Esperanto/16 regels
Uiterlijk
ALFABET
[bewerken]Het Esperanto-alfabet bestaat uit de volgende 28 letters:
A, B, C, Ĉ, D, E, F, G, Ĝ, H, Ĥ, I, J, Ĵ, K, L, M, N, O, P, R, S, Ŝ, T, U, Ŭ, V, Z a, b, c, ĉ, d, e, f, g, ĝ, h, ĥ, i, j, ĵ, k, l, m, n, o, p, r, s, ŝ, t, u, ŭ, v, z
UITSPRAAK
[bewerken]De klinkers: a als in vaten e als in met i als in liter o als in kok u als de oe in koe
De medeklinkers: f, h, j, k, l, m, n, p, r, s, t en z als in het Nederlands b als b, nooit als p (sub) d als d, nooit als t (apud) c als ts in niets g als g in het Franse garçon, nooit als k v breder dan de Nederlandse v, bijna als w ĉ als tsj in tsjilpen ĝ als dzj, zoals g in het Engelse gentleman ĥ als ch in kachel ĵ als zj, zoals j in journaal ŝ als sj in sjerp ŭ als de Nederlandse w (wordt voornamelijk gebruikt in de tweeklanken aŭ en eŭ)
GRAMMATICA
[bewerken]De gehele grammatica van het Esperanto bestaat slechts uit de volgende 16 grondregels:
Regel 1:
Er is slechts het bepaald lidwoord 'la'. la patrino = de moeder la libro = het boek Het onbepaald lidwoord wordt niet vertaald. libro = een boek
Regel 2:
Het zelfstandig naamwoord eindigt op -o vb. patro (vader) Het meervoud krijgt de uitgang -j vb. patroj (vaders) Het lijdend voorwerp krijgt de uitgang -n vb. patron, patrojn (accusatief)
Regel 3:
Het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -a vb. bona (goede) Het krijgt dezelfde uitgangen als het vb. bonaj patroj zelfst. naamwoord waar het bij hoort bonan patron
Regel 4:
De telwoorden zelf zijn onveranderlijk. 0 nulo 1 unu 6 ses 11 dek unu 2 du 7 sep 12 dek du 3 tri 8 ok 20 dudek 4 kvar 9 naŭ 100 cent 5 kvin 10 dek 1000 mil
Er kunnen wel zelfstandige en bijvoeglijke vb. duo, trio naamwoorden van gemaakt worden door de ge- vb. tria, sesa paste uitgang toe te voegen. De uitgang -ono maakt een breuk. vb. 1/2 duono De uitgang -opo maakt een groep. vb. duopo (paar)
Regel 5:
De persoonlijke voornaamwoorden: mi (ik) ni (wij) vi (u/jij) vi (u/jullie) li (hij) ili (zij, mv) ŝi (zij) oni (men) ĝi (het) si (zich)
Bezittelijke voornaamwoorden worden gevormd door de (bijvoeglijke) uitgang -a vb. mia = mijn, lia = zijn
Regel 6:
De werkwoorden worden niet vervoegd. - infinitief eindigt op -i vb. fari (doen) - tegenwoordige tijd -as vb. mi faras, ili faras, ... - verleden tijd -is vb. mi promenis - toekomende tijd -os vb. li vidos
- voorwaardelijke wijs -us vb. ŝi farus (zij zou doen) - gebiedende wijs -u vb. sidu (zit)
Onvoltooid deelwoord: faranta: aan het doen farinta: aan het doen geweest faronta: zal aan het doen zijn
Voltooid deelwoord: farata: gedaan wordend farita: gedaan farota: zal gedaan worden
Regel 7:
Het bijwoord eindigt op -e vb. rapide (snel) Het is onveranderlijk.
Trappen van vergelijking: pli rapide ol (sneller dan) plej rapide (snelst)
Regel 8:
Alle voorzetsels vereisen een nominatief.
Regel 9:
De spelling is fonetisch: alles wordt uitgesproken zoals het wordt geschreven.
Regel 10:
De klemtoon valt altijd op de voorlaatste lettergreep. vb. labori (werken)
Regel 11:
Samenstellingen worden gemaakt door het samenvoegen van de afzonderlijke delen (zoals in het Nederlands), met het hoofdwoord achteraan. Bij het eerste woord vervalt dan de uitgang -o vb. leterpapero (briefpapier)
Regel 12:
Dubbele negatie wordt niet gebruikt (zoals in het Nederlands) dus niet: 'neniam ne' (nooit niet), maar: 'neniam' (nooit).
Regel 13:
Bij een beweging, krijgt het woord dat de plaats aanduidt waar men naartoe gaat de uitgang -n, indien er geen voorzetsel gebruikt werd. vb. kie vi iras = waar ga je (al kie vi iras = naar waar ga je) zonder voorzetsel: kien vi iras = naar waar ga je
Regel 14:
Ieder voorzetsel heeft een vaste betekenis. vb en = in (binnen) vb. 'geloven in' is niet 'kredi en' maar wel 'kredi je' Dit is vooral voor het figuurlijk gebruik van voorzetsels.
Regel 15:
Internationaal gebruikte woorden veranderen niet in Esperanto (enkel de fonetische spelling moet soms aangepast). vb. teatro (theater), lifto, radio, ...
Regel 16:
De uitgangen van het naamwoord en het lidwoord (la) kunnen in poëzie worden weggelaten en vervangen door een weglatingsteken (apostrofe). vb. l'espero, la dom' (la espero) (la domo)
TABELWOORDEN (Korelativoj)
[bewerken]Onbepaald I- | Vragend of betrekkelijk
KI- |
Aanwijzend TI- | Allesomvattend ĈI- | Ontkennend NENI- | |
---|---|---|---|---|---|
Persoon of zaak -U |
iemand IU |
wie, die KIU |
die TIU |
iedereen ĈIU |
niemand NENIU |
Soort -A |
een of andere IA |
wat voor een KIA |
zo'n TIA |
allerlei ĈIA |
geen enkele NENIA |
Zaak -O |
iets IO |
wat, dat KIO |
dat TIO |
alles ĈIO |
niets NENIO |
Bezitter -ES |
iemands IES |
wiens, waarvan KIES |
diens TIES |
ieders ĈIES |
niemands NENIES |
Plaats -E |
ergens IE |
waar KIE |
daar TIE |
overal ĈIE |
nergens NENIE |
Manier -EL |
op een of andere wijze IEL |
hoe, zoals KIEL |
zo, aldus TIEL |
op alle wijzen ĈIEL |
op geen enkele wijze NENIEL |
Tijd -AM |
ooit, eens IAM |
wanneer, toen KIAM |
toen, dan TIAM |
altijd ĈIAM |
nooit NENIAM |
Hoeveelheid -OM |
iets IOM |
hoeveel, (zoveel) als KIOM |
zoveel TIOM |
alles ĈIOM |
niets NENIOM |
Reden -AL |
om een of andere reden IAL |
waarom KIAL |
daarom TIAL |
overal om ĈIAL |
nergens om NENIAL |