Kunstgeschiedenis/Middeleeuwse kunst

Uit Wikibooks

INLEIDING
KUNSTHISTORISCH ONDERZOEK
PERIODEN
1. Prehistorie
2. Oudheid

3. Middeleeuwen
4. Renaissance en barok

5. Negentiende eeuw

6. Twintigste eeuw

7. Hedendaagse kunst

8. Toegepaste kunst
9. Islamitische kunst


10. Lexicon

Twaalfde-eeuwse Byzantijnse kerkmozaïeken, in de kathedraal van Monreale.

De middeleeuwse kunst van de westerse wereld bestrijkt een periode van meer dan 1000 jaar kunst in Europa. Zij omvat de belangrijkste kunststromingen en periodes, nationale en regionale kunst, genres, revivals, ambachten, alsook de kunstenaars zelf. Het gaat om zeer verschillende artistieke bewegingen met verschillende geografische verspreiding, van de zogenaamde "internationale stijlen" tot nationale, regionale en lokale kunsten; kortom een ​​enorme diversiteit aan kunstwerken behorende tot de meest uiteenlopende genres. De kunstenaars zelf werden tot in de hoge middeleeuwen beschouwd als ambachtsman, een status met weinig sociaal prestige, en waren net als de andere beroepen georganiseerd in het gildesysteem. Pas in de laatste eeuwen van de late middeleeuwen, vooral in de vijftiende eeuw, werd aan hun beroep een hogere status verleend als beoefenaars van de schone kunsten die waardering kregen voor de intellectuele voorbereiding van hun werken.

Middeleeuwse kunstenaars in Europa waren verbonden met het artistieke erfgoed van het Romeinse Rijk en met teksten en iconografie van de vroege Katholieke Kerk. Deze bronnen en invloeden werden vermengd met de sterke 'barbaarse' culturen van Noord-Europa, wat leidde tot een opmerkelijke artistieke beweging. Zo kan de geschiedenis van de middeleeuwse kunst worden gezien als de geschiedenis van de interacties tussen klassieke, vroegchristelijke en barbaarse kunstelementen.

Kunsthistorici proberen de middeleeuwse kunst – vaak met enige moeite – in te delen in grote periodes en stijlen. Een algemeen aanvaarde indeling omvat vroegchristelijke kunst, kunst tijdens de grote volksverhuizingen, Byzantijnse kunst, insulaire kunst, pre-romaanse, romaanse en gotische kunst, evenals vele andere periodes binnen deze centrale stijlen. Daarnaast had elke regio, vooral tijdens de periode van totstandkoming van naties en culturen, haar eigen aparte artistieke stijl. Voorbeelden hiervan zijn de Angelsaksische kunst of Noordse kunst.

Middeleeuwse kunst werd geproduceerd in vele media. De werken waarvan veel voorbeelden zijn blijven bestaan zijn beeldhouwwerken, verluchte handschriften, glas in loodramen, producten van metaalbewerking, en mozaïeken. Deze hadden allemaal een hogere overlevingskans dan andere media, zoals bijvoorbeeld fresco muurschilderingen en werken in kostbare metalen of textielen, waaronder wandtapijten. Vooral in het begin van de periode werden producten van de decoratieve kunsten, zoals metaalbewerking, ivoorsnijwerk, emailbewerking en kostbare borduurwerken waarschijnlijk meer gewaardeerd dan schilderijen of monumentale sculpturen.

Vroegchristelijke kunst[bewerken]

Middeleeuwse kunst is in wezen christelijke kunst. Vroegchristelijke kunst kan worden gezien als een fase van laat-Romeinse kunst, waarvan zij zich als christelijk onderscheidt door de onderwerpkeuze. Voor de vierde eeuw werkten een aantal factoren het ontstaan van een christelijke kunst tegen. De eerste christenen hadden van het jodendom een vooroordeel tegen uitbeelding van wat met god te maken had, en waren vooral bezig met het zich distantiëren van heidense praktijken met verering van godsafbeeldingen. Wat ook een rol speelde, was dat de vroege christenen soberheid en armoede nastreefden en zich afzetten tegen wereldlijk bezit. Als gevolg hiervan vindt men voor de eerste drie eeuwen na Christus de voorbeelden van vroegchristelijke kunst vooral bij monumenten en grafkunst. Zo zijn de catacomben van Priscilla, in de Via Salaria, meestal gedateerd eind derde eeuw, een ware galerie van vroegchristelijke schilderkunst. De uitgebeelde verhalen hebben vooral te maken met de thema's van het heil en de bescherming van de gelovigen. In Dura-Europos, een stad aan de rivier de Eufraat in Mesopotamië die in 256 werd verwoest door de Perzen, vonden archeologen in de overblijfselen van een christelijk huis echter ook schilderijen (eerder schetsen) die de zondeval en verlossing door Christus, een terugkerend thema in de christelijke kunst, uitbeelden.[1]

Romaanse kunst[bewerken]

De romaanse periode verwijst ruwweg naar de elfde en de eerste helft van de twaalfde eeuw. De term 'Romaans' werd voor het eerst gegeven aan deze vorm van architectuur in de 19e eeuw vanwege het gebruik van ronde bogen en gemetselde tongewelven, praktijken die in de oude Romeinse architectuur gemeengoed waren. De soorten monumenten nu nog bestaan uit deze periode, zijn vooral kerkgebouwen en beeldhouwkunst die toen in opdracht van de Kerk werd gemaakt.

Gemeenschappelijke kenmerken van de romaanse architectuur zijn: dikke stenen muren en grote steunberen aan de buitenkant om deze muren te ondersteunen, rondbogen en tongewelven. De ramen in deze structuren zijn meestal klein vanwege de beperkingen die het gebruik van parementen met zich meebrengen. De buitenkant van de Romaanse kerken hebben, in vergelijking met de meer modulair opgebouwde Karolingische en Ottoonse kerken van de negende en tiende eeuw, decoratieve schema's van architectonische en sculpturale elementen die het ontwerp als geheel verenigen. Deze ontwerpelementen omvatten blinde arcaden, en consoles die beide vaak over de gehele omtrek langs de buitenmuren worden aangewend.

Gotische kunst[bewerken]

Gotische kunst had zijn uitgangspunt en grootste betekenis in de architectuur. De andere kunstvormen die het omvat, waren er op de een of andere manier ondergeschikt aan en dienden voornamelijk decoratieve en didactische doeleinden binnen de gotische gebouwen. Gotische kunst ontstond in Île-de-France, Frankrijk, in het begin van de 12e eeuw in de abdijkerk van St. Denis, gebouwd door abt Suger. De stijl verspreidde zich snel vanuit de architectuur naar beeldhouwkunst, textielkunst en schilderkunst, die verschillende vormen aannam, waaronder fresco, glas-in-lood, het verluchte manuscript en paneelschildering.

De gotische architecturale stijl benadrukt verticaliteit en wordt gekenmerkt door bijna skeletachtige steenstructuren, grote glasoppervlakken, smalle torenspitsen, pilaren, steunberen, kruisribgewelven, spitsbogen en fantasierijke sculpturale decoratie. Al deze eigenschappen waren een gevolg van de grote glasvlakken die ervoor zorgden dat er meer licht dan voorheen de kerkzaal binnenkwam. Door het systeem van externe steunberen kon het dak hoger en de kolommen dunner worden gemaakt.

De gotische kathedralen waren vanbuiten rijkelijk versierd met sculpturen en vanbinnen toonden fresco's motieven uit het Oude en Nieuwe Testament. De kathedralen werden beschouwd als microkosmische representaties van de wereld - de enorme afmetingen en indrukwekkende verticaliteit zouden de glorie van God weerspiegelen en afzetten tegen de kleinheid van de stervelingen.

Voetnoten[bewerken]

  1. Marilyn Stokstad : Medieval Art, p. 9 “Christian Art Before Constantine”, Harper & Row, 1986
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.