Belgische jazz/1918 - 1930
België als 'jazz-hoofdstad van Europa'
[bewerken]In de jaren twintig en nog meer in de jaren dertig werden Brussel, Antwerpen en Luik de drie Belgische centra voor de ontwikkeling van de nieuwe muziek. In de zomer namen kuststeden zoals Oostende deze rol over, door vakantiegangers te lokken die op zoek waren naar de 'blue notes'. Deze situatie zou duren tot aan het begin van de jaren 90, toen andere centra ontstonden zoals Gent en Brugge, terwijl Luik wat aan belang verloor als gevolg van het vertrek van enkele lokale jazzmusici na het verdwijnen van een aantal kleinere jazzpodia.
Pas na de Eerste Wereldoorlog drong de jazz in België werkelijk door. Belangrijke figuren bij de ontwikkeling van de jazz in België waren Félix Faecq en Robert Goffin. Félix Faecq maakte kennis met de jazzmuziek na de oorlog van 14-18 via de Amerikaanse en Canadese soldaten die het land bevrijdden. Robert Goffin hoorde twee soldaten ragtime-liederen zingen zoals "Are you from Dixie?" en het liedje "Robinson Crusoe "("What did R.Crusoe do on Friday with saturday night?"). Goffin zette zich samen met enkele studiegenoten van de Brusselse rechtsfaculteit ook zelf aan het musiceren in de lokale cafés en dancings. In die periode was jazzmuziek ook synoniem voor dansmuziek. Volgens Faecq was het pas toen ze de originele zwarte orkesten hier zagen optreden dat hij en zijn vriend Goffin begrepen dat jazz meer was dan alleen maar dansmuziek. Samen ontdekten ze de jazzmuziek door in het Alhambra-theater te luisteren naar de Mitchell's Jazz Kings en andere zwarte orkesten. België was in die periode feitelijk de 'jazz-hoofdstad' van Europa geworden. Er vormden zich ook blanke jazzorkesten die succes oogstten, zoals 'The Georgians" met Charles Remue die nu beschouwd wordt als een pionier van de jazz in België. Van 1920 af leidde hij zijn "The Bing Boys." Met dit orkest en andere bands als The White Diamonds en The Stompers introduceerde hij de dixielandstijl in België.
De band die 'jazz' in België introduceerde was niet de Original Dixieland Jass Band, die immers niet in België toerde, maar de zwarte New Yorkse band "Mitchell's Jazz Kings". Op 24 januari 1920 hadden zij een aantal optredens in het Brusselse Theâtre de L'Alahambra. Bij die gelegenheid verscheen op een poster voor de eerste keer in België het woord "jazz".
In die periode was in Antwerpen onder andere al de "Mohawks Jazz Band" actief en daarnaast wierpen vele andere groepen zich op de nieuwe muziek, vooral in Brussel en in Antwerpen. Ze modelleerden zich vooral op de Amerikaanse Chicago- of dixielandstijl, met collectieve improvisatie als kenmerk. Tientallen orkesten brachten zo de roaring twenties naar België. Faecq zorgde ervoor dat de eerste Belgische jazzplaten van het label Gennett (via Chicago over Londen) België binnenkwamen. Faecq begon (samen met zijn schoolvriend Paul Mayaert) ook met het in 1924 uitgebrachte "Musique Magazine", dat mogelijk het eerste muziektijdschrif ter wereld was waarin ernstig over jazz werd geschreven. Het werd later omgedoopt tot "Music" en nog later tot "Actualité Musicale". Na een bezoek aan New Orleans schreef Robert Goffin hierin de eerste artikelenreeks ter wereld over jazz: "Au frontière du Jazz", dat hij later zou uitwerken tot een gelijknamig boek. Het betekende een doorbraak voor de bekendmaking van jazz in België, want in het enige andere bestaande tijdschrift "la Revue musicale Belge" van Marcel Poot werd niet over jazz gesproken maar vooral over fanfaremuziek.
Eerste Belgische jazzopname
[bewerken]In 1927 verscheen "The Jazz Singer", een van de de eerste Amerikaanse geluidsfilms. Al Jolson speelde er de hoofdrol in. Datzelfde jaar ontdekte muziekuitgever Félix Faecq in een Naamse dancing jazzklarinettist en altsaxofonist Charles Remue die met zijn orkest "Chas Remue and his New Stompers" dansmuziek met een jazz-orkestratie speelde. Hij nam het orkest mee naar Londen en liet daar op 17 juni 1927 opnamen maken onder het label "Edison Bell Studios". De eerste historische Belgische jazzopname was hiermee een feit. De uitstekende muzikanten die deel uitmaakten van deze opnamesessies (als Charles Remue and His New Stompers Orchestra) waren jazztrompettist Alfons Cockx, tenorsaxofonist Gaston Frederic en de klassiek geschoolde pianist Stan Brenders. Veertien nummers werden die dag opgenomen die veel succes zouden kennen. Op Europees vlak betekende het baanbrekend werk, want buiten België beschikten alleen Frankrijk en Engeland in die tijd over enkele degelijke jazzmusici. Er werden enkele Amerikaanse succesnummers uit die tijd opgenomen zoals "Ain't she sweet", maar Remue slaagde er toch in om de plaat te vullen met meer dan de helft (7 op 13) Belgische composities. Hieronder bevonden zich het populaire "Vladivostok", "Slow Gee gee", Alahabad" en "Pamplona", allemaal composities van David Bee en Peter Packay. Op 'Vladivostok' is de 20-jarige pianist Stan Brenders te horen, die in 1936 zal benoemd worden als leider van het NIR Jazz-orkest.In 1928 zou Peter Packay met zijn "Red Robbins" een nieuwe plaat opnemen bij de Londense Edison Bell Studios. Het componistenduo Peter Packay en David Bee zou vooral bekendheid krijgen met nummers als "High tension" en "Obsession". Ook in de Verenigde Staten maakten ze opnames.
Belang van Faeck voor de Belgische jazzmuziek
[bewerken]Faecq was intussen een spilfiguur geworden van de Belgische jazz, en zowat alle bekende jazzmusici en componisten kamen uiteindelijk bij hem terecht. Hij zorgde er ook via contacten met uitgevers in Londen voor dat de Belgische beroepsmuzikanten de partituren van de jazzplaten in handen kregen, terwijl ze voordien slechts de muziek konden beluisteren. Faecq werd (na eerst een tijdje de partituren te hebben uitgedeeld) vertegenwoordiger en onderuitgever van de Stazny-uitgeverijen in Londen en verkocht de originele jazz-partituren in België. Zijn "Universal Music Store" werd zo een soort opslagplaats waar Belgische jazzmusici konden uit putten.
Rol van de Antwerpse Red Star Line in de verspreiding van jazzmuziek
[bewerken]In de jaren 20 van de 20e eeuw vonden jazzmusici volop werk in dancings, cinema's, theaters, bars, café chantants en cabarets die volop bloeiden. Muzikanten en bands konden zelfs gedurende meerdere weken optreden in dezelfde gelegenheid. Belgische musici reisden ook naar het buitenland en maakten er opnames. David Bee zei hierover in een interview: "Een degelijk orkest vond in die tijd (de jaren 28-30) altijd werk." Goede jazzorkesten waren in Europa toen immers nog vrij zeldzaam. Ook op de stoomboten van de lijnen Europa-Amerika vonden jazzmusici werk. Zo was David Bee orkestleider op de pakketboot L'Ile de France. Ook op de twee Amerikavaarders van de Red Star Line, de "Belgenland" en de "Lapland" die de verbinding tussen Antwerpen en New York verzorgden kregen heel wat Belgische musici een contract aangeboden. Een bijkomend voordeel was dat het hen in de gelegenheid stelde om internationale contacten te leggen en om het land waar de jazz was ontstaan zelf te bezoeken.
Conservatoria en muziekscholen
[bewerken]Ondanks het feit dat heel wat bands in deze periode succes kenden, was het Belgische muziekonderwijs niet echt 'jazz-minded'. Zo was de saxofoon, die toen toch al enkele decennia bestond, niet opgenomen in het officieel muziekonderwijs en kon je dit jazzinstrument bij uitstek aan conservatoria en muziekscholen niet leren bespelen. De topsaxofonisten van die jaren waren dus op zelfstudie aangewezen. Jean Omer, Arthur Saguet en Fud Candrix hadden bijvoorbeeld eerst viool gestudeerd, David Bee was een klassiek geschoold harpist, en Lou Logist had als basis fagot en accordeon geleerd.