Maatschappijleer/Burgerschap in het onderwijs

Uit Wikibooks

Wat is burgerschap?[bewerken]

Burgerschap is een thema wat vooral aandacht krijgt in de maatschappijvakken (aardrijkskunde, geschiedenis en maatschappijleer-/kunde). Voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs is een aantal kerndoelen terug te vinden die hierbij aansluiten (zie bijlage). In de overige jaren van het voortgezet onderwijs hebben de leerlingen maatschappijleer en/of maatschappijkunde als vak (naast geschiedenis en aardrijkskunde afhankelijk van het profiel). In het mbo heeft burgerschap een plek binnen het vak(gebied) Loopbaan en burgerschap.

Burgerschap gaat over deelname aan de maatschappij en het zo goed mogelijk kunnen functioneren in een beroep en de samenleving als geheel. Om volwaardig aan de samenleving deel te kunnen nemen, is bepaalde kennis nodig, moet men zekere vaardigheden hebben en zich op een 'goede' manier verhouden tot individuen, groepen en de overheid. Onderwijs speelt een rol als het gaat om het aanleren van deze kennis, vaardigheden en houdingen. Maar is het onderwijs ook in staat om burgers te 'vormen' (en is dit wenselijk?) en kan het onderwijs sturen als het gaat om maatschappelijke vraagstukken?

Wat wil de overheid?[bewerken]

Maatschappijvoorbereiding of socialisatie is belangrijk in een samenleving waar mensen op allerlei manieren van elkaar afhankelijk en met elkaar verbonden zijn. De overheid verwacht van de burger een zekere mate van participatie, aanpassing/acceptatie en tolerantie/integratie maar wil ook dat de burger goed geïnformeerd is, afstand kan nemen en kritisch is naar zichzelf en de omgeving.

De overheid schrijft niet voor hoe mensen zich sociaal behoren te bewegen of in welke mate zij bijvoorbeeld politiek betrokken moeten zijn, maar geeft wel richtlijnen die te maken hebben met sociale competenties en omgang met diversiteit en benadrukt de basiswaarden van democratie en rechtsstaat.

In het onderwijs moet volgens de overheid aandacht zijn voor het leren omgaan met jezelf en de ander om de deelname aan de samenleving te stimuleren en heeft daarvoor richtlijnen opgesteld. Aan de scholen wordt overgelaten hoe dit precies ingevuld wordt. Van scholen wordt tegelijkertijd wel verwacht dat zij een onderbouwde visie en concrete (en verantwoorde) invulling aan dit thema geven.

Maatschappelijke opdracht van de school[bewerken]

We moeten niet onderschatten wat de rol en betekenis is van onderwijs in het leven van de opgroeiende mens. Maar we moeten dit ook zeker niet overschatten. Onderwijs helpt kinderen en jongeren betekenis geven en relaties leggen. Ze schrijft normen voor, stimuleert samenleven/samenwerken en speelt een rol in de zelfontplooiing en het vermogen tot reflecteren. Maar ook thuis, in de buurt, via vrienden en media socialiseren jonge mensen. Internet en sociale media spelen hierbij tegenwoordig een grote en misschien wel overheersende rol.

De mate waarin mensen zichzelf thuis voelen in de wereld, hangt in grote mate af van de mate waarin zij deze wereld als betekenisvol en samenhangend geheel ervaren. Door onszelf te verbinden met andere individuen en groepen, bepaalde kennis en denkbeelden, vakgebieden en werkzaamheden geven we betekenis aan ons leven. De primaire opdracht van onderwijs is het helpen met het leggen van deze verbindingen: een verhouding vinden tot bepaalde onderwerpen, activiteiten, omgangsvormen, etc. Op die manier kan er een basis gelegd worden voor een 'gezonde balans' in het latere leven tussen bijvoorbeeld werk en ontspanning, zelfzorg en genot, voor jezelf opkomen en rekening houden met de ander, kritisch zijn en vertrouwen hebben en ga zo maar door.

Het is maar ten dele zinvol om te sturen om bepaalde vormen van samenleven of vormend te werken op het individu via het onderwijs. We kunnen terugkijkend meestal wel zeggen wat goed of minder goed heeft gewerkt, maar met betrekking tot de (nabije) toekomst is het lastig een inschatting te maken wat wenselijk is voor later. Wel kan onderwijs de onderliggende mechanismen ondersteunen die ons toekomstbestendig maken als samenleving en de rol van het individu die past bij deze toekomstbestendigheid. Hierbij moet worden gedacht aan (het kritisch) verwerven en verwerken van informatie, zelfreflectie, logisch redeneren, zorgen voor en rekening houden met anderen en keuzes te maken (op basis van algemeen belang), het vermogen en de bereidheid om een ander gezichtspunt in te nemen, te ontwikkelen en veranderen. Kortom een gezonde balans tussen de individuele gedachten, gevoelens en verlangens en datgene wat de omgeving van ons verlangt en verwacht.

Wat voor burgers willen we?[bewerken]

Als je bedenkt met hoeveel informatie, keuzes en contacten een burger in een moderne westerse samenleving dagelijks wordt geconfronteerd, is het niet vreemd dat men het soms even niet meer weet of in een crisis terecht komt en overwerkt, overspannen, vervreemd raakt of zichzelf verliest. Toekomstige burgers moeten daarom in de eerste plaats in staat zijn om een gezonde (gebalanceerde) relatie op te bouwen met zichzelf en de omgeving. En daarvoor is natuurlijk kennis nodig. Maar kennis is niet neutraal dus zal er men ook voldoende tegenwoordigheid van geest moeten hebben om een actuele vraagstukken naar waarde te schatten, verbanden te leggen en verworven meningen en onderbouwen en bij te stellen. Dit vereist vooral vaardigheden en bepaalde attitudes. In een samenleving waarin de overheersende rol van de staat, geloof, tradities en gevestigde denkbeelden over wat goed en slecht is steeds meer terrein verliezen en plaats maken voor burgerrechten en individuele vrijheid, komt meer verantwoordelijkheid bij de burger zelf te liggen. Of de burger deze verantwoordelijkheid aan kan, hangt vooral af van de mate waarin deze bij zichzelf kan blijven zonder te verstarren of vervreemden en de omgeving tegemoet kan treden zonder zichzelf te verliezen of onverschillig te worden.

De rol van onderwijs zal er uit moeten bestaan dat mensen help het vermogen te oefenen om zich (steeds opnieuw) in het hier en nu met zichzelf en de wereld te verbinden. Hierbij gaat het naast kennis van zaken ook om het eigen maken van communicatieve en sociale vaardigheden, een een onderzoekende en onbevangen houding, discipline en doorzettingsvermogen. Dit laatste is het resultaat van een zekere mate van verdieping, herhaling en ervaring.

Goed onderwijs is daarom verbindend onderwijs. Het met de hand bewerken (zagen, borden, vijlen, schuren en polijsten) van een ruw stuk ijzer zodat uiteindelijk een regelmatige hamerkop ontstaat en het vervaardigen van een houten steel die netjes in de kop past en ook goed blijft zitten, kan een tijdrovende, vermoeiende en eentonige exercitie zijn. Tegelijkertijd wordt op deze manier van alles geleerd: motorische vaardigheden, materiaaleigenschappen, de relatie tussen vorm en functie, inschattingsvermogen, precisie, doorzettingsvermogen, taakgerichtheid, overleggen, plannen, etc. Belangrijker nog is dat in dit voorbeeld niet alleen het denken maar vooral ook het gevoel en de (werk)houding worden aangesproken.

In de maatschappijvakken is het vaak nodig om te conceptualiseren. Maar daarbij mogen we de 'menselijke maat' niet uit het oog verliezen. Omgaan met anderen is misschien wel het lastigste wat er bestaat en er wordt in het samenleven van alledag een groot beroep gedaan op menselijke vermogens die vaak juist niet te beredeneren of rationaliseren vallen maar het resultaat zijn van langdurige inspanning en oefening. Het is daarom van belang dat leerlingen zich ook (en misschien wel vooral) in de maatschappijvakken voor een langere periode met een onderwerp bezig houden waardoor ze zich op meerdere lagen met een onderwerp kunnen verbinden om het niet alleen te snappen, maar het ook eigen te maken. Juist in een tijd waarin de nadruk wordt gelegd op specifieke kennis en door de informatieovervloed de samenhang, het grote verhaal, spiritualiteit en gedeelde verantwoordelijkheid op de achtergrond dreigen te raken, zullen we opgroeiende mensen moeten bijbrengen dat onderwijs en samenleven nog steeds een kwestie is van zoeken naar verbindende factoren.

Bronnen[bewerken]

  • Hoek, van der B. LEMM: Burgerschapsvorming en de maatschappijvakken (2012), De maatschappelijke taak van het onderwijs.
  • Hoek, van der B. LEMM: Maatschappijleer hoofdzaak (2012). Meedoen alleen is niet genoeg. Een verkenning van de verhouding tussen Maatschappijleer en burgerschapsvorming.
  • Nieuwelink, H. LEMM: Burgerschapsvorming en de maatschappijvakken (2012) Empirisch onderzoek naar de mate van burgerschap en de impact van onderwijs.
  • Leren, Loopbaan en Burgerschap (GPCB, 2007)

Bijlagen[bewerken]

Kerndoelen oriëntatie op jezelf en de wereld - Mens en samenleving (Primair Onderwijs)[bewerken]

  • 34. De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.
  • 35. De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.
  • 36. De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger.
  • 37. De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.
  • 38. De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen.
  • 39. De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.

Aan burgerschap gerelateerde kerndoelen in de onderbouw van het Voortgezet Onderwijs[bewerken]

  • 35. De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden (Mens en natuur).
  • 36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan (Mens en maatschappij).
  • 38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen (Mens en maatschappij).
  • 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.
  • 44. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn (Mens en maatschappij).
  • 45. De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld (Mens en maatschappij).
  • 47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien (Mens en maatschappij).

Links[bewerken]

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.