Naar inhoud springen

Maatschappijleer/Basisbegrippen maatschappij mavo/havo/vwo

Uit Wikibooks

1. Wat is maatschappijleer?

[bewerken]
Sociale omgeving
De mensen in je omgeving die je regelmatig ziet.
Gedragsregels
Regels die je automatisch toepast en vanzelfsprekend vindt.
Wetsregels
Regels die in wetten zijn vastgelegd.
Bindingen
Omdat we in de samenleving (en in de wereld) afhankelijk van elkaar zijn hebben we bindingen met elkaar.
Economische bindingen
Voor vrijwel alle producten die je nodig hebt om in je onderhoud te voorzien heb je economische bindingen.
Relaties met anderen op basis van goederen en producten
(Bijna) alles wat je nodig hebt wordt door anderen gemaakt
Kennisbindingen
Kennisbindingen hebben te maken met mensen die jou iets leren.
Relaties op basis van wat we elkaar leren.
Gevoelsbindingen
Met onze geliefden, vrienden en familieleden zijn we emotioneel verbonden.
Relaties op basis van emoties.
Politieke bindingen
Politieke bindingen gaan over de afhankelijkheid van de overheid.
Relaties met instellingen en bestuurslagen in Nederland.
Sociale cohesie
We spreken van sociale cohesie als de bindingen tussen mensen sterk zijn en zij het gevoel hebben dat ze bij elkaar horen (zie ook bindingen).
De 'lijm' van de samenleving
Wij-gevoel
Wanneer een groep zich sterk met elkaar verbonden voelt.
Een groep waarin mensen zich sterk met elkaar verbonden voelen
Zij-groep
Groep die als ‘tegenstanders’ van de ‘wij-groep’ wordt gezien.
De tegenstander; een groep met heel andere kenmerken en gewoonten
Polarisatie
Mensen en bevolkingsgroepen staan scherp tegenover elkaar doordat de tegenstellingen de nadruk krijgen.
Groepen komen scherp tegenover elkaar te staan omdat verschillen worden benadrukt

Waarden
Principes die mensen belangrijk vinden en willen nastreven.
Een waarde is een principe wat je belangrijk vindt in het leven.
Normen
Regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen.
Afspraken op basis van bepaalde waarden.
Belang
Het voordeel dat je ergens bij hebt.
Iets wat iemand voordeel oplevert.
Belangentegenstelling
Als het belang van de één botst met het belang van een ander.
Macht
de mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden.
het vermogen van personen of groepen om andere personen, groepen of zaken de wil op te leggen, eventueel tegen de wensen of belangen van die anderen in.
Machtsmiddelen
Manieren waarop je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden.
Alles waarmee je besluitvorming in een bepaalde richting kunt afdwingen zoals kennis en vaardigheden, geld, geweld, charisma, bevoegdheden en overtuigingskracht

Maatschappelijk probleem
veel mensen hebben er mee te maken, er zijn verschillende meningen over de oorzaken en de oplossingen, er is veel media-aandacht en de politiek is er bij betrokken.
Dilemma
een lastige keuze tussen twee dingen die allebei voordelen of juist nadelen hebben.
Feit
Iets wat echt gebeurd is of bestaat en wat je dus kunt bewijzen.
Een feit moet met objectieve waarnemingen vastgesteld en getoetst kunnen worden.
Selectieve waarneming
Van alles wat er op de wereld te zien, horen, ruiken, voelen en proeven is, nemen we maar een klein deel bewust waar.
Alleen datgene wordt waargenomen wat het eigen standpunt of oordeel bevestigt.
Vooroordeel
Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent.
Een mening laten berusten op een gebrek aan kennis, vaak gepaard met afkeer: een vooropgezette mening.
Argument
Uitleggen waarom jouw mening de juist is.
Duidelijk maken waarom je iets vindt; een bepaalde mening hebt.
Een aangevoerd feit in een discussie om een zienswijze te ondersteunen.
Compromis
Overeenkomst waarbij alle partijen iets toegeven: een compromis sluiten, aangaan.

2. Jongeren / socialisatie

[bewerken]
Cultuur
Alle normen, waarden en gewoonten die mensen samen in een bepaalde groep of samenleving met elkaar delen.
Hoe mensen samenleven.
Alles aan wat een samenleving voortbrengt en overdraagt.
Mensen in een bepaalde groep of samenleving die waarden, normen en gewoonten met elkaar delen.
Dominante cultuur.
De cultuur van de meeste mensen in een land.
De overheersende cultuur van een land noemen we de dominante cultuur.
Subcultuur
De cultuur van een groep mensen met waarden, normen en gewoonten die afwijken van de dominante cultuur.
Een jongerencultuur is bijvoorbeeld een subcultuur waarin jongeren andere gedragsregels kennen dan de regels die men in het dagelijks leven gebruikt.
Subculturen wijken af van de dominante cultuur maar hebben hier ook overeenkomsten mee.
Socialisatie
Het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen.
Socialisatie is het proces waarbij een individu zich ontwikkelt tot lid van de maatschappij .
De aanpassing van een individu aan de normen van de samenleving.
Het proces waarbij de waarden, normen, regels, gewoonten, tradities en andere cultuurwaarden van een samenleving worden overgedragen op anderen.
Nature-nurture-debat
Er wordt verschillend gedacht over gedrag. Is gedrag vooral aangeboren of aangeleerd? Hierover is discussie in de samenleving en wetenschap.
Nature-aanhangers (aangeboren)
De belangrijkste menselijke kenmerken zijn aangeboren. Niet alleen de fysieke eigenschappen maar ook de gedragskenmerken en persoonlijke kenmerken zijn grotendeels aangeboren.
Eigenschappen van het individu zijn vooral bepaald door aanleg, het genetisch materiaal.
Nurture-aanhangers (opvoeding)
De belangrijkstem menselijke kenmerken zijn aangeleerd (of afgeleerd).
Eigenschappen van het individu worden vooral bepaald door opvoeding, ervaringen en de leefomgeving.

Sociale controle
Mensen in je omgeving letten op hoe jij je gedraagt.
Sociale verplichting
Veel van wat we doen, doen we omdat anderen dit van ons verwachten.
Als je het gevoel hebt dat je iets doet omdat de omgeving dit van je verwacht.
Sanctie
Een manier waarop iemand of een instantie laat merken of jij iets goed of fout gedaan hebt.
Straffen of belonen.
Internalisatie
Als aangeleerde waarden en normen zijn vanzelfsprekend gedrag geworden.
Als je bepaalde aspecten van een cultuur zó eigen hebt gemaakt, dat je automatisch doet wat er in die groep van je verwacht wordt.
Identiteit
De persoon die jij bent, gevormd door alle kenmerken die bij jou horen en je ervaringen.
Kenmerken die je onderscheiden van anderen en bepalen wie je bent.
Rolpatronen/Rolgedrag
Gedrag dat we van elkaar in bepaalde situaties verwachten.
Het gedragspatroon dat bij een sociale rol hoort.
Gendernormen
Sociale normen over hoe mannen, vrouwen, jongens en meisjes zich zouden moeten gedragen.
Gedrag wat hoort bij je geslacht (denk aan kleding).
Rolbevestigend gedrag
Gedrag wat je bij iemands rol verwacht.
Roldoorbrekend gedrag
gedrag dat je niet direct bij iemands rol verwacht
Genderneutraal
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen.

Puberteit
De periode tussen kindertijd en volwassenheid.
De puberteit is een onderdeel van de adolescentie en loopt gemiddeld tussen het tiende en zestiende jaar.
Tolerantie (verdraagzaamheid)
Je accepteert dat mensen andere waarden en normen hebben dan jij.
De bereidheid ander gedrag dan het eigen te dulden.
De erkenning dat naast de eigen denkbeelden, gewoonten en kenmerken, er andere zijn van gelijke waarde.
Asociaal gedrag
Geen rekening houden met anderen.
Gedrag waarbij geen rekening wordt gehouden met andere mensen of de omgeving
Groepsdruk
Het gevoel dat je je moet aanpassen aan de gewoonten van de groep.
Dat een groep mensen bewust of onbewust druk op je uitoefent om iets wel of niet te doen.
Pesten
Een maatschappelijk probleem waarbij mensen worden buitengesloten, gekleineerd, uitgescholden of bedreigd.
Cyberpesten
Pesten via internet en sociale media.
Generatieconflict
Een meningsverschil wat veroorzaakt wordt door een verschil in leeftijd.
Conflict voortkomend uit de botsingen tussen opeenvolgende generaties met totaal verschillende opvattingen.

Identificatie
Je herkent bepaalde kenmerken van jezelf in de ander.
Dat men zichzelf in andere mensen herkent of dat wellicht zouden willen.
Het vergroten van gevoelens van eigenwaarde door vereenzelviging met een persoon of instelling van aanzien.
Groepsidentificatie
Je voelt je verbonden met een groep omdat je dezelfde gewoonten en kenmerken hebt.
Jongerencultuur
Een groep jongeren met dezelfde waarden, normen en gewoonten. Bijvoorbeeld Urban, Emo,

Jump, Tecktonik, Gabber, Gothic, Hardrock, Hiphop, Hippie, Kakker, Nerd, Punk, Sjonnie en Anita, Skater etc.

Jeugdculturen kunnen voor jongeren een middel zijn om een (sociale) identiteit te ontwikkelen.
Welvaart
De mate waarin je jouw behoeften kunt voorzien.
De hoeveelheid producten en diensten die een land of een individu kan kopen.
Individualisering
Het proces waardoor mensen meer als individu in plaats van als groep in de samenleving komen te staan.
Mensen willen gezien worden als zelfstandig individu en niet alleen als onderdeel van een gezin, familie of groep.
Het proces waardoor mensen meer als individu in plaats van als groep in de samenleving komen te staan.

3. Politiek

[bewerken]
Politiek
Het maken van keuzes voor het algemeen belang.
Het maken van keuzes en het nemen van beslissingen over hoe een land (provincie of gemeente) bestuurd moeten worden.
De gezaghebbende toedeling van waarden in een samenleving.
Grondwet
De belangrijkste Nederlandse wetten.
In de Grondwet of Constitutie zijn onder meer de bevoegdheden van koning, regering en parlement geregeld.
Ook zijn in de Grondwet de belangrijkste rechten en plichten van de burgers vastgelegd.
Ambtenaren
Personen die werken voor de overheid.
Mensen die een arbeidsovereenkomst hebben met een overheidswerkgever.
Overheid
Alle politici en ambtenaren.
Algemeen belang
Veel mensen hebben er voordeel bij.
Datgene dat voor samenleving in zijn geheel wenselijk, nodig of nuttig is.
Bijvoorbeeld wegen, dijken, gezondheidszorg en veiligheid.
Belastingen / belastinggeld
Belastingen zijn verplichte heffingen van de overheid aan inwoners en instellingen.
Geld dat door de belastingbetaler in de staatskas is ingebracht
Bezuinigingen
De overheid geeft minder geld uit.
Een maatregel die politici nemen omdat er een te grote staatsschuld of een te groot begrotingstekort zou zijn.
Directe democratie
Inwoners stemmen zelf over een nieuwe wet of een maatschappelijk vraagstuk.
Bijvoorbeeld bij volksinitiatief of een volksstemming (referendum).
Indirecte democratie
Inwoners kiezen volksvertegenwoordigers die namens ons beslissingen nemen.
In Nederland zit de volksvertegenwoordiging in de Eerste en Tweede Kamer, maar ook in de Gemeenteraad en Provinciale Staten.
Referendum
Een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie.
Actief kiesrecht
Het recht om te mogen stemmen.
Passief kiesrecht
Het recht om je verkiesbaar te stellen.
Lijsttrekker
De belangrijkste persoon van een politieke partij in verkiezingstijd.
Een lijsttrekker is de nummer één op de kandidatenlijst van een politieke partij voor de verkiezingen.
Politiek links
Staat voor een grote rol van de overheid, meer economische gelijkheid en vaak hogere belastingen.
Politiek rechts
Staat voor een kleinere rol van de overheid, meer eigen verantwoordelijkheid en economische vrijheid en vaak lagere belastingen.
Politieke midden
Een politieke partij met zowel linkse als rechtse standpunten.
Progressief
Een politieke stroming die gebaseerd is op progressie (vooruitgang).
Conservatief
Een politieke, ethische en culturele beweging die zich baseert op tradities.
Compromis
Afspraken waarbij alle partijen een beetje toegeven.
Politieke stroming
Een verzameling ideeën (ideologie) over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het beste kunnen samenleven.
Liberalisme
Heeft als waarden economische en persoonlijke vrijheid.
Sociaaldemocratie
Heeft als waarden solidariteit en gelijkwaardigheid.
Christendemocratie
Heeft als waarden het christelijk geloof, naastenliefde / solidariteit en samenwerking.
Vrije verkiezingen
Er is sprake van algemeen kiesrecht, vrije kandidaatstelling, geheime verkiezingen en vrije toegang tot de media.
Geheime verkiezingen (stemgeheim)
Niemand weet op wie je gestemd hebt (je mag dit natuurlijk wel zelf openbaar maken).
Parlementaire democratie
Burgers hebben via gekozen vertegenwoordigers invloed op het beleid van de overheid
Mensenrechten
Basisrechten en -vrijheden die alle mensen zouden moeten hebben.
Trias Politica
Scheiding van de politieke macht in drie onderdelen (parlement, ministers, rechters)
Scheiding van de machten (wetgevend, uitvoerend, rechterlijk)
Regering
Koning en ministers.
Het centrale bestuur van ons land.
Kabinet
Ministers en staatssecretarissen
Regeerakkoord
Een overzicht van wat de regering de komende jaren wil bereiken.
Een meerjarige agenda voor het kabinetsbeleid.
Miljoenennota
Een overzicht van alle inkomsten en uitgaven van de overheid voor het komende jaar.
Troonrede
De plannen van de regering voor het komende jaar.
Parlement
Volksvertegenwoordiging
Eerste en Tweede Kamer (Staten-Generaal)
Stemrecht (parlement)
Het goed- of afkeuren van wetsvoorstellen.
Recht van amendement (Tweede Kamer)
Delen van een wetsvoorstel veranderen.
Recht van initiatief (Tweede Kamer)
Zelf wetsvoorstellen maken.
Vragenrecht (Tweede Kamer)
Mondeling of per brief vragen stellen aan een minister of staatssecretaris.
Motierecht (Tweede Kamer)
De Kamer geeft een mening over iets of vraagt een minister iets te doen.
Recht van interpellatie (Tweede Kamer)
Kamerleden mogen een minister naar de kamer te komen voor een debat (uitleg te geven over zijn beleid)
Enquêterecht (Tweede Kamer)
Kamerleden mogen een onderzoek laten uitvoeren als ze denken dat er iets mis gegaan is.
Coalitie
Een verbond van politieke partijen die dan in een volksvertegenwoordiging samen een meerderheid van de stemmen hebben.
De partijen die samen de regering vormen.
Oppositie
Partijen die niet in de coalitie zitten, zijn samen de oppositie.
De overige partijen in de kamer die vaak andere ideeën hebben over wat goed is voor Nederland.
B & W
Burgemeester en wethouders.
Het dagelijks bestuur van een gemeente.
Gemeenteraad
De volksvertegenwoordiging van een gemeente.
Provinciale Staten
De volksvertegenwoordigers van de provincie.
Het bestuur wat boven de gemeente staat. Zij regelen de zaken die te groot zijn voor de gemeentes in de provincie.

4. Nederland en de wereld

[bewerken]
Globalisering
Mensen zijn over de hele wereld steeds meer met elkaar verbonden.
Het openstellen van grenzen tussen landen waardoor goederen en diensten zich gemakkelijker kunnen verplaatsen.
Soevereiniteit (ongebondenheid)
Staten zijn soeverein als zij onafhankelijk van andere landen beslissingen kunnen nemen.
De vrijheid van een land om onafhankelijk over zijn wetten (gedragingen) te kunnen beslissen.
Wereldburgerschap
De nieuwsgierigheid naar andere landen en betrokkenheid met de mensen daar.
Als iemand een gevoel van verbondenheid met de mensheid in het algemeen ervaart.
Problemen zonder grenzen (grensoverschrijdende problematiek)
Emigratie (vluchtelingen)
Xenofobie (angst voor vreemdelingen)
CO2-uitstoot (opwarming van de aarde)
Milieuvervuiling
Armoede
Ontbreken van vrijheden en rechten.
Boycot
We kopen geen producten die uit een bepaald land komen.
Het verbreken van (handels)relaties met een land, een bedrijf of een individu.
Dictatuur (alleenheerschappij)
Een land waar één persoon, een kleine groep mensen of één politieke partij de macht heeft.
Een regeringsvorm waarin alle macht (het machtsmonopolie) doorgaans bij één persoon (een dictator) of bij een kleine groep mensen berust.
Censuur
Bepaalde informatie wordt expres weggelaten of veranderd.
Het gebruiken van de macht van de staat, een andere controlerende macht, een bepaalde groepering, of van bepaalde individuen, om informatie achter te houden of de expressie aan banden te leggen.
Verenigde Naties (VN)
Staan voor vrede en veiligheid wereldwijd.
Vormen een internationale organisatie die in 1945 werd opgericht door 51 landen. Deze bestaat nu uit 193 landen (van de 195).
Een intergouvernementele organisatie die samenwerkt op het gebied van het internationale recht, mondiale veiligheid, behoud van mensenrechten, ontwikkeling van de wereldeconomie en het onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen.
NAVO
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie.
Verdragsorganisatie waarbij de Verenigde Staten en tal van West-Europese, later ook Oost-Europese staten, aangesloten zijn die zich verplichten elkaar in tijden van oorlog militair te steunen en te verdedigen.
Europese Unie (EU)
Het belangrijkste samenwerkingsverband van Europese lidstaten.
Een uit 27 Europese landen bestaand statenverband.
Europese Commissie
Het uitvoerende orgaan van de Europese Unie.
Het dagelijks bestuur van de EU dat wetten en maatregelen bedenkt en zorgt dat ze worden uitgevoerd.
Verantwoordelijk voor het indienen van wetsvoorstellen, het beheren van de EU-begroting, het handhaven van het EU-recht (in samenwerking met het Hof van Justitie), en het vertegenwoordigen van de EU op internationaal niveau.
Raad van Ministers (Raad van de Europese Unie)
Een instelling van de Europese Unie.
Keuren wetsvoorstellen goed van de Europese Commissie.
Oefent samen met het Europees Parlement de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit en heeft daarnaast bepaalde beleidsbepalende en coördinerende taken.
Europese Raad
Een instelling van de Europese Unie.
De regeringsleiders of gekozen staatshoofden van de 27 lidstaten van de Europese Unie.
Geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten.
Europees parlement
Rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordiging van de Europese Unie.
Wordt iedere vijf jaar gekozen door inwoners van de unie.
Stemt over wetsvoorstellen en controleert de Europese Commissie.
Samen met de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie heeft het een wetgevende taak binnen de Europese Unie.

5. Pluriforme samenleving

[bewerken]
Stereotype
Een overdreven beeld van een groep mensen dat vaak niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid.
Vaststaand beeld, cliché en versimpeld ten opzichte van de werkelijkheid.
Discriminatie
Het maken van onderscheid.
Het onrechtmatig onderscheid maken tussen mensen of groepen.
Racisme
Discriminatie op grond van huidskleur.
Een ideologie of theorie die mensen indeelt in 'rassen', waarbij wordt uitgegaan van een superioriteit van de ene raciale groep boven de andere.
Seksisme
Discriminatie op grond van sekse.
Het discrimineren op grond van geslacht, meestal gericht tegen vrouwen.
Extreme vormen van seksisme zijn vrouwenhaat (misogynie) of mannenhaat (misandrie).
Respect
Je laat anderen in hun waarde.
Uiting waarmee je laat merken dat je iemand aanvaardt als een waardig en waardevol mens.
Immigratie
Mensen uit andere landen komen in Nederland wonen.
Het zich vestigen in Nederland van personen vanuit het buitenland.
Asielzoeker
Mensen die in een ander land toegelaten willen laten als vluchteling.
Iemand vraagt om bescherming als vluchteling en wacht op de beslissing van de overheid.
Iemand die asiel zoekt buiten zijn eigen land.
Gezinsvorming
Je woont in Nederland en wil een partner laten overkomen.
Gezinsvorming betreft de vestiging in Nederland van personen die hier komen om te trouwen, een partnerschap af te sluiten, of te gaan samenwonen met een al in Nederland wonende partner, met wie betrokkene nooit eerder heeft samengewoond.
Gezinshereniging
Je had al een gezin voordat je naar Nederland kwam en de partner en kinderen komen ook naar Nederland.
Het bij elkaar brengen van een gezin dat door oorlog of vervolging van elkaar gescheiden is geraakt.
Inburgeringsexamen
Een examen dat immigranten uit de meeste landen van buiten de EU af moeten leggen voordat zij in Nederland mogen blijven wonen.
Illegaal
Een persoon die zonder rechtmatige status in een land verblijft.
Individualistische cultuur
Nadruk op persoonlijke ontwikkeling en individuele vrijheid.
Collectivistische cultuur
Nadruk op familiebanden en gezamenlijke tradities.
Assimilatie
Je past je helemaal aan de dominante cultuur aan.
De eigen cultuur wordt opgegeven voor de dominante cultuur.
Segregatie
Er is een scheiding tussen bevolkingsgroepen (culturen).
Integratie
Nieuwkomers nemen de Nederlandse cultuur over maar behouden ook veel van hun eigen cultuur.
Samengaan van twee voorheen gescheiden bevolkingsgroepen.
Godsdienstvrijheid
Het (grond)recht om te geloven wat je zelf wilt.
Eén van de klassieke grondrechten die inhoudt dat men de vrijheid heeft zelf te kiezen om tot een godsdienst toe te treden en deze te belijden en beoefenen.
Vrijheid van meningsuiting
Het (grond)recht om te zeggen wat je wilt binnen de grenzen van de wet.
Uitzondering: je mag mensen niet beledigen of haat zaaien.
Fundamentalisme
De teksten van heilige boeken wordt letterlijk genomen.
Een strenge interpretatie van een godsdienst die zich kenmerkt door religieuze onverdraagzaamheid.
Gematigde geloven
Het geloof wordt niet letterlijk genomen maar het gaat om de boodschap.
Ietsisme
Een geloof in een onbepaalde metafysische kracht.
Een algemene term voor uiteenlopende overtuigingen waarbij mensen aannemen dat er 'iets' is tussen hemel en aarde, zonder een welbepaalde religie aan te hangen.

6. Media

[bewerken]
Communicatie
Het doorgeven en ontvangen van informatie.
Medium
Een middel om te communiceren.
Zender
Iemand die de boodschap geeft. Bijvoorbeeld diegene die aan het woord is of die schrijft.
Ontvanger
Iemand die de boodschap ontvangt. Bijvoorbeeld een luisteraar of lezer.
Non-verbale communicatie
je geeft gevoelens en gedachten door met gebaren, houding en uitstraling.
Tweezijdige communicatie
Je ben tegelijk zender en ontvanger.
Er bestaat de mogelijkheid om te reageren op wat de ander zegt.
Massacommunicatie
Er zijn veel (soms miljoenen) kijkers en luisteraars.
De informatie bereikt grote groepen mensen.
Populaire kranten
Bevatten vaak meer voor het sensationeel nieuws.
Bijvoorbeeld de Telegraaf en het AD
Kwaliteitskranten
Kranten die streven naar berichtgeving met diepgang.
Bijvoorbeeld de Volkskrant en NRC.
Doelgroep
Een specifieke groep mensen die een organisatie of instelling wil bereiken met een bepaald aanbod.
Bijvoorbeeld jongeren / ouderen, mannen / vrouwen, theoretisch opgeleiden, werkzoekenden, etc.
Commerciële omroep
Bedrijven die vooral als doel hebben om geld te verdienen met hun uitzendingen.
Een omroep waar de radio- of televisie-uitzendingen worden verzorgd door bedrijven met commerciële doeleinden.
Publieke omroep
Omroepen van de overheid
Een organisatie die door de overheid in het leven is geroepen om informatie uit te zenden via een communicatiemiddel naar een breed publiek.
Pluriformiteit (in de media)
Er zijn voor alle doelgroepen in Nederland voldoende kranten, tv-zenders en andere media aanwezig.
Persbureaus
Een organisatie die dagbladen, radio- en televisiezenders en andere media (meestal) dagelijks van nationaal en internationaal nieuws voorziet.
Bedrijven waar journalisten nieuws uit binnen- en buitenland verzamelen. Bijvoorbeeld: ANP, GPD (beiden Den Haag/Rijswijk) en Novum Nieuws (Amsterdam)
Grote persbureaus werken internationaal, hieronder vallen de buitenlandse persbureaus; AFP, AP, Reuters en DPA.
Beeldvorming
Je vormt je steeds een beeld van iets, iemand of een situatie.
Het ontstaansproces van een beeld (in de media) over een persoon, organisatie of zaak, dat niet noodzakelijkerwijs met de werkelijkheid of de feiten hoeft overeen te komen.
Maatschappelijke functie (van de media)
Informatieve functie
Controle- of waakhond functie
Socialiserende functie
Persvrijheid
Journalisten hebben de vrijheid om ongehinderd berichten te kunnen publiceren.
De vrijheid van drukpers, het grondrecht om gevoelens en gedachten openbaar of kenbaar te maken.
Een democratische samenleving kan alleen goed functioneren als de persvrijheid – als een van de voornaamste voorwaarden – goed geregeld is.
In Nederland is de persvrijheid vastgelegd in artikel 7 van de Nederlandse Grondwet.
Manipulatie
Feiten met opzet worden weggelaten of veranderd.
Er wordt aan de ontvanger van de boodschap onbewust (namaak-)informatie verstrekt.
Mediawet
Hoeveel reclame commerciële en publieke omroepen mogen uitzenden.
Regelt de toelating tot het omroepbestel en stelt eisen aan de publieke omroepen onder andere om te zorgen voor mediapluriformiteit.
Mediawijsheid
Dat je verstandig gebruikmaakt van media.
Privacy
Het recht op een privéleven.
Een afweerrecht dat de persoonlijke levenssfeer beschermt.
Persoonsgegevens
Iemands naam, adres en woonplaats.
Ook telefoonnummers en postcodes met huisnummers zijn persoonsgegevens.
Gevoelige gegevens als iemands ras, godsdienst of gezondheid worden bijzondere persoonsgegevens genoemd.
Online profilering
Bedrijven verzamelen met behulp van cookies gegevens over jou en maken daarmee een digitaal profiel.
Geautomatiseerde verwerking van (persoons)gegevens met als doel een individu te evalueren, te classificeren of een beslissing over die persoon te nemen, dit door persoonsgegevens te vergelijken en samen te brengen.

7. Relaties

[bewerken]
(De mens is een) sociaal wezen
Iedereen heeft contacten met andere mensen nodig.
Persoonlijke relatie
Gevoelens van vriendschap en liefde.
Persoonlijke relaties gaan over liefdesrelaties, familierelaties, vriendschappen en dergelijke.
Zakelijke relatie (functionele relatie)
Gebaseerd op verplichtingen en afspraken.
Verplichtingen en afspraken spelen een grote rol (in de vorm van een contract, wet of reglement).
Seksuele moraal
De manier waarop er over seks wordt gedacht.
Opgeschreven, uitgesproken en niet-uitgesproken opvattingen (vaak ook taboe`s) die het seksuele gedrag van een bepaalde groep bepalen.
Dubbele moraal
Voor jongens gelden andere normen dan voor meisjes.
Er wordt met twee maten gemeten.
Machtsverschil
De één de baas over de ander.
Trouwambtenaar
Regelt een huwelijk voor de burgerlijke stand.
Ritueel
Handeling met een speciale symbolische waarde.
Gemengd huwelijk
Een huwelijk tussen mensen met een verschillende religie, nationaliteit of cultuur.
Rolverdeling
De maatschappij heeft verwachtingen over hoe iemand zich behoort te gedragen.
Emancipatie
Het streven naar een volwaardige plaats in de samenleving vanuit een achtergestelde positie.
Vrouwen schikken zich niet meer in een ondergeschikte positie.
Streven naar gelijkgerechtigdheid, zelfstandigheid, eerlijker maatschappelijke verhoudingen.
Trouwen in gemeenschap van goederen
Alle bezittingen zijn gemeenschappelijk bezit van de beide partners.
Trouwen op huwelijkse voorwaarden
Een notaris legt vast wat van wie is.
Echtscheiding
Een ontbinding van het huwelijkscontract door de rechter.
Alimentatie
Een maandelijkse bijdrage aan de kosten van het levensonderhoud na een scheiding.
Ouderlijk gezag
Wettelijke plicht om je kinderen op te voeden en te verzorgen.
Ouderschapsplan
Een geheel van afspraken over de kinderen, opgesteld door ouders die gaan scheiden.
Samenlevingscontract
Een overzicht van de bezittingen van twee partners.
Een wettelijke overeenkomst tussen partners die geen huwelijk willen sluiten maar wel op rechtszekere wijze willen samenwonen.

8. Werk

[bewerken]
Werk
Iets doen waar anderen behoefte aan hebben.
Het aanbrengen van wenselijk geachte veranderingen in de omgeving door menselijke activiteit.
Kan zowel lichamelijk als geestelijk zijn.
Arbowet
Hierin staat precies hoe werkgevers moeten zorgen voor gezonde en veilige werkplekken.
Een Nederlandse wet die regels bevat voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers en zelfstandig ondernemers te bevorderen.
Minimumloon
Het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt.
Het laagste bedrag dat een werkgever wettelijk verplicht is aan een werknemer als loon te betalen.
Sollicitatieplicht
Je moet blijven zoeken naar een baan wanneer je een uitkering ontvangt.
Aan een sociale uitkering wordt de plicht tot het zoeken naar werk verbonden.
Open sollicitatie
Je vraagt bij een bedrijf of er werk is.
De sollicitant reageert niet op een advertentie van een bedrijf dat een vacature heeft, maar diegene benadert zelf een bedrijf.
Netwerken
Je vertelt je vrienden en kennissen dat je werk zoekt.
Contacten leggen waar je je voordeel mee kunt doen.
Cv (curriculum vitae)
Een lijstje met je persoonlijke gegevens, opleiding en werkervaring.
Lijst met relevante opleidingen en werkervaring.
Het curriculum vitae hoort bij een sollicitatiebrief.
Arbeidscontract (arbeidsovereenkomst)
Een afspraak tussen werkgever en werknemer, die we arbeidsvoorwaarden noemen.
Schriftelijke overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt om in dienst van de werkgever tegen bepaald loon gedurende een zekere tijd arbeid te verrichten.
Zwartwerken
Werken zonder belasting te betalen.
Als zwartwerk wordt ontdekt, is de werkgever strafbaar.
Betaald werk verrichten zonder daar belasting of sociale premie over te betalen.
Cao (collectieve arbeidsovereenkomst)
Afspraken binnen tussen werkgevers- en werknemersorganisaties binnen een bepaalde bedrijfstak.
Afspraken gemaakt tussen werkgevers en vakbonden over beloning en werkomstandigheden voor alle werknemers in een bedrijf of bedrijfstak gedurende een bepaalde periode.
Maatschappelijke positie
De plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder.
Je kennis of vaardigheden, macht of verantwoordelijkheid en je inkomen.
De plaats of rang in de samenleving: dit hangt samen met je opleiding, beroep, inkomen en afkomst.
Maatschappelijke ladder
Maatschappelijke posities in de samenleving van laag naar hoog.
Indeling van mensen hun maatschappelijke positie, bepaald door macht, status en inkomen.
Bovenaan de maatschappelijke ladder staan beroepen als artsen, advocaten en directeuren, terwijl meer onderaan de maatschappelijke ladder beroepen staan als vakkenvullers, schoonmakers en vuilnismannen.
(Sociale) status
De waardering die mensen geven aan je beroep.
Aanzien in de maatschappij.
Het aanzien, de eer, het prestige dat iemand verwerft en met zich meedraagt in de sociale groep of samenleving waarin die persoon zich begeeft.
Sociale klassen
Werkende bovenlaag
Jongere kansrijken
Rentenierende bovenlaag
Werkende middengroep
Laagopgeleide gepensioneerden
Onzekere werkenden
Het precariaat
Sociale ongelijkheid
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk over alle mensen verdeeld.
Grote en ongewenste verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen de verschillende groepen (klassen) van de bevolking.
Sociale mobiliteit
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder.
Veranderingen in sociale status van individuen of groepen.
De mogelijkheid een andere maatschappelijke positie in te nemen.
Vakbond
Een organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers.
Een organisatie voor werknemers van één of meer bedrijfstakken of beroepsgroepen.
Staking
Wordt georganiseerd wanneer praten met de werkgever niet lukt.
Het neerleggen van de werkzaamheden, meest uit protest of om verbeteringen af te dwingen.
Het tijdelijk stoppen met het leveren van arbeid om een sociaal-politiek doel te bewerkstelligen.
Ontslag op staande voet
Je moet onmiddellijk het bedrijf verlaten en hebt geen recht op een uitkering.
Een opzegging wegens een dringende reden waardoor de arbeidsovereenkomst direct eindig.
Positieve discriminatie
Werkgevers mogen voorrang geven aan vrouwen, allochtonen of ouderen.
Het opzettelijk bevoordelen van bepaalde bevolkingsgroepen bij de toelating tot opleidingen of arbeidsplaatsen, wanneer er sprake is van gelijke geschiktheid.
Kinderopvangtoeslag
Een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang.
Ouderschapsverlof
Het recht op een vrije dag in de week om voor een jong kind te zorgen.
Al of niet betaalde periode die een werknemer niet hoeft te werken als hij of zij een kind heeft gekregen.
Verzorgingsstaat
De overheid helpt de burgers als dat nodig is.
Een overheid die zorgt voor een minimaal welvaarts- en welzijnspeil voor alle inwoners.
Een sociaal systeem waarin de staat primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers, zoals in kwesties van gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid.
Vergrijzing
Het aandeel van de ouderen in de bevolking neemt toe.
Vergrijzing is een term voor het steeds ouder worden van een bevolking. Het gaat om het aandeel ouderen in de bevolking dat stijgt, waardoor ook de gemiddelde leeftijd in dat land stijgt.
Ontgroening
Ontgroening is het afnemen van het aandeel jongeren in de bevolking.
Demografische ontwikkeling waarbij het aandeel van jonge mensen in de totale bevolkingsopbouw afneemt.

9. Criminaliteit

[bewerken]
Crime Does Not Pay (no. 33)
Strafbaar gedrag
Het overtreden van wetsregels (overtredingen en misdrijven).
Wat kan leiden tot straf of strafvervolging.
Menselijke gedragingen die vallen binnen de grenzen van de wettelijke delictsomschrijving.
Delict
Een strafbaar feit.
Overtreding
Een strafbaar feit dat minder erg is.
In het strafrecht een relatief licht strafbaar feit.
Bijvoorbeeld nachtlawaai, openbare dronkenschap en inbreuken op het verkeersreglement
Misdrijf
Een ernstig strafbaar feit.
Bijvoorbeeld diefstal, bedreiging, inbraak, belastingfraude, oplichting en mishandeling.
We spreken ook van lichte misdrijven zoals bijvoorbeeld winkeldiefstal en zware misdrijven zoals ontvoering.
Strafblad
Krijg je als je een misdrijf pleegt.
Een registratie van de wetsovertredingen waar iemand voor veroordeeld is of een OM-afdoening heeft erkend.
Criminaliteit
Alle misdrijven zoals die in de wet staan.
Alles wat door een wettelijke bepaling als misdrijf strafbaar is gesteld.
Plaatsgebondenheid (van criminaliteit)
Wetgeving is afhankelijk van de plaats (land, staat, gemeente, etc.) waar je je bevindt.
Wat in Nederland is toegestaan, kan in een ander land strafbaar kan zijn.
Tijdgebondenheid (van criminaliteit)
Onze ideeën over wat strafbaar is veranderen.
Materiële schade
Schade die je kunt berekenen in geld.
Niet-materiële schade
Schade die je niet in geld kunt uitdrukken.
Schade die wordt veroorzaakt door verdriet, smart of geestelijk gemis.
Risicofactoren (voor criminaliteit)
Omstandigheden die de kans op crimineel gedrag vergroten.
Bijvoorbeeld werkloosheid/schooluitval, opvoeding, 'foute' vrienden, alcoholgebruik.
Pakkans
De kans dat je wordt opgepakt.
De kans dat je wordt opgespoord en vervolgd na het plegen van een misdaad.
De mate van waarschijnlijkheid dat een persoon voor een overtreding of misdrijf wordt opgespoord en vervolgd.
Persoonlijkheidstheorie
Criminaliteit is een gevolg van psychologische stoornissen.
Bindingstheorie
Bindingen met familie, klasgenoten en vrienden zorgen ervoor dat je geen criminele dingen doet.
Aangeleerd-gedragtheorie
Crimineel gedrag aangeleerd en neem je het over van foute vrienden of van familieleden.
Etiketteringstheorie
Iemand gaat zich crimineel gedragen wanneer hij of zij als een crimineel wordt gezien.
Gelegenheidstheorie
Mensen kiezen steeds wat het voordeligst voor ze is.
Deelname aan criminele activiteiten groter wordt als daar meer de gelegenheid toe is.
Verdachte
Iemand die volgens de politie waarschijnlijk iets strafbaars heeft gedaan.
Iemand van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld bestaat dat hij een bepaald strafbaar feit gepleegd heeft
Proces verbaal
Een speciaal politieverslag over het misdrijf en de verdachte.
De akte waarmee een overheidsambtenaar (bijvoorbeeld politie of een andere opsporingsambtenaar) verslag uitbrengt.
Officier van justitie
Opsporingsambtenaar en een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (OM).
Voert het gezag over onderzoeken van de politie en recherche.
Beslist wat er met een verdachte gebeurt na een onderzoek.
Treed op als openbaar aanklager in een rechtszaak (strafrecht).
Seponeren
De verdachte komt niet voor de rechter en krijgt geen straf.
Schikken
De verdachte accepteert een boete en komt niet voor de rechter.
Vervolgen
De verdachte moet voor de rechter komen.
Dagvaarding
Een oproep om voor de rechter te verschijnen.
Advocaat
Een jurist die in rechtszaken de belangen behartigt voor een persoon of partij.
Heeft als taak de verdachte te begeleiden en verdedigen.
Tbs (terbeschikkingstelling)
De dader komt dan in een tbs-kliniek.
Een maatregel die de rechter kan opleggen aan een verdachte van een misdrijf in plaats van een gevangenisstraf.
Vonnis
De beslissing van de rechter.
Hoofdstraf
Een geldboete, een gevangenisstraf of een taakstraf.
Bijkomende straf
Straffen die aan de hoofdstraffen kunnen worden toegevoegd.
Ontzetting van bepaalde rechten: bijvoorbeeld dat je je rijbewijs moet inleveren na dronken of te hard rijden.
Repressie (onderdrukking)
Maatregelen tegen overtreding van regels, bijvoorbeeld door (zware) een straf.
Straffen op een manier dat er een afschrikwekkende werking van uitgaat.
Zorgen dat de pakkans hoog is en misdaad niet loont.
lik-op-stukbeleid
Daders worden sneller veroordeeld.
Beleid van politie en justitie waarbij zij bepaalde strafzaken snel afhandelen.
(Misdaad)preventie
Het voorkomen van criminaliteit.
Maatregelen die genomen worden om misdaad te voorkomen.

Rechtsstaat

[bewerken]
Rechtsstaat
-
Democratie
-
Democratische rechtsstaat
-
Autoritaire staten
-
Dictatuur
-
Censuur
-
Grondwet
-
Grondrechten
-
Sociale grondrechten
-
Mensenrechten
-
Boycot
-
Trias politica
-
Wetgevende macht
-
Uitvoerende macht
-
Rechtelijke macht
-
Legaliteitsbeginsel
-
Strafrecht
-
Overtreding
-
Misdrijf
-
Criminaliteit
-
Tijdgebondenheid van criminaliteit
-
Plaatsgebondenheid van criminaliteit
-
Risicofactoren van criminaliteit
-
Verdachte
-
Proces verbaal
-
Openbaar ministerie
-
Seponeren
-
Strafbeschikking
-
Vervolgen
-
Soorten straffen (hoofdstraffen en bijkomende straffen)
-
-
Tbs
-
Ontoerekeningsvatbaar
-
Jeugdstrafrecht
-
Doelen van straffen (afschrikken, gedrag verbeteren, veiligheid, voorkomen eigenrichting, vergelding)
-
-
-
-
-
Repressie
-
Preventie
-
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.