Zuren en basen in soorten
Bij
de eerste bespreking van zuren is al aangegeven dat zuren stoffen zijn die
kunnen afstaan, maar dat niet altijd doen, met
azijnzuur als belangrijkste voorbeeld. In de volgende paragrafen zal de aandacht vooral uitgaan naar de zwakke zuren, zuren die slechts een deel van hun
afstaan.
Zwakke zuren
Op dezelfde manier als voor zwakke zuren geldt dat ze een
kunnen afstaan maar dat niet altijd doen, geldt voor zwakke basen dat ze een
kunnen opnemen maar dat ook niet altijd doen.
Zwakke basen
Evenwichten
Ook is al eerder, toen
buffers werden besproken, aangegeven dat een chemisch evenwicht niet vergeleken kan worden met een
balans, maar eerder met de
rij voor een kassa: de snelheid waarmee een stof of component gevormd wordt is even groot als de snelheid waarmee hij verdwijnt.
Chemisch evenwicht
Zuur- en Baseconstante
Om de sterkte van een zuur aan te geven (en eraan te kunnen rekenen, en daarmee voorspellingen doen over het gedrag van op;lossingen) wordt de zuurconstante gebruikt, meestal geschreven als of . In het eerste geval verwijst de 'z' naar 'zuur', in het tweede geval de 'a' naar het Engelse 'acid' of het Franse 'acide'.
Voor de sterkte van een base wordt de baseconstante of
gebruikt.
Zuurconstante
of
Zuurconstante en concentraties
Zuurconstante formule
De ionisatie-reactie die bij deze constante hoort is:
Vergelijk je de reactievergelijking met de formule voor de
, dan zie je dat de uitgangsstof voor de reactie onder de deelstreep staat, terwijl de producten erboven staan. Dit komt overeen met wat je verwachten mag: als
groot is, heb je met een sterk zuur te maken dat vooral in ionen gesplitst is. De concentraties van de zuurrest en de waterstof-ionen zijn dus groot en de hoeveelheid niet geïoniseerd zuur is klein. In de formule voor
staan grote getallen in de teller van de breuk en een klein getal in de noemer. De uitkomst is dan een groot getal
= groot.
Ionisatie
Ionisatie-reactie
Betekenis formule
Omgekeerd, voor een zwak zuur geldt dat slechts een klein deel van het zuur in ionen gesplitst is. De concentratie
en
is dus klein terwijl de concentratie
juist groot is. De teller is nu klein, en de noemer groot: de breuk heeft een kleine waarde
= klein.
Baseconstante en concentraties
Voor de reactie van een base met water geldt de reactie:
Omdat het lastig is om bij de verschillende reactiesnelheden en constanten steeds de hele reactie te noteren wordt hieronder voor de snelheid en de constante die bij de reactie
horen het subscript "1" gebruikt:
. Voor de snelheid en de constante van de reactie de andere kant uit (
wordt het subscript "-1" gebruikt:
.
Baseconstante formule
Op
dezelfde manier als voor de
gedaan is, kun je ook deze constante met de concentraties in verband brengen:
Verg. 1
Verg. 2
Verg. 3
Breng de constanten naar de ene kant en concentraties naar de andere kant van het gelijkteken:
Verg. 4
Ook hier geldt dat bij een sterke base de concentraties en groot zullen zijn, terwijl juist klein is. De resulterende constante, grote teller, kleine noemer is groot. Omgekeerd, voor een zwakke base zullen de eerste twee concentraties klein zijn en de laatste groot. Dit betekent een kleine teller en een grote noemer en dus een kleine waarde voor de breuk, de baseconstante.
De concentratie water is zo groot dat de verandering daarin door het reageren met de base verwaarloosd mag worden en deze concentratie als constant mag worden beschouwd. Het is daarom gebruikelijk om deze constante op te nemen in de
en de formule dan te noteren (met een hoofdletter 'K') als:
Verg. 5
Betekenis formule Kb
De redenering om de waterconcentratie op te nemen in de constante wordt vrij algemeen toegepast als water het oplosmiddel is. Omdat de manier waarop formule 5 s afgeleid een algemene manier is om deze constanten uit te drukken, duikt de concentratie van water is nogal wat formules op als feitelijke constante. Omdat de concentratie niet ingevuld hoeft te worden, wordt soms gezegd: voor de waterconcentratie mag je 1 invullen. Rekenkundig heeft dat hetzelfde effect als de concentratie in de constante onder te brengen. Realiseer je dat de concentratie van water in water NOOIT 1 is:
In een liter water van 1000 gram zit ruim 55 mol water!