Learngames/Wetten
In dit hoofdstuk staan enkele "wetten die volgens de ervaringen en deskundigheid van de edupreneur Henk Roelofs gelden voor het onderwijs. Deze persoonlijke stellingen zijn de motivatie geweest voor het bedenken en uitwerken van toylearning.
Gekloot
[bewerken]“Er is altijd gekloot in het onderwijs, waarbij er geen relatie is met leerprocessen”.
Dit geldt vooral voor processen in het onderwijs die specifiek gericht zijn op ondersteuning bij onderwijs en niet zozeer op leren. Ervaring leert dat het onderwijs meestal gewoon doorgaat en primaire processen met leerlingen of studenten door betrokken leraren automatisch opgelost worden. Voorbeelden hiervan zijn legio, vooral op het gebied van voorzieningen die ondersteuning moeten bieden bij onderwijs en "het niet doen". Een eenvoudig voorbeeld hiervan is een whiteboard dat niet opstart op het moment dat lesgeven begint. Dit laatste wordt overigens altijd de schuld van de docent gegeven.
Urenplaatje
[bewerken]"Hoe effectiever een onderwijseenheid, hoe groter de kans is dat ie wordt afgeschaft"
Vanwege het feit dat “onderwijs” centraal staat in het beleid, leidt dat tot bovenstaande afgeleide wet. De ontwikkeling van nieuwe innovatieve leeromgevingen wordt vaak afgeremd. Verandering staat in het algemeen haaks op efficiency. Hoewel er wel degelijk veel verandering plaatsvindt in onderwijsorganisaties, blijft het "urenplaatje" met de inzet van (dure) docenten de hoofdlijn van aansturing in het onderwijs.
Onderwijsmanagement
[bewerken]"Het beste onderwijsmanagement is géén management"
In bureaucratische onderwijsorganisaties wordt de nadruk gelegd op efficiency en verantwoording, wat vaak leidt tot besluiten die "penny wise, pound foolish" zijn. Leiderschap en keuzes maken ter bevordering van (betere) leerprocessen zijn ongebruikelijk. De toegevoegde waarde van onderwijsmanagement voor leerprocessen is overwegend negatief, wat leraren die deze leerprocessen moeten helpen realiseren frustreert. In dit geval kan het soms beter zijn om geen management te hebben. Henk Roelofs stelt dat onderwijsmanagement en leerprocessen twee gescheiden werelden zijn. De nadruk op efficiency en verantwoording in bureaucratische onderwijsorganisaties leidt tot een papieren wereld die belangrijker wordt geacht dan de werkelijkheid van de leerprocessen. Een analogie hiervoor is het beoordelen van maaltijden op basis van de menukaarten in plaats van op basis van de werkelijke smaak en kwaliteit van het eten.
Een andere "wet" van Roelofs luidt; "hoe slechter het onderwijsmanagement, hoe stompzinniger de cursussen voor teambuilding in het onderwijs". In bureaucratische onderwijsorganisaties is het onderwijsmanagement onzeker over de uitvoering, dus ze proberen mensen in de uitvoering te behandelen als willoze robots in plaats van competente docenten. Om deze onzekerheid weg te nemen, worden er cursussen gegeven die belangrijkste kenmerk hebben dat ze stompzinnig zijn. Een informele, eenvoudige context zoals een wandeling in het bos of een boottochtje kan helpen om oneffenheden weg te nemen en onderlinge afstemming te bevorderen. Dit is alleen mogelijk als het onderwijsmanagement de onzekerheid over de processen overdraagt aan degenen die het probleem op de werkvloer moeten oplossen. Dit kan door een context te creëren waarbij mensen dit zelf gaan doen.
Onderwijsvernieling
[bewerken]"Vernieuwing van onderwijs betekent nieuw meubilair en inrichting"
Omdat het onderwijsmanagement de nadruk legt op bureaucratische procesaansturing, zoeken ze naar zekerheid door te focussen op de vernieuwing van de materiële omgeving. Dit is niet per se negatief, want het kan leiden tot het creëren van authentieke leeromgevingen, zoals een schoolrestaurant of hotel, waar leerprocessen getest worden door echte klanten, wat leidt tot voortdurende externe directe feedbacksystemen.
Pareto-principe
[bewerken]Er bestaat een axioma volgens de Italiaanse econoom Vilfredo Pareto (1848-1923) die formuleerde als de "Pareto-principe", ook wel bekend als de 80/20-regel. Volgens dit principe zou ongeveer 80% van de effecten voortkomen uit 20% van de oorzaken. Dit geldt in verschillende contexten, zoals bijvoorbeeld in het ondernemingsleven, waarbij een kleine groep klanten of producten vaak een groot deel van de omzet genereert. Het Pareto-principe kan ook toegepast worden op andere gebieden, zoals bijvoorbeeld in het onderwijs, waarbij 20% van de leerlingen vaak een groot deel van de aandacht van de docenten krijgt of dat in het onderwijs, 80% van de activiteiten geen of negatieve toegevoegde waarde hebben voor de leerprocessen, terwijl 20% wel bijdragen. Dit betekent dat bij de besteding van extra middelen aan het onderwijs, deze nauwelijks bijdragen aan betere leerprocessen. Van de 80% van de activiteiten die geen bijdrage leveren aan leerprocessen, dragen 20% negatief bij aan die leerprocessen. Dit suggereert dat de toegevoegde waarde van extra middelen voor leerprocessen in het onderwijs beperkt is.
Nutteloos
[bewerken]Leren ≠ onderwijs
[bewerken]“Leren is fundamenteel wat anders dan Onderwijs” of “Onderwijs is fundamenteel wat anders dan Leren”
Onderwijs leidt niet altijd tot leren vanwege het feit dat leren iets fundamenteel anders is dan onderwijs. Ontleren van verkeerd aangeleerde zaken is een proces dat vaak genegeerd wordt in het onderwijs. "Mislearning" is een thema dat bijvoorbeeld uitgebreid door Knud Illeris wordt behandeld. Een voorbeeld hiervan is de docent in een andere onderwijsorganisatie die de kinderen de ministers van het "paarse kabinet" uit hun hoofd liet leren voor het vak maatschappijleer, terwijl dit kabinet al meer dan twintig jaar historie was en de docent zijn lessen in al die jaren nooit had gewijzigd.
Authentieke leeromgevingen
[bewerken]Effectief onderwijs is vooral gericht op het mogelijk maken van, het scheppen van authentieke leeromgevingen. Deze omgevingen zijn in het algemeen gericht op effectiviteit en niet op efficiency. Dit vereist ook veel flexibiliteit, wat haaks staat op beleid dat gericht is op efficiency. Voorbeelden van authentieke omgevingen die goed functioneren zijn stages en afstudeerplekken. Zelfs als ze "mislukken", functioneren ze nog steeds goed als effectief leerproces. Bovendien is de effectiviteit van leerprocessen onderhevig aan verandering.
Effectief onderwijs creëert authentieke leeromgevingen, die in het algemeen niet efficiënt zijn. Dit staat haaks op beleid dat gericht is op efficiency. Het verwarren van efficiency met effectiviteit kan in bureaucratische organisaties leiden tot besluiten die "penny wise, pound foolish" zijn, zoals bijvoorbeeld de traumatische ervaring van studenten die zich niet tijdig hadden ingeschreven voor tentamens en daarom werden uitgesloten. Dit gaat ten voordele van een efficiënte organisatie, maar heeft een negatieve toegevoegde waarde voor inhoudelijke leerprocessen. In dit soort situaties leren studenten dat ze netjes in de pas moeten blijven lopen, anders krijgen ze te maken met draconische maatregelen. Dit is echter niet wat wordt bedoeld met goed onderwijs.
Benevolentie
[bewerken]Goede bedoelingen
[bewerken]Om de "Wetten van Goede Bedoelingen" te kunnen benoemen, is het nodig om een aantal begrippen te definiëren:
- Goede Bedoelingen: Dit zijn intenties of plannen om iets positiefs te doen, zonder dat er direct persoonlijk voordeel uit wordt gehaald. Goede bedoelingen kunnen gericht zijn op het helpen van anderen of het verbeteren van de wereld op een of andere manier.
- Vraag: Dit is de behoefte aan goede bedoelingen vanuit de afnemers van goede bedoelingen, zoals individuen, organisaties of overheden.
- Aanbod: Dit is het aanbod van goede bedoelingen vanuit de producenten van goede bedoelingen, zoals individuen, organisaties of overheden.
- Prijs: Dit is de kosten die verbonden zijn aan het communiceren van goede bedoelingen, zoals tijd en geld.
Wetten
[bewerken]Dan worden de "wetten":
- "Het aanbod van goede bedoelingen is onbeperkt": Er is altijd wel iemand die goede bedoelingen heeft, of het nu gaat om het helpen van een vriend, het doneren aan een goed doel of het opzetten van een sociale campagne. Het aanbod van goede bedoelingen is dus onbeperkt.
- "De vraag naar goede bedoelingen is beperkt": Hoewel iedereen wel goede bedoelingen heeft, is de tijd en het geld dat mensen kunnen besteden aan het verwezenlijken van die bedoelingen beperkt. Dit betekent dat er altijd een beperkte vraag zal zijn naar goede bedoelingen.
- "Het aanbod van goede bedoelingen overschrijdt vaak de vraag": Omdat het aanbod van goede bedoelingen onbeperkt is, is het vaak moeilijk om voldoende afzet te vinden voor al die goede bedoelingen.
of
- Hoe beter de bedoelingen, hoe hoger de communicatiekosten. Dit geldt zowel voor het aanbod als de vraag van goede bedoelingen.
- Hoe minder transparant de markt van goede bedoelingen, hoe lager de efficiëntie. Dit leidt tot hogere kosten en lagere opbrengsten voor alle betrokken partijen.
- Hoe gefragmenteerder de markt van goede bedoelingen, hoe lager de effectiviteit. Dit betekent dat goede bedoelingen vaak niet de gewenste impact hebben op de doelgroep, omdat er geen samenhang is in het aanbod en de vraag.
- Hoe lager de prijs van goede bedoelingen, hoe lager de kwaliteit. Dit komt omdat lage prijzen vaak gepaard gaan met lagere kosten, wat betekent dat er minder tijd en middelen besteed worden aan de productie en uitvoering van de goede bedoelingen.
- Hoe groter de vraag naar goede bedoelingen, hoe groter het aanbod. Dit kan leiden tot oversaturatie van de markt, waardoor de waarde van goede bedoelingen daalt en de impact ervan afneemt.
Onderwijsbedoelingen
[bewerken]Volgens Roelofs zijn er een aantal kenmerken waaraan goede bedoelingen in het onderwijs kunnen worden herkend. Zo is het niet de bedoeling dat een goede bedoeling gerealiseerd wordt, want als dat wel het geval is, versterkt dat juist de goede bedoeling. Daarnaast is het belangrijkste kenmerk van de goede bedoeling dat het relatief en in de meeste gevallen ook absoluut duur is. Als een goede bedoeling niet duur is, was de bedoeling al gerealiseerd. Goede bedoelingen hebben ook vaak neveneffecten die tegenovergesteld werken aan de oorspronkelijke goede bedoeling. Daarnaast heeft het positieve effect van het realiseren van een goede bedoeling vaak geen relatie met de oorspronkelijke goede bedoeling.
Hoe eenvoudiger een goede bedoeling wordt geformuleerd, hoe beter deze gecommuniceerd kan worden en hoe meer aanhangers de goede bedoeling verwerft. Goede bedoelingen staan vaak haaks op het eigen gedrag ter zake en in arme samenlevingen is de informatie over goede bedoelingen vaak gericht op degenen of organisaties die goede bedoelingen met middelen van buiten die samenleving kunnen ondersteunen. Ook is het zo dat de goede bedoeling vaak niet geleverd kan worden omdat deze niet op voorraad is of omdat het niet duidelijk is wie de goede bedoeling afneemt.
Volgens Roelofs zijn goede bedoelingen vaak de weg naar de hel. Dit gezegde, "The road to hell is paved with good intentions", suggereert dat goede bedoelingen vaak leiden tot slechte resultaten. Roelofs benadrukt ook dat er verschillende soorten goede bedoelingen zijn, zoals homogene en heterogene, en dat er soms veel vragers of aanbieders zijn op de markt van goede bedoelingen, wat kan leiden tot monopolistische kenmerken.