Media 1 t/m 3
  • Media en communicatie
  • Soorten media
  • Nieuws

Lesverloop[bewerken]

Onderstaande indeling is afgestemd op een les van 100 minuten.

Tijd Activiteit
00.00 Aanvang les
00.05 Terugblik op de vorige les
00.10 Vragen naar aanleiding van de vorige les
00.20 Nieuwe lesinhoud
00.30 Opdracht bij de nieuwe lesinhoud
00.45 Klassikaal lezen
00.55 Klassikaal bespreken
01.00 Zelfstudie in groepjes
01.20 Uitwisselen
01.30 Klassikaal evalueren
01.35 Huiswerk
01.40 Einde les

Lesinhoud[bewerken]

Opdracht[bewerken]

Maak een samenvatting van onderdeel hieronder. Schrijf de samenvatting:

  • in correct Nederlands;
  • volledig in eigen woorden;
  • en gebruik tussen de 150 en 250 woorden.

Doe dit door één van de onderdelen in de samenvatting op deze pagina te bewerken. Kies uit de volgende mogelijkheden:

De samenleving Hoe maken we keuzes? Hoe onderzoek je de samenleving? Hoe word je wie je bent? Een leven lang leren
Wat is normaal? Bij welke groep hoor je? Wie heb je nodig? Wat is politiek? Op wie ga je stemmen?
Stromingen in de politiek De parlementaire democratie Wie bestuurt Nederland? Het parlement Gemeente en provincie
Leven tussen verschillende culturen Hoe kijk je tegen anderen aan? Migratie naar Nederland Integreren is soms lastig Geloven wat je zelf wilt
Wereldwijd verbonden Problemen zonder grenzen Landen zonder democratie VN en Europese Unie Meer of minder Europese samenwerking?
Media en communicatie Soorten media Nieuws - -

Samenvatting[bewerken]

Milgram experiment
Takeshita Street, Tokio
Veelgebruikt model voor de visualisatie van een communicatieproces, gebaseerd op het werk van Shannon en Weaver. Links de (af)zender, rechts een ontvanger die een reactie (boogpijl) geeft. Zender, medium en ontvanger zijn ook nodig voor het overbrengen van deze feedback.

Wat is maatschappijleer?[bewerken]

De samenleving[bewerken]

Samenleven is met een groep mensen samen leven hoe klein of hoe groot maakt niet uit. Je past jezelf aan naar de mensen om je heen (je sociale omgeving). Je bent altijd afhankelijk van de mensen om je heen en de samenleving. Je bent zelfs afhankelijk van mensen die je niet kent (bijvoorbeeld eten produceren). Omdat je afhankelijk bent van iedereen om je heen zijn er regels gemaakt. Je hebt 2 soorten regels:

  1. Gedragsregels: Hoe je je moet gedragen tegenover de mensen en respect moet hebben. Meestal pas je dat automatisch toe
  2. Wetten: Aan wetten moet je je houden. Zoals de leerplicht, minimum loon, dat je uitkering krijgt als je niet geschrikt bent voor werk, enz.

Hoe maken we keuzes?[bewerken]

Dit hoofdstuk gaat over hoe we keuzes maken in deze samenleving. Ten eerste, komt het voor een groot gedeelte omdat mensen verschillende dingen belangrijk vinden en andere keuzes maken in het leven. Waarden en normen beïnvloeden keuzes ook voor een groot gedeelte,

  • Waarden zijn principes die je belangrijk vind in het leven.
  • Normen zijn regels over hoe jij en de rest van de samenleving zich moeten gedragen.

Bij de keuzes die mensen maken spelen hun belangen ook een erg grote rol. Met een belang wordt bedoelt iets wat jij het liefst wilt, waar je het meeste nut van in ziet. Het komt ook heel erg vaak voor dat een persoon onder invloed wordt gezet om keuzes te maken, bijvoorbeeld als iemand tegen je zegt "jij komt toch ook zeker wel vanavond?" dan wordt er eerder ja gezegd, omdat sommige mensen het gevoel krijgen dat ze onder druk staan. Hoewel je zelf kan bepalen of je je laat beïnvloeden door een ander, gebeurt het toch heel erg regelmatig.

Hoe onderzoek je de samenleving?[bewerken]

In de samenleving gaan dingen vaak goed, en soms ook niet. Zo gaat er elk weekend wel iets fout met het uitgaan, bijvoorbeeld te veel alcohol en vechtpartijen. Dat is dan ook een voorbeeld van maatschappelijk probleem.

Een maatschappelijk probleem heeft meestal vier kenmerken:

  • veel mensen vinden dat bijvoorbeeld de zorg voor ouderen of het drugs probleem niet goed geregeld is.
  • Veel mensen hebben een verschillende mening over de oorzaak en oplossing.
  • Ook de media speelt mee. De problemen krijgen veel aandacht, denk maar aan de tv, radio, internet en kranten.
  • De overheid moet samen met de burgers en de organisaties de problemen oplossen. Dat betekent dat de politiek zich ermee gaat bemoeien.

Hiermee kun je herkennen of iets een maatschappelijk probleem is. Daarna ga je uitzoeken wat of wie het probleem is en zoek je een oplossing.

Wat doe je er eigenlijk aan? Wij kunnen wat aan die problemen doen maar ook de overheid. Zo bedenkt de overheid maatregelen om de files te voorkomen. Snelwegen worden breeder en de prijzen van de benzine gaat omhoog. Zo laten mensen vaker de auto staan. Wij kunnen natuurlijk ook wat doen. Bijvoorbeeld met de trein gaan, of met de fiets.


om een een goede mening te geven zijn er natuurlijk een paar dingen voor nodig:

  • Je moet de feiten kennen. Maar wat is nou eigenlijk een feit? Een feit is iets wat echt gebeurd is en wat je echt kan bewijzen. Voorbeeld± In de derde krijg je veel meer huiswerk dan in de tweede. Dat is een feit omdat je in een hogere klas zit en het kan bewijzen.
  • Je moet iets van verschillende kanten bekijken. Voorbeeld: twee vrienden hebben ruzie, je vraagt eerst aan de een wat er aan de hand is en dan vraag je het de ander. Dan kan je je mening geveb
  • Je moet argumenten hebben. Dat zijn redenen waarom jij iets vind. Zo begrijpt de ander het ook beter.

Jongeren[bewerken]

Hoe word je wie je bent?[bewerken]

Als je geboren wordt, krijg je een bepaald karakter. Een deel van je karakter is aangeboren eigenschappen die erfelijk bepaald zijn. Vaak is je karakter moeilijk te veranderen. Ze bepalen bijvoorbeeld ook een deel hoe je er uit ziet, kleur van je ogen en natuurlijk je haar kleur.

Heel veel mensen hebben invloed op jouw waarden, normen en je gedrag. Socialisatie begint bij je ouders. Je leert als kind lopen en praten, maar ook dat je niet mag slaan en dat je je speelgoed moet delen.

Op school leer je naast wiskunde en Nederlands ook discipline, zelfstandigheid en samenwerking. Op de sportclub leer je niet alleen de spelregels van de sport, maar ook doorzettingsvermogen en teamgeest. Je belt dus nier vlak voor de wedstrijd als je geen zin hebt. Op je werk moet je prestatie leveren en met anderen samen werken net als school.

Wordt ons gedrag nu meer bepaald door aangeboren of meer door aangeleerde eigenschappen? Deze vraag wordt ook wel het nature-nurture-debat genoemd. Nature staat voor aanleg, nurture betekent opvoeding.

Een leven lang leren[bewerken]

Het proces van socialisatie.

Het gaat ook erg over hoe je socialisatie plaats vind zoals je vader zegt dat je met je mond dicht moet kauwen. Of een klein kind die imitatie gedrag, jongeren hebben vaak imitatiegedrag om bij de groep te horen. Door ervaringen die je mee maakt leer je van alles. bijvoorbeeld als je telefoon kapot gaat ga je er voorzichtiger mee zijn.

En door zelf te experimenteren leer je ook van alles. Vanaf klein weet je ook wat goed en fout is meestal weet je dat ook maar als je wat fout doet dan worden we ook gecontroleerd door mensen om ons heen, dit noemen we sociale controle. mensen in je omgeving letten op hoe je je gedraagt

Je doet ook dingen zonder na te denken zoals aan de rechter kant rijden. Je hebt dit namelijk al zo vaak gedaan dat je het automatisch doet. Dit noemen we internalisatie.

Je identiteit ontwikkel je ook in je socialisatieproces, het wordt allemaal bepaald door bijvoorbeeld:

  • het land waar je woont
  • je geloof
  • je woonplaats

Wat is normaal?[bewerken]

Op jonge leeftijd ga je op zoek naar wie je nou eigenlijk bent. Dat komt voor in de pubertijd, dit is een spannende periode. Je gaat meer nadenken over dingen en je gaat ook je eigen keuzes maken. Je kiest je eigen stijl en je eigen muziek. Veel jongeren experimenteren in de pubertijd, ze gaan dan bijvoorbeeld roken of drinken. Zo leer je je eigen grenzen te bepalen en jezelf beter te leren kennen. Je leert op vroege leeftijd de normen en waarden kennen, wat vind je normaal en wat niet. Want wat voor iemand normaal is kan dat voor een ander raar zijn.

Bij welke groep hoor je?[bewerken]

Dit onderdeel gaat over ... Bij weke groep hoor je? Veel mensen/jongeren hebben een groep waar ze mee afspreken en leuke dingen doen. Bij die mensen heb je het leuk of voel je je prettig het zijn je vrienden en je kan er mee lachen.

Maar hoe leer je deze mensen kennen en vind je ze?
Nou dat kan op veel manieren bij voorbeeld: school,woonplaats,sport,geloof en interesses.
Op school heb je natuurlijk je klasgenoten waar je al een sterke band hebt om dat je elkaar elke dag ziet.
En als je dezelfde interesses hebt, word je ook al snel aangetrokken door elkaar.

Er zijn dus genoeg plekken om mensen te leren kennen en bevriend te worden. Maar je moet natuurlijk ook wel een beetje openstaan voor mensen. Als je er van uit gaat dat iedereen altijd maar naar jou zal komen zal dat niet altijd gebeuren. Op muziekfestivals en feesten heb je ook vaak een goede aansluiting. Om dat iedereen daar voor het zelfde komt als jij.

Wie heb je nodig?[bewerken]

Deze samenvatting gaat over, wie heb je nodig. We zijn allemaal verbonden en afhankelijk want we hebben iedereen op een andere manier nodig in ons leven. Bij je opvoeding heb je je ouders nodig en je vrienden heb je nodig om sociaal te worden, en lessen te leren van situaties die je met ze meemaakt.

  • economische bindingen: Eigenlijk is alles wat je eet, drinkt en gebruikt door andere gemaakt, en al ken je die mensen niet je hebt ze wel nodig. Dat heet economische bindingen.

Een economische binding heb je ook met je ouders want die hebben tot je volwassen bent voor je gezorgd en ze hebben je zakgeld gegeven.

  • kennisbinding: Een kennisbinding heb je met mensen die wat leren bijvoorbeeld op school met je leraar heb je een kennisbinding, maar je hebt ook een kennis binding met een schrijver die je leuk omdat je die gene zijn/haar boeken leuk vind om te lezen.
  • gevoelsbindingen: gevoelsbindingen je kan het ook wel emotioneel verbonden noemen.

Een gevoels verbinding heb je met je vrienden en familie, zonder die mensen gaan we ons ongelukkig voelen.

  • politieke verbinding: Een politieke verbinding gaat over de overheid en dat komt omdat de overheid dingen regelt wat wij niet kunnen regelen. dingen zoals aanslagen en oorlogen met het buitenland. Maar de overheid regelt ook snelwegen. Wij Nederlanders bepalen ook een deel over wat de overheid doet, wij mogen de politici kiezen.


Politiek[bewerken]

Wat is politiek?[bewerken]

In Nederland worden er bepaalde beslissingen genomen zoals: automobilisten mogen alleen handsfree bellen in de auto, anders kunnen ze een boete krijgen. Fietsers mogen wel bellen, appen of muziek luisteren op de fiets. Want mensen vinden dat minder gevaarlijk. Die beslissingen worden genomen door politici. Zij houden zich bezig met politiek en de overheid. Elke dag maken politici beslissingen over Nederland die belangrijk zijn. Vanaf welke leeftijd mag je bijvoorbeeld alcohol drinken en kopen? Moeten snelwegen verbreed worden om files en ongelukken te verkomen? En nog een voorbeeld : wat doen we als er ineens rellen uitbreken. Daar gaan politici dus over.

Politici bedenken maatregelen en nemen namens de bevolking besluiten. Dit noemen we besturen. Als politici het land 'besturen' krijgen ze hulp van ambtenaren. Ambtenaren zijn personen die werken voor de overheid. Wat is een ambtenaar? Bijvoorbeeld een identiteitskaart koop je bij een ambtenaar op het stadhuis. Maar ook politieagenten en leraren zijn ambtenaren.

De overheid bemoeit zich aleen met dingen die van algemeen belang zijn, dat betekent dat ze voor heel veel mensen belangrijk zijn. Bijvoorbeeld de veiligheid op straat, de aanleg en het onderhoud van wegen en dijken, het onderwijs en de gezondheidszorg. Om al dit te kunnen doen is er geld nodig en daarom betalen burgers en bedrijven geld.

Alle mensen in Nederland mogen zelf stemmen voor een nieuwe wet of een probleem in Nederland. Dat heet directe democratie. Directe democratie komt voor in het referendum, dat betekent dat het volk stemt over een belangrijk onderwerp.

Je kan niet iedereen over elke wet mee te laten stemmen in een land met 17 miljoen inwoners, dat is praktisch onmogelijk. De meeste politieke problemen zijn best ingewikkeld en je moet goed nadenken over wat de gevolgen van zo'n wet kunnen zijn waar je op stemt. Daarom kiezen wij politici die namens de mensen besluiten nemen voor Nederland. Zij zijn onze volksvertegenwoordigers. Net als de leden van de Tweede Kamer.

In Nederland moet je belasting betalen. En van dat geld worden de ambtenaren betaald. Maar het belastinggeld wordt ook gebruikt voor de zorg, de bouw van huizen en scholen, de aanleg van wegen en voor bijstandsuitkeringen. Als de overheid te weinig geld heeft voor alle deze zaken, gaan de belastingen omhoog of leent de overheid geld. De overheid kan ook besluiten minder geld uit te geven, dat noemen we bezuinigen.

Op wie ga je stemmen?[bewerken]

Het kiezen van vertegenwoordigers die het land besturen gebeuren door middel van verkiezingen. Vanaf 18 jaar mag jij je stem in het postvakje doen om te laten weten wie jij denkt dat het beste het land kan vertegenwoordigen. We noemen dat actief kiesrecht. Bij verkiezingen proberen de partijen op allerlei manieren stemmen te krijgen. Ze hangen posters op en twitteren om alle aandacht op hun te zetten. Op televisie zie je de hele tijd allerlei debatten van partij leiders die stellingen bespreken. Er zijn ook kanten. Links, midden en rechts. Linkse partijen zijn voor een actieve overheid die het verschil tussen arm en rijk moet verkleinen. zij komen op voor de zwakkeren mensen die minder goed geld verdienen.

LINKS willen bijvoorbeeld:

  1. Betere uitkeringen voor alleenstaande moeders met kinderen.
  2. extra geld voor studenten uit gezinnen met laag inkomen.

De linkse partijen vind je vooral bij de SP, GroenLinks en de PVDA.

RECHTS willen bijvoorbeeld:

  1. Een kleinere overheid.
  2. Burgers moeten zoveel mogelijk voor zichzelf zorgen en niet verwachten dat de overheid alles voor hen regelt.
  3. Ook voor werk en inkomen zijn mensen zelf verantwoordelijk.

De rechtse partijen zijn vooral bij de VVD en de SGP. Maar je hebt ook partijen die niet links maar ook niet rechts zijn. Die partijen zijn CDA, ChristenUnie en D66. Deze partijen noem je middenpartijen. Bijvoorbeeld wil D66 dat we meer duurzame energie gebruiken (links), maar deze partijen vindt ook dat de overheid zo min mogelijk voor de burgers moet regelen. Na de verkiezingen gaat een aantal partijen samen een regering vormen. Zij komen dan met plannen hoe ze Nederland de komende jaren willen besturen.

Stromingen in de politiek[bewerken]

Politiek draait om de vraag hoe wil je dat de samenleving er uit ziet? Moeten mensen voor elkaar opkomen of moeten ze voor zich zelf zorgen.

Je hebt links en je hebt rechts, je wilt liberalisme of een sociaal democratie

Liberalisme: Het hord bij rechts en heeft de waarde vrijheid als uitgangspunt. daarbij maken liberalen onderschijd tussen economische en persoonlijke vrijheid.

Economische Vrijheid: een bedrijf begint op je eigen manier en zo min mogelijk overheid

Persoonlijke Vrijheid: Je mag doen met je lichaam wat je wil en mag bepalen of je wil dat iemand iet met je lichaam doet

Sociaal-democratie: zij vinden dat iedereen het zelfde moet zijn als in rijk en arm.

Christien democratie: denkt veel aan het milieu en hoe de mens met elkaar omgaat

De parlementaire democratie[bewerken]

Wie bestuurt Nederland?[bewerken]

De Nederlandse regering bestaat uit de koning (Willem Alexander) en de ministers. De ministers zijn elke dag bezig met nieuwe plannen en het uitvoeren daar van. Daarom noemt men de regering het dagelijks bestuur van ons land. Om de vier jaar is er een verkiezing voor de tweede kamer. En dan wordt er duidelijk gemaakt welke partijen er in de kamer komen, en welke partij het grootste is. En vaak gaat de grote partij samen met een paar andere partijen een regering vormen.

Verder zijn er ook nog staatssecretarissen(dat is een soort onderminister die verantwoordelijk is voor een deel van de taken van een minister). Alle ministers en staatssecretarissen samen noemt men het kabinet. De minister-president (wordt ook wel premier genoemd) is de leider van het kabinet. Regeringspartijen bepalen wie de nieuwen ministers en staatssecretarissen worden. En natuurlijk heb je ook nog het staatshoofd(koning Willem Alexander). Het staatshoofd is een heel belangrijk persoon in ons land. Maar hij heeft vrijwel geen macht. Hij is wel officieel lid van de regering, maar mag zich niet bemoeien met politieke zaken. Dat komt door dat Nederland een democratie is waarin de volksvertegenwoordiging de besluiten neemt. De taken van een staatshoofd zijn:

  • handtekeningen zetten onder alle wetten
  • de troonrede voorlezen op prinsjes dag
  • overleggen met de minister-president
  • ons land vertegenwoordigen in het buitenland
  • ministers en staatssecretarissen beëdigen(afleggen van eed of belofte voor het vervullen van een bepaalde taak of functie).


Het parlement[bewerken]

Eerste en de Tweede kamer

Het parlement bestaat uit de Eerste kamer en de Tweede kamer.

De 150 leden van De tweede kamer worden gekozen door de burgers.

De Kamerleden worden volksvertegenwoordigers genoemd omdat zij Nederland regeren

De 75 Kamerleden van de Eerste kamer worden meteen gekozen, bij de verkiezingen voor de provincie. De ministers mogen hun plannen voor het besturen van Nederland pas uitvoeren als ze goed worden gekeurd door de meerderheid van het parlement.

De taken van het parlement Dit zijn de twee hoofdtaken van het parlement:

  • (mede)wetgeving
  • controleren van de ministers.

Gemeente en provincie[bewerken]

Nederland heeft twaalf provincies en 390 gemeenten. om over de kwesties te kunnen beslissen, hebben gemeenten een eigen bestuur dat bestaat uit het collega van burgemeester ,wethouders en de gemeenteraad. burgemeester en wethouders vormen samen het dagelijkse bestuur van de gemeente. dat betekent dat ze voeren met hulp van hun ambtenaren alle politieke besluiten uit . Net als ministers hebben het college van burgemeester en wethouders voor hun plannen de goedkeuring nodig van de gekozen volksvertegenwoordigers, in dit geval de gemeenteraad. Elke vier jaar kiest de bevolking een nieuwe gemeenteraad. Net als het parlement heeft de gemeenteraad twee taken : stemmen en controleren. na de verkiezingen overlegt de gemeenteraad welke patijen en de gemeente gaan besturen en wie de wethouders worden. De burgemeester leidt de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders en van de gemeenteraad, en hij mag direct optreden als de openbare orde en veiligheid in gevaar zijn. provincies vormen de tussenlaag tussen de regering en de gemeenten,de provincie wijst bijvoorbeeld aan waar nieuwe wijken of recreatiegebieden moeten komen. Het provinciebestuur bestaat uit:

  • De commissaris van de koning.
  • De Gedeputeerde staten.
  • De Proviniale staten.

Elke vier jaar worden de leden van de provinciale gekozen,zij bepalen daarna wie er in de gedeputeerde staten komen.

Pluriforme samenleving[bewerken]

Hoe kijk jij tegen anderen aan.[bewerken]

Hoe kijk je tegen anderen aan?

Hoe kijk je tegen mensen met down aan, Johnny de mol maakte verschillende programma's over mensen met down. Er zijn mensen die zich niet op zijn gemak voelen bij mensen met down. Maar er is niks engs aan,’’ aldus Johnny. mensen met down zijn heel direct en eerlijk. Het kan ze niks schelen wat je doet of wie je bent. Ze zijn altijd zichzelf.

Als je iemand voor het eerst ziet, heb je vaak een beeld of een oordeel. Dat heeft te maken met je eigen normen en waarden.

Elkaar in hokjes zetten is een goed voorbeeld, en handig om iemand te beschrijven. Maar zo’n etiket is niet altijd zo handig als het om een kenmerk gaat. Niet iedereen is alleen Surinamer, brugklasser, Nederlander, aardig of goed in sport.

Zo heb je ook vooroordelen, een vooroordeel is een oordeel over iemand of iets zonder dat je de feiten of de persoon kent.

Ongelijke behandeling.

We spreken van discriminatie als mensen in dezelfde situatie anders worden behandeld.

Mensen worden om verschillende redenen gediscrimineerd. Bijvoorbeeld vanwege.

• culturele achtergrond: een sollicitant wordt afgewezen vanwege zijn of haar Arabische of Afrikaanse achtergrond. • uiterlijk: een klasgenoot wordt gepest omdat hij een beugel en een bril heeft

tolerantie en respect.

In Nederland proberen we discriminatie te voorkomen. Maar dat is alleen mogelijk als iedereen zich tolerant gedraagt Tolerant zijn betekent dat je geen problemen hebt met mensen die anderen normen en waarden hebben dan jij.

Tolerantie is ook respect hebben voor elkaar. Respect voor iemand hebben is dat je de ander in zijn of haar waarden laat. Daarom moet je iemand die in een god gelooft niet uitschelden of belachelijk maken. Ook mensen die niet oorspronkelijk Nederland zijn moeten zich net zo goed aan de regels houden.

Migratie naar Nederland[bewerken]

Integreren is soms lastig[bewerken]

Geloven wat je zelf wilt[bewerken]


Nederland en de wereld[bewerken]

Wereldwijd verbonden[bewerken]

Mensen globaliseren dat betekent dat mensen steeds contact hebben met de buitenwereld, zoals online gamen,talen leren,skypen iets kopen op Amerikaanse webshops enz. Door globaliseren hoor je meer over wat er in de wereld gebeurt. Ook is er wereldburgerschap ontstaan dat is dat mensen nieuwsgierig zijn in andere landen en naar de mensen daar.

-ook drijven al honderden jaren landen handel met elkaar,handel gaat nu per grote schepen en vliegtuigen. -In de westerse landen is het vaak goedkoper om spullen te halen allen het nadeel is is dat de arbeiders dan ook lagere lonen hebben. -Je kunt nu ook sneller informatie en kennis verzamelen. -In andere landen hebben ze moeilijker toegang tot het internet zoals in China waar ze geen YouTube en Facebook mogen gebruiken. -Door Globalisering zijn landen meer afhankelijk van elkaar. -landen werken samen aan het oplossen van problemen, zoals klimaat verandering.

Problemen zonder grenzen[bewerken]

Dit is mijn opdracht over problemen zonder grenzen. de problemen in de wereld worden steeds erger er zit eigenlijk geen grens meer aan. Het is heel erg hoe de wereld wordt vervuild en hoe sommige mensen honger lijden omdat er gewoon niet genoeg eten en zuiver drinkwater is. Europa lijd daar gelukkig niet erg onder nier elk land heeft drinkbaar water maar dat valt wel te kopen want de mensen hebben hier oke geld. als je in Europa je best doet op school, en je kiest een goede studie kan er eigenlijk niet heel veel mis gaan. Niet iedereen heeft het zo goed er zijn veel landen waarin er nog steeds slaven handel is en waar ze nog steeds mensen in stoffige fabrieken laten werken en t-shirts laten maken voor zo ong. 18 cent per shirt. Dat gebeurd nog in deze landen:

  1. Bangladesh
  2. China
  3. India
  4. Cambodja
  5. Turkije
  6. Indonesië
  7. Thailand
  8. Pakistan
  9. Laos
  10. Vietnam

Noord-Korea is een dictatuur net als China en Iran. In Iran gaat het om geloof, en in China en Noord Korea is er een communistische partij aan de macht.

In een dictatuur heb je meestal geen vrijheid of rechten. Daarom vluchten er regelmatig mensen uit dictaturen. In een dictatuur mag je niet zomaar je mening geven.
De staatsradio laat alleen goed nieuws horen over de machthebbers dit noemen we censuur. Journalisten kunnen er dus niet goed hun werk doen.

Het volk wordt onderdrukt door politie en het leger, door middel van dreigementen en geweld zodat ze zich stilhouden.

Het regime accepteert geen enkele kritiek. Demonstreren is dus verboden omdat het buitenland niet precies mag weten wat er precies aan de hand. 

Politie gebruikt snel geweld waarbij soms ongewapende demonstranten worden doodgeschoten. Politieke tegenstanders komen vaak in de gevangenis en worden soms ook gemarteld.

Landen zonder democratie[bewerken]

Noord-Korea is een dictatuur net als China en Iran. In Iran gaat het om geloof, en in China en Noord Korea is er een communistische partij aan de macht. In een dictatuur heb je meestal geen vrijheid of rechten. Daarom vluchten er regelmatig mensen uit dictaturen. In een dictatuur mag je niet zomaar je mening geven. De staatsradio laat alleen goed nieuws horen over de machthebbers dit noemen we censuur. Journalisten kunnen er dus niet goed hun werk doen. Het volk wordt onderdrukt door politie en het leger, door middel van dreigementen en geweld zodat ze zich stilhouden. Het regime accepteert geen enkele kritiek. Demonstreren is dus verboden omdat het buitenland niet precies mag weten wat er precies aan de hand. Politie gebruikt snel geweld waarbij soms ongewapende demonstranten worden doodgeschoten. Politieke tegenstanders komen vaak in de gevangenis en worden soms ook gemarteld. Als er verkiezingen zijn in een dictatuur word je gedwongen om te stemmen voor de partij die aan de macht is. Wat we kunnen doen. We kunnen via social media contact leggen met inwoners van een dictatuur. Het gaat er dus niet echt leuk aan toe in Noord-Korea


VN en Europese Unie[bewerken]

Verenige Naties (VN) VN betekend Verenigde Naties. De VN werd opgericht in 1945 na de wereldoorlog om zo een oorlog te voorkomen. De VN werken aan:

  • conflicten
  • hulp
  • mensenrechten

Europese Unie (EU) Nederland zit ook bij de Europese Unie Als je in de EU zit kan je werken,wonen en studeren etc. Je kan met eurobetalen in Europa. De Europese Unie is het belangrijkste samenwerkingsverband van Europese lidstaten. er zijn minder als 30 landen in De Eurpese Unie moet wetten maken, er zijn 3 belangrijke bestuursorganen:

  • Europese Commissie
  • Raad van Ministers
  • Europese Parlement
  • Europese Commissie is een bestuur dat wetten bedenkt en worden uitgevoerd. Het bestaat uit 28 eurocommissarissen
  • In de Raad van Ministers zijn alle EU landen vertegenwoordigd, ze keuren de wetten goed of fout
  • De leden van de Europese Parlement worden gekozen door de burgers van EU. Het Parlement van EU heeft 751 leden, waarvan er 26 leden uit Nederland komen

Meer of minder Europese samenwerking?[bewerken]


Media[bewerken]

Media en communicatie[bewerken]

Soorten media[bewerken]

Nieuws[bewerken]

Leerdoelen[bewerken]

Oriëntatie op leren en werken[bewerken]

▢ Ik kan me oriënteren op mijn eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij.

Basisvaardigheden[bewerken]

▢ Ik kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, informatie verwerven en verwerken.

Leervaardigheden in het vak maatschappijleer[bewerken]

▢ Ik kan (met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk) principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen.
▢ Ik kan (met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk) een standpunt innemen en hier argumenten voor geven.

Cultuur en socialisatie[bewerken]

▢ Ik kan beschrijven hoe een mens zich ontwikkelt tot lid van de samenleving en de invloed van het socialisatieproces herkennen en beschrijven.
▢ Ik kan uitleggen dat mensen bij een subcultuur (willen) horen en dat elke subcultuur invloed heeft op het gedrag en socialisatieproces.
▢ Ik kan de rol van onderwijs (als socialiserende instantie) beschrijven in de ontwikkeling van een mens als lid van de samenleving.

Macht en zeggenschap[bewerken]

▢ Ik kan beschrijven hoe regels het samenleven van mensen mogelijk maken.
▢ Ik kan vormen van macht en machtsmiddelen herkennen, beschrijven en verklaren. (KB GL/TL)
▢ Ik kan beschrijven en uitleggen hoe regels het samenleven van mensen mogelijk maken. (KB GL/TL)
▢ Ik kan beschrijven en uitleggen welke mogelijkheden burgers hebben om invloed uit te oefenen op de politiek, en kenmerken van een parlementaire democratie noemen, herkennen en toelichten. (KB GL/TL)

Maatschappijleer Beeldvorming en stereotypering[bewerken]

▢ Ik kan beschrijven hoe mensen bij het vormen van hun meningen beïnvloed worden door selectie van informatie.
▢ Ik kan uitingen van vooroordelen en beeldvorming ten aanzien van mannen en vrouwen in de samenleving herkennen en benoemen.
▢ Ik kan voorbeelden noemen van vooroordelen en discriminatie, beschrijven hoe deze ontstaan en aangeven wat er tegen te doen is.
▢ Ik kan van een bepaald sociaal probleem beschrijven hoe de beeldvorming erover tot stand komt/gekomen is.
▢ Ik kan aangeven dat selectieve waarneming een rol speelt in het proces van beeld- en meningsvorming. (KB GL/TL)
▢ Ik kan beschrijven hoe men uitingen van vooroordelen en discriminatie tegemoet kan treden vanuit het beginsel van gelijkwaardigheid en respect. (KB GL/TL)
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.