Naar inhoud springen

Houtzaagmolens praktijkhandboek

Uit Wikibooks

Het Gilde van Vrijwillige Molenaars afdeling Houtzagersgilde (vh Het Platform Houtzaagmolens)

[bewerken]

Het Gilde van Vrijwillige Molenaars afdeling Houtzagersgilde bestaat uit de volgende molens

MOLENGEGEVENS Het Gilde van Vrijwillige Molenaars afdeling Houtzagersgilde bijgewerkt tot 01-01-2015
Naam Molen Plaats E-mailadres Database / Wikipedia / Website Molenaar
Agneta Ruurlo mail 267site G.D. Buijs
Bolwerksmolen Deventer mail 769 wikisite Ber Fort
Bovenrijge Ten Boer mail 365site Herman Wubbolts
De Eenhoorn Haarlem mail 660 wikisite Jos van Schooten
De Jager Woudsend mail 164 wikisite Jaap van Driel
De Otter Amsterdam mail 637 wikisite Roel Gremmer
De Rat IJlst mail 86 wikisite S.P. Jellema
De Salamander Leidschendam mail 1040 wikisite Willem Bogaerts / Rick Vermeulen / André van der Kraan / Aart Oskam
De Ster Utrecht mail 847 wikisite Piet van Os
De Zwaluw Burdaard mail 44 wikisite J. Tollenaar
FRAM Woltersum mail 388 wikisite Sietse Pot
Het Jonge Schaap Zaandam mail 1290 wikisite Tim Doevens
Holten's Molen Deurne mail 510 wikisite Jan van Woezik
Mijn Genoegen Arnhem mail 177 wikisite Mark den Boer / Ada Meurs
Twickeler Houtzaagmolen Delden mail site Eddy Blenke
d'Heesterboom Leiden mail 1025 wikisite Arthur de Groot / Patrick Braak
De Herder Leiden mail 1026 wiki Theun Waltman / Philip Pijnnaken
Wenumse Watermolen Wenum 298 wiki Marco Wanders, Gerben Bronkhorst, Mayke Bronkhorst, Reinhilde Ammerlaan, Martie Bosscher, Arjan van Triest, Ric Schagen, Rene de Vries, Jan Mulderij
Opwettense watermolen Nuenen mail 575 wiki site Martijn Coenraads / Mark Dwarswaard
Singraven Watermolen Denekamp 810wikisite J. Derkman


Niet bij Het Gilde van Vrijwillige Molenaars afdeling Houtzagersgilde aangesloten houtzaagmolens

[bewerken]
Voor zover bekend
Naam Molen Plaats Database / Wikipedia / Website
De Gekroonde Poelenburg Zaandam 749wikisite
De Windjager Oostzaan 1157wiki
De Held Jozua Zaandam 751wikisite
Spinnekop (spinnekop, zelfzwichting, zelfkruiing) Wedderveer 379wiki
De Jonge Leeuw / De Corneliszoon Uitgeest 1303
De Eendracht Weesp 737
De Graanhalm Burgh-Haamstede 867wikisite
Dekkermolen (wipmolen) Hoogmade 1089
Het Klaverblad (wipmolen, lattenzager, cirkelzaag) Zaandam 1162wikisite


Verdwenen (houtzaag-)molens in Nederland

[bewerken]

Dat zijn er 1136!
Verdwenen zaagmolens (xls)
www.molendatabase.org zoek op zaagmolen


De Zagen

[bewerken]

Naamgeving van de tandhoeken

[bewerken]

Naamgeving tandhoeken

Verder is ook nog de steek van belang, dat is de afstand tussen de tanden.

De Zetting

[bewerken]
Zetijzer
Meetklok

Op de meeste zagen is de zaagsnede breder dan het zaagblad, doordat de tanden zijn uitgebogen (gezet).
Hierdoor kan het blad zich gemakkelijker verplaatsen door de zaagsnede zonder vast te lopen.
Hoewel de term zetting wordt vaak gebruikt om te verwijzen naar de breedte van het zaagblad, betekent dit in feite de breedte van de zaagsnede, die wordt beïnvloed door de breedte van het blad plus de hoeveelheid zijwaartse ruimte die gecreëerd wordt tijdens het zagen, de hoeveelheid weggenomen materiaal uit de zijden van de zaagsnede.
Bij sommige zagen zijn de tanden breder dan het blad zodat zetten niet nodig is maar deze zagen zagen niet heen-en-weer zoals molenzagen, deze tanden zijn alleen in voorwaartse richting te belasten.
Is de zetting te smal dan loopt het blad stroef of zelfs vast.
Is de zetting te breed dan kost dat onnodig veel materiaal (en kracht) en heeft de zaag geen steun van het blad zodat het niet goed rechtuit zaagt. Bij decoupeerzagen is de zetting breed en het blad smal om rond te kunnen zaqen.
Bij molenzagen zie je vaak dat om de 6 tot 8 tanden een paar tanden niet gezet worden. Deze zogenaamde lostanden zoeken het midden en voeren de spaan beter af doordat ze zelf weinig zaagsel maken.
De zetting wordt erin gebogen met een zetijzer, om te controleren of de zetting voldoende en vooral regelmatig is wordt een meetklokje gebruikt.

(FRAM) Wij zetten typisch op 0,7 mm (± 0,05 mm)
(Wenumse Watermolen) Deze klokjes zijn nog gewoon te koop.
Zetting

Het slijpen van zagen

[bewerken]
MolenZaagVijl met ronde kanten

Na het zetten volgt het slijpen van de zagen. Met name de punt van de tandhoek wordt scherp gemaakt, maar ook de hoek die de tand met het vlak van het zaagblad maakt (iets minder dan 90°) een tand snijdt ook met de zijkant, kijk maar naar naar de slijtage. Daarnaast moeten alle tanden even hoog zijn en moet de tandholte voldoende diepte hebben om de spaan te kunnen afvoeren.
Daarom beginnen we met het stijken van de zaag, om te zorgen dat alle tanden weer even lang zijn, de tanden in het midden van de zaag slijten sneller dan die aan het eind.
Een vlakke vijl in een houder is hiervoor het meest geschikt.
Hiervoor kun je prima een oude zaagvijl gebruiken, omdat die in het midden vaak nog scherp is terwijl de zijkanten al af zijn.
Tanden worden om-en-om geslepen, omdat de hoek met het vlak van het zaagblad een klein beetje verschilt.
Om tegelijk ook de tandholte te kunnen bewerken zijn er voor de molenzagen speciale molenzaagvijlen die op de smalle kant een bolling hebben.
Zaagvijlen zijn zoet tot halfbasterd gekapt.
Als er veel en vaak geslepen moet worden, of de tanden zijn van gehard staal, dan moet dit machinaal met een slijpsteen gebeuren.

(d'Heesterboom):
De zagen op getoonde tekening zijn zagen "op snee" voor het houtzagen zijn echter zagen "op stoot" benodigd.
De getekende zagen hebben een negatieve spaanhoek, en zullen het hout niet in willen. Het gevolg is lopende zagen, en andere ongewenste acties zoals tillen van de stam etc.
Dit gebeurt ook als de zagen ondeskundig worden geslepen of gevijld. De zaag moet eigenlijk het hout in willen. De spaanhoek varieert van 0 tot 12 graden meestal.
Wat aangeduid wordt met tandhiel heet bij ons "de rug". Bij het vijlen wordt eerst de borst aangevijld onderin beginnend, de vijl langzaam kantelend tot de bovenkant wordt meegenomen. Zodra de borst aan" is wordt de rug gevijld waarbij gestopt wordt, juist als het platte kantje van het aanstrijken is verdwenen.
De vijl wordt zodanig gehouden dat de hoogste kant van de rug van de zaag aan de buitenkant ligt, en de bij de borst ook de buitenkant het meest naar voren staat. Een hoek van circa 5-10 graden hanteren wij met vijlen.
Naast het getekende zetijzer hebben we ook nog een stukje rondijzer met een bekje aan de voorkant om in het spant zo nodig wat te stellen (hoop je niet nodig te hebben). Ook het standaard zetijzer heeft bij ons een bekje aan de voorzijde.
Wat genoemd wordt als lostanden heten bij ons de "toetanden". Deze dienen voor zaagseltransport en om de dam die kan ontstaan als gevolg van de gezette tanden in de midden weg te nemen.

Het gaande werk van houtzaagmolens

[bewerken]

Het Zaagraam

[bewerken]
Zaagraam
(de Korenbloem) Hengsels
(FRAM) Spansleutels
(FRAM) Spansleutels spanners

Bezoekers denken vaak dat de molen het zagen doet, maar dat is niet zo, het zaagraam doet het werk.
Dat klinkt flauw, maar de zaagslag zelf wordt door het zaagraam uitgevoerd. De molen tilt het raam op, verzet de zaagslee en bekrachtigt de winderij.
Het zaagraam zakt door zijn eigen gewicht door de balk, soms geholpen door een bak met ballast onderaan het raam, die ballast wordt ook gebruikt om alle zaagramen even zwaar te maken waardoor de krukas en dus de molen gelijkmatiger belast wordt.
Dat betekent dat de wuifelaars alleen op trek belast worden en dus aan de bovenkant slijten en gesmeerd moeten worden.
En het kantelblok/draaihoofd dus ook aan de bovenkant, de enige manier om hier vet in te krijgen is door het zaagraam met een dommekracht op te tillen, zodat de speling eruit is. Dan kun je er goed vet in persen.
Wij gebruiken hiervoor een kitspuit gevuld met zachte reuzel.
Theoretisch is het volgens mij mogelijk om de wuifelaars en kantelblok te vervangen door een staalkabel of ketting, dat dat niet gebeurt komt omdat een zaagraam zo nu en dan toch een extra zetje kan gebruiken
De krukaspollen worden voornamelijk op druk belast en moet dus aan de onderkant gesmeerd worden. Vetpotjes zitten dus onder of in het neergaande deel van de lager.
De krukaskrukken worden aan de bovenkant van de wuifelaars gesmeerd.
Een zaagraam bestaat uit twee raamstijlen, met van onderen naar boven gezien het onderspanhoofd, het bovenspanhoofd, het raamkalf en het reeds genoemde kantelblok/draaihoofd.
De functie van het kalf is om te voorkomen dat het zaagraam, als dat zwaar belast wordt uitbuigt en daardoor het kantelblok/draaihoofd vastklemt.
Het onder- en bovenspanhoofd bestaan beide uit twee delen, die met diepe kepen tussen de raamstijlen zijn bevestigd, vaak met nog stalen strippen voor de stevigheid waar de sleutels drukken.
Ertussenin zit een spouw van ca. 2 cm breed, waarin men onderdelen van de zaagbladen steekt.
In de onderste spouw de kluften of de sleutels, voorzien van dwarsstukken die men onder het onderspanhoofd vasthaakt.
In de bovenste spouw de hengsels of spansleutels, met bovenaan een spijloog, dat boven het spanhoofd uitsteekt en waardoorheen men een spanspijl/wig steekt.
Daarmee slaat men elke zaag onder grote spanning vast. Waarna spansleutels nog door middel van een exentriek strakker gezet kunnen worden. Animatie
Ook daarom zijn de zaagramen zwaar uitgevoerd (ze wegen 1,5 à 2 ton). Ze hangen aan de krukas, het gewicht veroorzaakt zoals gezegd de zaagbeweging.
Er zijn ook zaagramen van staal.
Tussen de zagen steekt men spanhoutjes. Deze bepalen de dikte van het te zagen hout. Op elke zaagmolen ligt een groot aantal van deze houtjes in de klossenbak, op handelsmaat gesorteerd. (vaak ook niet...)
Tussen het kantelblok/draaihoofd en het raamkalf en bij het onderspanhoofd zijn er in totaal 12 strijkplaten in de raamstijlen aangebracht, te weten voor, achter en langs de zijkant.
Deze strijkplaten glijden langs verstelbare pokhouten neuten, die in de vloerbalken van de zaagvloer en de raamzolder zijn gevat.
Deze strijkplaten de geleiden de zaagramen.

De Pendelslag

[bewerken]

Om te kunnen zagen moeten de zaagtanden een zekere snelheid hebben. Dat geldt voor een gewone handzaag immers ook.
Probeer je met een handzaag heel langzaam te zagen, dan zal dat niet lukken. Voor de zagerij in onze molen geldt hetzelfde.
We hebben al aangegeven dat de er alleen wordt gezaagd op het moment dat het zaagraam naar beneden gaat.
De neerwaartse beweging begint vanuit stilstand, neemt in snelheid toe en eindigt ook weer in stilstand om direct weer door te gaan in de beweging naar boven.
Dit betekent dat er voor gezorgd moet worden dat de tanden van de zaag alleen in het hout “bijten” als de zaagtand genoeg snelheid heeft.
Het zaagraam beschikt daarvoor over strijkplaten. De strijkplaten die aan de voor en achterkant van het zaagraam zitten zorgen dat het zaagraam op het moment dat er genoeg neerwaartse snelheid is naar voren wordt geduwd. De zaagtanden beginnen dan te zagen.
Bij het afnemen van de neerwaartse snelheid (aan het einde van de slag) wordt het zaagraam naar achteren geduwd.
De zaagtanden komen los van het hout en het zaagsel kan worden gelost. Animatie

Het Krabbelwerk

[bewerken]
Krabbelrad

Het zaagraam in een zaagmolen is stationair, dat wil zeggen de zagen blijven op hun plek, en gaan alleen op-en-neer.
Om te kunnen zagen zal dus de boom verplaatst moeten worden.
Hiervoor beschikt een houtzaagmolen over een krabbelwerk.
Het krabbelwerk zorgt de aanvoer van het te zagen hout.
Het systeem werk als volgt;
Met de op-en-neergaande beweging van het zaagraam wordt de krabbelstok (kan ook een ketting zijn) op een neer bewogen, daardoor wordt de krabbelarm in beweging gebracht.
Door deze beweging grijpt de pal in het krabbelrad, waardoor deze één of meerdere tanden (afhankelijk van de afstelling) vooruit wordt getrokken.
Dit gebeurt op het moment dat het zaagraam naar boven beweegt.
Het krabbelrad is via de krabbelas verbonden met een klein rondsel.
Dit rondsel grijpt in de tandheugel op de zaagslee.
Een tandheugel is een getande staaf ijzer een soort recht tandwiel.
Het draaien van het rondsel schuift de tandheugel en daarmee de zaagslee naar voren.
Het te zagen hout is vastgezet op de zaagslede en schuift dus mee naar voren.
Terwijl het zaagraam weer naar beneden beweegt wordt het hout gezaagd.
Dus: Het hout wordt aangevoerd terwijl het zaagraam naar boven gaat.
Het zagen gebeurt bij de beweging naar beneden.
Animatie

De Krukas en de Wuifelaars

[bewerken]
Krukas

De krukas ligt op de krukzolder, heeft drie krukken en noemt men derhalve drieslagskrukas.

(De Eenhoorn) heeft als uitzondering vier krukken.
(de Salamander) heeft twee krukken.

De krukas is gelagerd in vijf verticaal geplaatste houten lagerblokken, de krukpollen, die op de krukzolder staan. Met behulp van wiggen en de van lagers voorziene metaalhouten, stelt men de krukas zuiver af in lijn.
Tussen de vijf lageringen bevinden zich de drie krukken of bochten. Aan de krukken zijn de wuifelaars gehangen en gelagerd. Ze verbinden de krukas met de zaagramen en zetten daarmee de rondgaande beweging om in een op- en neergaande beweging. Onderaan zijn de drie wuifelaars verbonden met de zaagramen via een dwarsverbinding, het draaihoofd, dat de heen en weer gaande beweging van de wuifelaars volgt.

(het Jonge Schaap) heeft een deelbare krukas
(de Ster) heeft drie krukken, maar slechts 2 zaagramen, de derde kruk wordt belast met een pompraam, dat alleen zorgt voor het tegengewicht.

Tot aan het eind van de zestiende eeuw, toen houtzaagmolens tot ontwikkeling kwamen, was de houtzagerij een kwestie van handwerk.
Uiteraard was het een hard en eentonig werk, dat altijd met twee man moest gebeuren. Het zagen gebeurde met een z.g. raamzaag.
Deze zagen er, zij het in grotere vorm, ongeveer uit als de spanzaag van tegenwoordig.
Meestal gebeurde dit op de plaats waar het hout nodig was, bijvoorbeeld op scheepswerven of de bouwplaats van een huis. De te zagen stam werd veelal geheel of gedeeltelijk gekantrecht, dat wil zeggen, min of meer vierkant geslagen met een bijl of een dissel (soort bijl, waarbij de scherpe kant overdwars staat). De balk werd dan op een zaagstelling of boven een kuil gerold, waarna de zaagsnede werd afgetekend en het zagen kon beginnen. De meester ging dan boven op de stam staan, wat het beste plekje was. De knecht stond beneden en als de wind ongunstig was kreeg die het zaagsel over zich. Ook moest hij steeds omhoog kijken. Een stuk zeildoek zorgde voor bescherming bij felle zonneschijn of als regen en wind tegengehouden moesten worden.
In sommige plaatsen maakten de houtzagers al vroeg deel uit van een gilde.
In Utrecht bijvoorbeeld behoorden ze tot het verzamelgilde van de Bijlhouwers, waarin allerlei mannen, die zich op de een of andere wijze beroepsmatig met houtbewerking bezig hielden, verenigd waren.
Al in de 13e eeuw was de krukas bedacht, maar 6 december 1593 kreeg Cornelis Corneliszoon uit Uitgeest een octrooi op "Een Besonder Creckwerk" waarbij een krukas in een molen werd toegepast om te zagen.
De eerste molen die met behulp van windkracht kon zagen werd door Cornelis in 1592 gebouwd in Uitgeest.
In 1593 ontving hij octrooi op de zagende molen en bouwde hij een tweede experimentele molen op een vlot.
Dit was geen succes en de vlotmolen werd verkocht naar Zaandam alwaar ze in 1596 op het land werd geplaatst en zo de basis vormde voor de latere paltrok houtzaagmolens.
Meestal waren de molenzagerijen maar kleine bedrijfjes, waar zo'n twee tot vier mensen werk vonden.
Daarmee was definitief de 17e "gouden eeuw" begonnen, een ware industriële revolutie.
Toen molens het zaagwerk konden overnemen kwam er genoeg hout beschikbaar voor schepen, meer molens en huizen.
De massale werkloosheid onder handzagers is door de geweldige economische groei teniet gedaan, die konden als timmerlui aan de gang.
In het midden van de vorige eeuw verdienden de knechts bij de Amsterdamse molens ongeveer vijf tot zes en een halve gulden per week met daarenboven vrij wonen en brandstof (houtafval).

De Winderij

[bewerken]

Met behulp van de winderij worden de stammen uit het balkengat getrokken en op de slede geplaatst. Voor elk zaagraam is een "haalwerk" aangebracht. Het haalwerk wordt aangedreven met behulp van de beweging van het zaagraam. Als het zaagraam naar boven beweegt wordt door middel van een balk die op het zaagraam rust een haalarm aangetrokken. Deze arm grijpt in de tanden van het tandwiel wat aan de windas van het haalwerk is bevestigd. Het geheel van windassen, haalarmen etc noemen we de winderij. Om te voorkomen dat de windas terugloopt op het moment dat het zaagraam weer naar beneden gaat, is ook een teruglooppal aangebracht. Het haalwerk wordt bediend met behulp van twee stuurtouwen.
Om de boomstammen uit het water te halen, de zaagsleden te verplaatsen en om de zaagsleden zelf terug te slepen zijn er winderijen op of onder de raamzolder geplaatst. De winderij werkt op dezelfde wijze als het krabbelwerk en wordt eveneens door de zaagramen aangedreven. De krabbelaar heet hier haalder en het krabbelrad is een kleinere tandkrans, die op een trommel is bevestigd. De pal heet hier keerhouder. Om de trommels zijn zware touwen of staalkabels gewikkeld, waarvan de einden zijn voorzien van een stevige haak.
Om de windtrommels voor de zaagsleden ligt een zwaar touw met een enkele volle slag, de remtouwen. Het is hiermede mogelijk de trommels bij het neerleggen van de stam op de zaagslede enigszins af te remmen.

(FRAM, d'Heesterboom) hebben geen "remtouw" maar "melken" met de haler en de pal, door om en om te lichten wordt de stam gecontroleerd tand voor tand naar beneden gebracht.
(Twickeler Houtzaagmolen) heeft dubbelwerk op de winderij, de haler en de pal bewegen beide heen en weer.
(Bolwerksmolen) heeft de winderijen met een band aangedreven , een soort schuif koppeling schakelt de winderij in of uit.

De Jijntakel

[bewerken]

Bij paltrokken komt de helling niet tot het water, daarom hebben zij een hijskraantje dat wordt aangedreven met de winderij.
Strikt genomen is een Jijn een ander woord voor takel (een samenstel van touwen en katrollen/blokken)

De Zaagslede

[bewerken]

Om een boom door de zaagramen te voeren legt men deze op een zwaar raamwerk, de zaagslee. Deze schuift over in de zaag vloer bevestigde hard houten neuten. Een zaag slee bestaat uit twee lange balken, de leiers, aan de uiteinden met elkaar verbonden door de sleehoofden. De sleden zijn even breed als de zaagramen, waarbij een leier binnen, en de andere buiten het zaagraam ligt. Boven de laatste ligt een derde balk, het pollenstuk. Hierop staan de pollen.
In de pollen zijn tien tot twaalf in drie rijen geplaatste gaten geboord. De molenaar legt nu op de leiers losse dwarsbalken, schotels geheten en daarop plaatst hij de te zagen boom of balk. Vervolgens steekt hij boven de boom balkijzers in de gaten van de pollen. Deze balkijzers zet hij vast met een wurgtouw en een wurghout. Daarmee klemt hij de boom vast. Met wiggen, geslagen tussen de boom en de schotels, verankert hij de boom stevig. Om dan nog eventueel verschuiven of rollen te voorkomen kan de molenaar kramijzers slaan op de boomstam en in de op de lier en pollenstuk aangebrachte kramplaten.
De zaagslede is dus een belangrijk onderdeel van een houtzaagmolen. De zaagslede is het transportmiddel voor de stammen en balken die we zagen. Op de Fram beschikken we over drie zaagramen elk zaagraam heeft immers een eigen aanvoer nodig. De zaagslede is eigenlijk niet veel meer dan een nogal langwerpig raamwerk. Het bestaat uit twee evenwijdig aan elkaar gelegen balken. Deze balken zijn aan elkaar verbonden door de sledehoofden. Op de zaagslede zijn over de hele lengte van de slede de zogenaamde zaagpollen geplaatst. Met behulp van deze zaagpollen worden de stammen vastgelegd op de zaagslede. In elk van de 'liggers' van de zaagslede is aan de onderkant over de hele lengte een gleuf aangebracht. Deze gleuf valt over een aantal neuten die op de zaagvloer zijn aangebracht. De zaagslede. kan daardoor alleen naar voren of naar achteren bewegen. Een zijwaarste beweging is onmogelijk. De zaagslede wordt in de richting van het zaagraam verplaatst door het krabbelwerk. Het krabbelwerk zorgt ervoor dat een klein rondsel het tandheugel in beweging brengt die in de zaagslede is aangebracht.

(d'Heesterboom)
-zaagslede: naar uitvoering liggen 1 of twee van de leijers binnen het raam. Meestal ligt de vaste leijer (die met de pollen) binnen het raam.
-balkijzers, ook hangbomen geheten.
-kramijzer, mastkram of kram ook geheten.(kan ook op de kop of zij van de pol vastgezet worden)
-wurghout ook knevelhout of wartelhout geheten.
-steunbord : aan inloopkant staat bij ons 1 of twee stutten. Pas bij het afzagen komt het steunbord naar beneden (hangt aan de kant waar de gezaagde delen uit het zaagraam komen, en is breder om alle losse delen op te vangen), en wordt zo ver mogelijk voorwaarts op de te schulpen delen geplaatst.
Vervolgens wordt deze geborgd tegen omhoog komen door een wig in het draaihoofd te slaan. (het loshalen van de wig door het steunbord zijdelings te bewegen).
Het verhaal hoe een stam op de slee te leggen wil ik niet te diep op ingaan. Hierover verschillen de meningen nogal in den lande. 's lands wijs, 's lands eer zullen we maar zeggen. Op d'Heesterboom ligt een stam meestal op 2 a drie schotels, met 2 a drie hangbomen. (de derde alleen indien het geheel onrustig ligt). De middelste wordt meestal minder zwaar vastgezet (geen wartelhoutje, of losser, de wig op de schotel minder vast geslagen) etc.
Elders in den lande ziet men soms dat iedere pol een hangboom heeft, en zo mogelijk een dito aantal schotels.

Het Schulpraam

[bewerken]

Bij het schulpen ligt het pakket planken niet op een zaagslede, maar schuift over op de zaagvloer aangebraehte klossen, voorzien van leidzame wiggen: de schulpvloer. Het verlengde voorsleehoofd, dat voorzien is van 1 of 2 ijzeren proken of kopmessen, drukt de planken door het schulpraam.
Om opwippen van de planken tegen te gaan staan er steunborden op, een stevige plank, met aan de onderzijde een dwarshout. Het steunbord, voor en/of achter het zaagraam, steekt door een geleider op een bintbalk en is vastgezet met een wig. Het steunbord schuift met de zaagrichting mee en springt vanzelf terug door de toenemende buigspanning.

Het staande werk van houtzaagmolens

[bewerken]

Het opzetten van een Paltrokmolen

[bewerken]

Volgens het theorieboek draagt een Paltrokmolen net als een standerdmolen voor het grootste deel op de middenpaal -de koningspoer of koningsstijl- en niet op de kruirollen. Om dit voor elkaar te krijgen moet een paltrok worden opgezet.
Een paltrok wordt bij de bouw al opgezet.
Volgens de oude boeken worden er 2 duims plankjes onder alle rollen gelegd voordat de overring wordt geplaatst.
Als daarna de kotbalken en de sleutelbalk zijn geplaatst en de kast is opgerecht wordt de koningsstijl onder de koningsbalk geplaatst.
Als de opzetwig daarna wordt aangeslagen komt het hele gewicht van de geplaatste constructie op de koning te staan. In principe kunnen de plankjes daarna worden verwijderd en zal de kast op een gegeven moment voorover kiepen. Maar dit gebeurt pas als de bovenas en het wiekenkruis zijn geplaatst. Voor de rest zijn alle aanwezige onderdelen redelijk goed verdeeld over de voor- en achterkant. Het dragende gewicht op de voorzijde blijft daardoor relatief klein. Zo klein zelfs dat een fikse wind op de zeilen de molen tijdens het draaien achterover drukt.
Je staat dan constant op een deinende zaagvloer te werken. Een bijzondere ervaring.
Ervan uitgaande dat de koningspoer altijd zwaar is onderheid, zal deze bij de door veengrond gedragen paltrokken zeker op den duur de grond in gedrukt worden. Van de ringmuur kun je dit bijna niet verwachten. Ook bij de Eenhoorn moest deze afwijking in 1993 flink worden opgevangen door een brasem onder de sleutelbalk te plaatsen. Ondanks dat zou de Eenhoorn net zo goed op "staal" kunnen staan omdat Haarlem op een 40 meter dikke duinrug is gesticht en deze duinrug ook door Schalkwijk loopt.
Als blijkt dat een paltrok evengoed verzakt ( maar de oorzaak van verzakken kan evengoed aan het doorhangen van de oude balkenconstructie liggen) zal hij opnieuw moeten worden opgezet. Dit kunstje kun je zelf uitvoeren als je over de juiste middelen beschikt.

De ouderwetse methode:
Een kleine dagtaak.
Maak evenzoveel brede leidzame wiggen als er rollen onder de molen liggen. De hoogtemaat zal ongeveer die oorspronkelijke 2 duims plankjes benaderen.
Plaats ze allemaal in dezelfde richting tussen en tegen de rollen en ga kruien. Vergewis je er van dat je wel even meer gewicht moet kruien dan je normaal gewend bent, dus haal je er extra touwen en schijven en manschappen bij om tussen de staart en de kruipaal te assisteren.
Na een hoop zweetdruppels zal de molen bijna bovenaan de wiggen geparkeerd moeten staan. De druk van de koningsstijl (lees torengewicht) op de sleutelbalk is nu voor het grootste gedeelte weer opgeheven. De druk staat nu evenwel op de rollen verdeeld dus goed oppassen voor rollenbreuk. Met behulp van een zware voorhamer moet de opzetwig nu verder onder de stijl te slaan zijn. Er werd ook wel gebruikgemaakt van een keldervijzel of dommekracht. Als de wig voldoende is opgeschoven kan de molen weer van de wiggen afgerold worden. (gaat een stuk makkelijker) Door de gewijzigde hoogtemaat tussen de sleutelbalk en de koningsbalk zal de gedragen constructie weer gaan hangen en zijn de kruirollen de overdruk weer kwijt.

De nieuwerwetse methode:
Met twee man klaar in een halfuur.
De huidige paltrokken zijn door de molenmaker voorzien van een slof met flenzen onder de koningsstijl. Tussen de flenzen en de sleutelbalk passen twee oliekrikken. 2 stuks van 40 ton elk is meer dan voldoende om de molen in een kwartiertje enkele centimeters te laten stijgen. De ontstane ruimte wordt weer gevuld door de stelwig op te schuiven tot de gewenste maat. Bij de Eenhoorn ontbreekt de stelwig en ligt er een fors blok Azobe onder. In dat geval worden er hardhouten vullingen ondergeschoven die net zo groot zijn als de doorsnede van de koningsstijl.
Oliekraantjes weer voorzichtig opendraaien en de molen is weer "opgezet." Jos van Schooten (de Eenhoorn) fotoalbum paltrok opzetten
verslag van de bouw van een (model) paltrok

Biotoop en omgeving

[bewerken]

Het Balkengat

[bewerken]

balkengat

Vlotten

[bewerken]

Houtvlotten op de Rijn

Vaartuigen

[bewerken]

Zoals de Penterbak, een plomp vaartuig om bomen uit het balkengat te vissen.
Penterbak bij Jos van Schooten aka Penterbak Eenhoorn

Klein gereedschap

[bewerken]

Kantelhaak

[bewerken]
(FRAM) Kantelhaak
(d'Heesterboom) wij werken het meest met slaghaken. Haken met een punt in het verlengde van de steel, en een langer gedeelte dwars op de steel. Door het dwarse gedeelte ergens onder te plaatsen, kan vervolgens door kracht op de steel uit te oefenen wat gelicht worden. Met name wordt de haak zodanig geplaatst dat de zwaartekracht de beweging veroorzaakt. Dus de steel scheef houden, waarna het werkstuk met naar beneden zakt. De slaghaak is ook erg geschikt voor het inslaan van de krammen. (verklaart dat de naam slaghaak?)
(d'Heesterboom) zethaak. Deze lijkt op de vorige, alleen is de dwarse haak niet haaks op de steel aangebracht, maar schuin in het verlengde van de steel. Deze wordt gebruikt zoals een koevoet.
(d'Heesterboom) kanthaak: deze bestaat uit een houten steel waaraan op eneige afstand (circa 40 cm) van het einde een oog is bevestigd. In het oog bevindt zicht een ijzer van ongeveer gelijke lengte als de afstand tot het einde van de steel, met een haak op het einde. Door de haak in te laten grijpen in de stam, kan de steel als hefboom worden gebruikt bij het kantelen (draaien) van een stam of balk. Vaak zijn er verschillende formaten van deze haken aanwezig.

Schillen

[bewerken]

wie?

Dissels en Bijlen

[bewerken]

wie?

Penter

[bewerken]
(FRAM) Wij gebruiken we een soort harpoen met een ram, zodat je alleen een balk kunt ophalen.
(d'Heesterboom) Onze penter bestaat uit een steel met aan de kop een harpoenachtig stalen muts. Verder is aan de stalen muts een oog aangebracht.
De penter wordt in de te lichten stam ingedreven, ter plaatse van het te verwachten zwaartepunt. Aan het oog is een touw aangebracht. Dit touw wordt met de penter strakgetrokken totdat er enige opwaartse kracht op de stam wordt uitgeoefend. Vervolgens is het zaak om aan de andere kant van het vaartuig plaats te nemen en af te wachten tot de bagger waar de stam in ligt loslaat.
De stam wordt gelicht tot net onder de waterlijn. Vervolgens wordt aan de andere kant van de penterbak hetzelfde uitgevoerd. Hierna wordt de terugreis aanvaardt.
Met hakenstokken wordt de penterbak teruggetrokken. De hakenstokken worden hiertoe in de balken geprikt (als een harpoen) waarna er mee gewerkt wordt gelijk het bomen van een vaartuig.
Voor de helling gekomen worden de stammen voorzien van een strop of prikker en met het haalwerk naar binnen getrokken.

Hout

[bewerken]

Hout: het groene goud

[bewerken]

Hout is sinds mensenheugenis een onmisbare grondstof. Hout werd en wordt gebruikt als constructiemateriaal.
Hout heeft als voordeel dat het naast drukspanningen ook trekspanningen, en daarmee buigingen, kan opnemen.
Steen daarentegen mag alleen op druk belast worden. Hout is beschikbaar in redelijk grote afmetingen.
De duurzaamheid is, in tegenstelling tot die van steen, echter gering.
Gedurende vele eeuwen is hout gebruikt als brandstof.
Vanaf ca. 1650 werd die rol in de Lage Landen overgenomen door turf.
Grote delen van Europa bleven echter nog lange tijd afhankelijk van hout als bron van energie. Pas vanaf ca. 1850 kon steenkool daar hout als brandstof vervangen.
Hout werd bij voorkeur uit de directe omgeving betrokken.
Het laat zich namelijk lastig vervoeren. Voor de korte afstand konden paard en wagen gebruikt worden.
Voor de langere afstanden moest gebruik gemaakt worden van waterwegen.
Wanneer hout op een verantwoorde wijze uit een bos geoogst wordt, dan is een bos een vrijwel onuitputtelijke bron van hout.
In oude oorkonden zijn tal van voorbeelden te vinden waarin de houtkap gelimiteerd wordt.
Met die beperkingen moest soms de hand worden gelicht, wanneer er b.v. door schade door brand of oorlogshandelingen, voor herstelwerkzaamheden ineens veel constructiehout nodig kon zijn. Bij een toenemende bevolking ontstaat er een toenemende vraag naar hout en daardoor een toenemende druk op het bos om meer te oogsten dan verantwoord is.
Voor boseigenaren kan de verleiding dan groot worden om het bos te gelde te maken.
Dat gebeurde dan ook.
Rond 1640 was in onze omgeving het hout zo goed als op.
Vrijwel al het bos was door roofbouw verwoest.
In de Lage Landen was de vraag naar hout enorm.
Gedurende de Gouden Eeuw was Holland de scheepswerf van Europa. Daarnaast was er veel hout nodig voor stedelijke uitbreidingen.
Ter illustratie: onder het paleis op de Dam (te Amsterdam) zit aan funderingshout zo 'n 30 tot 40 ha. bos.
Wanneer er in de directe regio geen hout meer aanwezig is, zal er hout aangevoerd moeten worden uit gebieden met een houtoverschot.
Dordrecht heeft in de 14e eeuw een houtmarkt waar o.m. hout afkomstig van de benenloop van de Rijn verhandeld wordt.
Op de Deventer houtmarkt wordt hout uit Westfalen verhandeld.
Andere plaatsen met een houtmarkt in de 14e en 15e eeuw zijn Hasselt, Kampen, Zwolle en Zutphen. Eikenhout afkomstig uit het Munsterland wordt in Wezel (vlak over de huidige grens met Duitsland) verhandeld. In de 15e eeuw komt de invoer van hout uit Noorwegen op gang en wordt de Republiek de belangrijkste afnemer van Noors hout.
Aan die positie komt een einde wanneer de Engelsen die rol overnemen.
Adriaan van Bommenee geeft de reden daarvan aan:
'In den jaare van 1600 en in de taghtig hebben de Engelsen sterk gaan vaaren op Noorweegen en aldaar beginnen weg te halen het beste Noortse houdt, omdat sij daar meerder geld voor gaaven als de Neederlanders, soodat men alhier maar weynig goet houdt meer uyt Noorweegen na die tijd hebben kunnen bekoomen, als dat seer jonk was en met veel spint was beset.'
Wat van Bommenee niet vermeldt is dat de Deense koning, die dan ook koning van Noorwegen is, een einde wenste te maken aan de verkoop van hout in de vorm van onbewerkt rondhout.
De bouw van watergedreven zaagmolens wordt door hem gestimuleerd en de verkoop van rondhout is aan beperkingen onderhevig. Het gezaagde hout wordt vooral aan de Engelsen verkocht.
De Hollanders hebben voornamelijk belangstelling voor rondhout en richten zich op het Baltisch gebied.
Belangrijke steden waar hout uit deze Oostzee- gebieden vandaan kwam waren Stettin, Danzig, Memel en Riga.
De import uit Zweden en Rusland was beperkt Beiden landen voerden een restrictief beleid bij de uitvoer van hout.
Militaire en politieke redenen speelden daarbij een rol. Zo mocht het Russische eikenhout uitsluitend voor de eigen oorlogsvloot gebruikt worden.
Veel Zweeds hout was bestemd voor de ijzersmelterijen. In de loop van de 17e eeuw vindt er een verschuiving plaats van import van hout uit Noorwegen en de Oostzee-gebieden ten gunste van het Rijnse hout.
Na de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) komt dat gebied in rustiger vaarwater en neemt de aanvoer van hout over de Rijn toe.
Van houttransport op de Rijn, is al sprake sinds de Romeinse tijd. De eerste schriftelijke bron, in de vorm van een vlotterijverdrag, dateert uit 1342. Een andere schriftelijke bron maakt in 1372 melding van een watergedreven zaagmolen in het Enztal.
Een telling, vele jaren later in 1624, komt op 187 zaagmolens in het hertogdom Württemberg.
Als Hollandse houthandelaren stroomopwaarts de Rijn opgaan op zoek naar hout, is er aan de midden- en bovenloop van de Rijn al een structuur aanwezig van hout oogsten, verwerken (zagen) en vervoeren.
De komst van de kapitaalkrachtige Hollanders brengt wel veranderingen met zich mee.
Nieuwe bossen in het noordelijke Zwarte Woud, moeten worden ontsloten om aan de vraag naar 'Hôllanderholz' te kunnen voldoen. Want de Hollanders willen veel hout, van grote afmetingen (ca. 70 voet lengte) en van goede kwaliteit.
Boseigenaren moeten investeren in 'waterstraten' om het hout bij bevlotbare rivieren te krijgen. In de 18e eeuw komen, de tot de verbeelding sprekende zgn. 'Kapitalflosse' de Rijn afzakken.
Duitse groothandelaren in hout, meestal verenigd in compagnieën, kopen hout afkomstig uit het noordelijke Zwarte Woud. In vooral Mannheim worden uit het aangekochte hout de reuzenvlotten samengesteld.
Zo'n vlot, met de afmeting van omstreeks 3 voetbalvelden en drie lagen dik, kon in 30 dagen door zo'n 400 bemanningsleden van Mannheim naar Dordrecht gebracht worden.
De waarde van een zo'n vlot bevond zich tussen de 350.000 en 500.000 gulden.
Daarvan ging ca. 120.000 gulden zitten in transportkosten.
Waarvan dan (globaal) de ene helft (60.000 gulden) op ging aan de 28 tollen die gepasseerd moesten worden en de andere helft aan beloning en verzorging van de bemanning. De (groot-) handel in Rijns hout was vooral in Duitse handen.
Alleen in de beginperiode waren Hollandse houthandelaren actief betrokken bij deze handel. Na aankomst in Dordrecht wordt het meeste hout geveild door Nederlandse makelaars.
Ook wordt er wel hout onderhands verkocht.
Bij het veilen van hout heeft de verkoper geen zekerheid over de prijs die hij voor het hout krijgt.
Hij loopt dus risico. Een manier om dat risico te beperken is kartelvorming. Van Bommenee schrijft daarover:
Over 40 à  50 jaaren plaght men het goede en blanke waageschot pas half soo veel geldt te koopen als nu, omdat in 't jaar 1723 een vlot met waageschotte blokken is van boven den Reijn afgekoomen dat vandenandere scheyde en daar wel den helft van weghgeraakte. En als het overgebleevene verkogt werdt, doen booden de waageschotsaagers soodaanig teegensdeandere aan, soodat de Duytse moffen doen sooveel geldt maakte van dat gedeelte als voormaals van een geheel vlot, soodat sij na dien tijd met geen swaare vlotten meer sijn afgekoomen als voor dien tijd.' Uit 1786 stamt een kartelverdrag tussen 'Rheinischer Holzhandler' die voor 'gemeinschaftl [iche] Rechnung' werken. Daaruit: 'da die Umstande des Handels überhaupt, besonders aber der Holzverkauf in Holland unumganglich erfordert, unsere Vereinigung geheim zu halten, wenigstens nicht ruchbar werden zulassen, dass wir auch bey dem Verkauf in Holland vereiniget seyn, so verbinden wir uns.
De houthandel met Noorwegen kende een andere opzet.
Daar werden voor een vastgestelde periode, een vooraf bepaald hoeveelheid en een vaste prijs afgesproken.
De boseigenaar en de houtkoper wisten beiden waar ze aan toe waren. Van de houtexport naar Nederland zijn geen statistieken bijgehouden.
De bosbouwhistoricus Jaap Buis komt voor de laatste jaren van de Republiek tot een schatting van de volgende hoeveelheden:
Rijns hout (bovenloop): ca 150.000 m³,
uit de Oostzeelanden: tussen de ca. 100.000 en 120.000 m³
en uit Noorwegen: tussen de ca. 69.000 en 83.000 m³. De aanduiding 'Holland' zou van 'Houtland' afgeleid kunnen zijn.
Meestal wordt daarbij gedacht aan de bossen die, in vroeger tijden gestaan, in onze omgeving gestaan zouden hebben.
Beter zou het zijn om dan te denken aan de grote hoeveelheden hout die in de Lage Landen verhandeld en verwerkt zijn. Literatuur:
Buis, J., Historia Forestis: Nederlandse bosgeschiedenis, Utrecht, 1985
Bommenee, A., Het 'testament van Adriaan Bommenee, praktijkervaringen van een Veerse bouw- en waterbouwkundie uit de 18e eeuw, uitgave van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg, 1988
Ebeling, D., Der Hollanderholzhandel in den Rheinlanden: zu den Handelsbeziehungen zwischen den Niederlanden und dem westlichen Deutschland im 17. und 18. Jahrhundert, Stuttgart, 1992
Hart, S., Geschrift en Getal; een keuze uit demografisch- economisch- en sociaal-historische studiën op grond van Amsterdamse en Zaanse archivalia 1600 a 1800, Dordrecht, 1976
Scheifele, M., Als die Walder auf Reisen gingen; Wald “ Holz “ Flôsserei der Wirtschaftsgeschichte des Enz “ Nagold “ Gebietes, Stuttgart, 1995
Vries, D. J. de, Bouwen in de late Middeleeuwen, Utrecht, 1994 Een artikel van Piet van Os (de Ster) eerder verschenen in de Olienoot olienoot (PDF 0.5 Mb)
Fraanje, Peter. Natuurlijk bouwen met hout. ISBN: 9062243509

Nut en noodzaak van het wateren.

[bewerken]

Mark van Benthem, Mariska Massop Het wateren van hout (PDF 2.0 Mb) naar een verbeterde kwaliteit van Nederlands hout, IVAM Environmental Research Amsterdam 1999
Peter Fraanje Wateren van Hout (PDF 0.5 Mb), TNO BOUW, Centrum voor Houttechnologie, Delft
Eddy Blenke (Twickeler Houtzaagmolen)

Veiligheid en ARBO

[bewerken]

Meer nog dan bij andere molens hebben wij te maken met bewegende en scherpe onderdelen.
wie? (FRAM) Wij hebben brandmelders en een sprinkler installatie door de hele molen.
Het is een open systeem met aansluitingen bij het balkengat zodat de brandweer direct pompen kan aansluiten en in no time de hele molen blank kan zetten. De buizen zijn voor een groot deel uitgevoerd als rechthoekige pijpen die tussen de planken zijn weggewerkt.
Het systeem is open uitgevoerd, omdat het weinig zin heeft te wachten tot de zekeringetjes zijn gesmolten en je toch liever een verdieping hoger blust.
De kruibare kap is met een slang verbonden, als we draaien moeten de slang en de kabel van de brandmelder los gemaakt worden.

P&O Problemen en Oplossingen

[bewerken]

Trillen van de stam tijdens het zagen (De Salamander)

[bewerken]
Wig tegen kluft Salamander
Wig tegen kluft Salamander

Op de eerste bijeenkomst van het houtzagersplatform op De Salamander in 2010 besprak ik het probleem wat we af en toe hadden tijdens het zagen, n.l. dat het hout nogal lag te trillen.
Het betrof toen een essen stam die 2 jaar gewaterd was.
Diverse suggesties werden gegeven, zoals snijhoek veranderen, tandzetting kleiner en dat een es niet te lang moet liggen na het kappen maar eigenlijk zo direct mogelijk moet zagen.
Informatie waarvan het nut zeker nog wel overeind zal staan. Wat wil nu het geval, wederom hadden we een stam (Atlas Ceder) op de slee liggen die behoorlijk te keer ging (trillen).
Zelfs de zagen die naast het hout liepen trilde mee. Door de opspan spieën aan te halen van de zagen hoopten we dat het probleem over was, echter geen resultaat.
Door het trillen kwam het onderste afstandsblokje tussen de zagen vandaan (de meest linker op de foto).
Deze weer terug geslagen, maar even later gebeurde weer hetzelfde.
Om herhaling te voorkomen sloeg ik een wig tussen het opsluitstuk (onderste spanhoofd) en de laatste kluft waardoor er een grotere klemspanning ontstaat tussen de kluften en de raamstijl.
Na deze handeling was het hele probleem van het trillen opgelost.
Daarna nog diverse stammen gezaagd waarbij geen enkele trilling meer optrad. Resumé, door het verhogen van de zijwaartse druk op de kluften tegen de raamstijl is het probleem van het trillen opgelost.

november 2013. We zijn inmiddels al weer verder in de tijd. Het trillen zoals hierboven beschreven trad onder speciale omstandigheden weer op. Dus weer op zoek naar de mogelijke oorzaak. Inmiddels konden we al wel een aantal conclusies vast stellen. Bij het op de wind zagen trad het probleem nauwelijks op. Het zaagraam maakt dan minder slagen per minuut dan wanneer we met de electro motor zagen. Als de molen zo'n 100 enden liep, waarbij het zaagraam 63 slagen/min maakt en gelijk is aan de snelheid met de electro motor begon de trilling zich voor te doen. We hadden dus te maken met een resonantie trilling die optreed bij een bepaalde snelheid van het raam (zaag).

De volgende vraag is, door wat wordt deze trilling veroorzaakt? Welnu onze aandacht ging uit naar de laatste zaag omdat we hier de wig bij geslagen hebben(kluft zijde)en het trillen toen ophield. Deze oplossing was dus symptoom bestrijding. Een van de laatste controle die wij uitvoeren bij het inhangen van de zagen is om met een waterpas de eerste zaag te controleren of deze precies te lood hangt en daarna de laatste zaag te controleren. Bij de laatste zaag constateerde we een lichte plaatselijke verbuiging net onder de bovenste duifjes, deze verbuiging werd veroorzaakt door het laatste plankje wat tussen de raam steil en zaag aangebracht is. (de plankjes en de duifjes zitten in een lijn met elkaar) Niet onbelangrijk te vermelden dat dit laatste plankje altijd behoorlijk strak tussen zaag en steil geslagen werd. Welnu, het blijkt hoe stakker het plankje hoe meer verbuiging van de zaag. Het is dus belangrijk een plankje ertussen te slaan zonder dat de zaag daardoor verbuigt. We hebben sindsdien geen problemen meer gehad van trillen. Vorige week nog een eik gezaagd met een dikte (hoogte) van 100cm aan het eind.

Hans Brok, De Salamander.

Het bijten van de nieuwe zagen (FRAM)

[bewerken]

We hebben nieuwe zagen gekregen, die blijken erg gretig te zijn.
Ze trekken het zaagraam naar voren en de boom op de slee naar binnen, die speling hebben we geprobeerd eruit te stellen, maar zonder succes.
We hebben nu twee zagen opnieuw laten slijpen met een vlakkere spaanhoek, maar nog geen gelegenheid gehad om die uit te proberen.

Het probleem is na verschillende experimenten opgelost. Mede door de lezing op de bijeenkomst op de Ster in Utrecht hebben we de zetting aanzienlijk versmald tot 0,7mm en dat lijkt de oplossing.
Bedankt Rinus Hofstede Twickel

Delen met een snee (Mijn Genoegen)

[bewerken]

Een vraag van Mark den Boer
Bijgevoegd een pagina uit de administratie van een Amsterdamse meubelmaker.
<a href="https://www.goudappel.org/molen/kasboek.png">(de hele pagina)</a>
Hij ontvangt van de houtzaagmolenaar 11 d: (duims) delen met een see (eerste post)
Kunnen dit planken met een messing en groef zijn of betekent dit wat anders?

Antwoorden:
Delen met snee verkopen is typisch Amsterdams.
De maat van de duifjes was geen duim breed, maar een duim minus de breedte van een zaagsnede.
De zaagzetting in het zaagraam werd dus hart op hart ingesteld. Dus een duims plank miste een snee.
25,73 - 3,2 bracht een plank op van 22,4 mm maar werd verrekend als een duim.
Op die manier verkocht de houtzager de volledige opbrengst van het nuttige hout van de stam.
Meteen na die eerste post vermeldt de houtzager regelmatig met 'idem'.
Dus alle planken van een duim werden dunner geleverd.
De timmerman-meubelmaker had hier rekening mee te houden.
Duims eiken zou iets dikker kunnen uitvallen als het op de wagenschotzager was gezaagd. Hier werden de zagen niet gezet om onnodig houtverlies te voorkomen.
Een twee bij drietje van vroeger was ruw ook nooit 50 x 75 mm maar eerder 46 x 71
Daarvoor gold ook die handelsgeest van de Amsterdamse houtzagers.
Tegenwoordig wordt er met het metrisch stelsel gewerkt en wordt de eindmaat vermeld.
Jos van Schooten (De Eenhoorn)

Planken met alleen groeven aan elkaar te verbinden met de latten gezaagd door 'lattenpikkertjes'.
Het is wat meer werk maar je bespaart hout (in vergelijking met messing en groef).
Piet van Os (De Ster)

Heel leuk zo'n logboek uit de vroegere jaren.
Het is heel goed mogelijk dat er planken worden bedoeld met messing en groef, of alleen de groef. Van de uitdrukking heb ik nog nooit eerder gehoord.
Hans Brok (De Salamander)

Met een snee (niet see) is waarschijnlijk met groef.
En dan wel aan beide zijden van de plank.
De planken werden tegen elkaar aan gelegd (dus de groeven tegen elkaar) en vervolgens werd er van de kopse kant een veer in de groeven geschoven en bleef de vloer mooi vlak liggen.
De veer is dus een dunne strook hout die precies in de 2 groeven past.
Schijnt nog steeds geleverd te worden maar dan met een wat bredere veer in 'n andere houtsoort & kleur.
Mooi decoratief bij lambrizeringen e.d. (dat weet ik dan weer van Ineke) Paul Rijkers (De Otter)

Vijlen

[bewerken]

Even een prangende vraag aan alle houtzagers:
Waar kun je tegenwoordig nog de goede molenzaagvijlen kopen? Ik heb er vorig jaar een stel van Bacho gehad, maar die bevielen helemaal niet (waren maar aan één zijde rond en snel bot).
Ik vond Nicholson altijd de beste, maar die bleken niet meer verkrijgbaar.
Ik hoop op een spoedige reactie,
Mark (Mijn Genoegen)

Ik heb toevallig van middag er net een paar gekocht bij Jan van Leusen in Deventer.
Ber Fort (Bolwerksmolen)

Met grote dank aan Sietse Pot (FRAM) staat het er nu als volgt voor. Via de kanalen van Sietse blijkt dat er nog wel degelijk molenzaagvijlen leverbaar zijn in de goede uitvoering. )Enkele kap en twee ronde zijkanten'
Wat we doen is dat we van verschillende fabrikanten een 'monstervijl' betrekken die we gaan testen op de zagen van het NOM. Botte zagen heb ik inmiddels wel genoeg.

Naast het waardevolle contact met Sietse heb ik viavia ook contact met een vijlenfabrikant in Polen. Deze fabrikant is nu zo ver dat hij heeft aangeboden de vijlen te maken. Alleen, er is een minimumoplage van 50 stuks. De prijs is echter zeer interessant want het gaat om circa 5 euro per vijl. Nu gebruik ik geen 50 vijlen per jaar, maar met elkaar zou dit ook wel eens een interessante optie kunnen zijn. In grote aantallen gaat de prijs natuurlijk navenant naar beneden. Dat geldt vast ook voor de vijlen via Sietse trouwens.

Ook van de Poolse vijl krijg ik een monster zodat we ze allemaal tegelijk kunnen testen op kwaliteit en standtijd.

Voorlopig ben ik dus nog aan het verzamelen.

Wat ik nu al in huis heb is:

   een nieuwe Nicholson (mijn laatste)
   een Format (via Sietse)
   een paar vijlen van Bacho (dat zijn halve maar molenzaagvijlen)
   een merkloze  (tja, die is niet bij te bestellen denk ik'.

Mark (Mijn Genoegen)

Ook nog even een reactie uit Haarlem.

De huidige vijlen die ik gebruik zijn van Nicholson. Ze hebben een blad van 26 cm lang waarvan 24 cm gekapt. Enkelzijdig en basterd met twee ronde kanten . De doorsnede is 24 x 4mm.
De oudere vijlen die ik persoonlijk prettiger vond om dat ze langer waren zijn van Öberg sweden, 30 cm lang waarvan 28 cm gekapt met een doorsnede van 30 x 5 mm en de Nicholson holland van 31 cm lang met een kap van 28cm en een doorsnede van 30 x 5 mm. Deze vijl loopt taps toe aan het eind naar 20mm breedte.
Die vijl wil ik weer zien te krijgen.

Jos (Eenhoorn)

Op De Otter gebruikte ik met grote tevredenheid vijlen van het merk (als ik het goed heb) "Molenaar".
Dit weekend ben ik weer even op De Otter en zal ik even kijken en volgen er meer details.
Ik heb -dacht ik- nog een halve doos, dus er kan er wel een geleend worden voor de test.
De leverancier weet ik niet, ze lagen er al, maar misschien staat er wat op de doos.

Paul Rijkers (de Otter)

Slijpen en zetten nav lezing Ster Utrecht

[bewerken]

Wordt er per houtsoort een andere tandvorm gebruikt? Wat wanneer?
En als er 1 tandvorm wordt gebruikt, wat heeft dan de voorkeur (op stoot of op snee) en waarom?
Het is niet van belang welke tandvorm men kiest voor verschillende houtsoorten, wel is het van belang voor het geluid van de zaag. Men kan kiezen voor zetten van alle tanden om zo veel mogelijk zaagpunten te hebben, of men kiest bij hoge zaag snelheid voor het overslaan van tanden bij zetting om geluid te verminderen en wat meer ruimers te hebben. Zagen op snee zijn niet geschikt om langs hout mee te zagen Waarschijnlijk zal alleen de zijkant van de tanden snijden geschikt voor niet houten materiaal een zaag op stoot heeft een positieve snijhoek en zal gemakkelijk het hout verspanen en of zagen. door deze hoek zullen de houtvezels makkelijk onderbreken waardoor een vlak ontstaat dat gladder is.

Hoe groot is de zetting bij jullie en verschilt dat per houtsoort? De breedte van de zaagsnede mag maximaal 2 keer de dikte van de zaagbladen zijn. bij een blad dikte van 2 mm mag de zetting maximaal 1 mm zijn. dit is alleen voor zachthout, zoals Wilgen populieren, en naaldhout. Voor loofhout en hardere hout soorten mag de zetting maximaal ¼ van de blad dikte zijn, met een minimum van 1/8 van de blad dikte.

Worden alle tanden gezet of zitten er per x tanden een of meerdere ongezette tanden tussen? Waarom? Bij gesterliteerde zagen wordt soms gekozen om de punten een wel en een niet te verbreden, dit om bij het vernieuwen van de tanden (alleen de punten) minder kosten te hebben Er wordt soms gekozen voor vario tanden(5 opvolgende tanden hebben een verschillende tandvorm en verschillende grootte) dit om het geluid te reduceren en bevroren hout beter te kunnen zagen.

Het zagen van een stam van de top naar het worteleind of juist andersom; is dat iets waar jullie opletten of niet? Wij zagen het liefst van top naar worteleind, omdat er in het worteleind veel spanning zit ne het hout dichttrekt en zal gaan klemmen op het zaagblad. bij stammen die in de lengte afgekort zijn geld dit alleen voor de onderstam Bij een stam die in een bos is gegroeid is dit vaak niet nodig tenzij de boom op een helling is gegroeid en dus veel reactie hout heeft.

Naaldbomen maken drukhout; loofbomen maken trekhout. Bij naaldbomen wordt dus aan de drukzijde extra hout aangemaakt waardoor de boom naar boven gedrukt wordt. Loofbomen maken daarentegen juist aan de trekkende zijde extra vezels waardoor de zaak wordt rechtgetrokken.
Rinus Hofstede (Agneta)

Inventarisatie diverse technieken nav workshops Agneta Ruurlo

[bewerken]

Welke gereedschappen gebruiken we om een stam bij de molen te krijgen? - Wat is het/ hoe ziet het er uit? - Hoe heet het? - Hoe gebruik je het/ hoe werk je er mee?

Mallejan met paarden Houtvlot met paarden op het jaagpad Penterbak of sleepboot met buitenboordmotor Tractor met kraan Vaarbomen Touw – zware kettingen – vanwege het zinken van een stam Penters en een sleg om hem in de stam te slaan Palters/ kantelhaak Vlotkram Avegaar Vrachtwagen met kraan (hovenier die de stam omgehaald heeft) Koevoet (hout)

De berging in het balkengat wordt gemaakt door met palen en touw stukken af te scheiden.

Pikhaak Slaghaak

Dwars de helling op of overlangs

Penterbalk voor op de boot

Fram: ram op de penter, 2 stalen pijpen; (zie tekening of foto op de wiki) stalen punt op de penter gelast met daar een dunne stalen pijp overheen, daar weer een dikker stalen pijp overheen om de penter in de stam te kunnen slaan.

Mark den Boer: Werkwijze overal anders: de molen heeft gelijk. Brongebieden: Friesland en zuid Holland. Daar zijn nog lijnen naar hoe er in het verleden is gewerkt. In Deventer en Arnhem niet, daar is een stilstaande molen tot werken gebracht.

Hoe krijgen we de stam op de slee? - Hijskraan, winderij, jijn, takels etc? - Hoe zien ze eruit? - Hoe werk je er mee?

Weston takel/ kettingtakel Lier Haalwerk Hijskraan in combinatie met haalwerk Winderij op windkracht of elektrisch
Haalwerk en winderij zijn hetzelfde, werken met een pal en krabbelarm Bij een lier en een kettingtakel heb je een eenparige beweging
Hoe iedereen er mee werkt, zou zinvol zijn als iedereen dit beschrijft.
Graag van iedereen beschrijving hoe leg je stam op de slee? Filmpje ook goed.
Putemmer, aalschep: zinken emmer op steel

Hoe bewerken we een stam voordat hij op de slee gelegd wordt? - Schillen, disselen, etc? - Waarom wel/niet?
wel: vuil verwijderen niet: bij weinig vuil -> er is speciaal vraag naar ongeschilde aflopers -Waarmee (beschrijving) en benamingen Schilgereedschap: een houten steel met een stalen schilijzer of bastijzer of een geheel stalen exemplaar Metaaldetector Waterstraal/ hoge druk reiniger/ putemmer Zomer of eindschotel Worteleind achter, evt. een vlakke kant maken
Beschrijving Nico Heinen: bepalen vlek door zwaartepuntbepaling (zie wiki)
Jan Coppens: disselt achterkant vlak om stam te kunnen neerleggen (onderhout, schotel)
Martijn Krabbendam (molenmaker) Fram: schaaldeel afsplijten,
splijten door het hart gaat goed omdat je de hout draad dan makkelijk volgt waarom het bij ons niet zo goed ging is omdat we aan de buiten kant een stuk eraf wouden hebben en het draad de stam in ging daarom moesten we stoppen omdat we anders in de windpeluw terecht gekomen waren.
het moet goed mogelijk zijn om zulke grote stammen in tweeën te splijten als je door het hart gaat en bij de stukken van de zijkant van de balk splijten zaten we voornamelijk in het spinthout en dat is niet sterk genoeg en splijt dus niet door maar breekt af.

Literatuur

[bewerken]

3 Artikelen uit:
Vierhonderd jaar Houtzagen met Wind
Uitgegeven door TIMS Nederland / Gild Fryske Mounders
Sprang-Capelle 1996
Verslag van de studiebijeenkomst "Een Besonder Creckwerk"
Uitgegeven ter gelegenheid van de vierhonderdste verjaardag van het octrooi van Cornelis Corneliszoon van Uitgeest gehouden 27&28 November 1993 te Woudsend.

Nieuws

[bewerken]

De huidige Wenumse Watermolen is een koren‐ én houtzaagmolen.
Wij hebben een weinig voorkomend zaagsysteem: een unieke horizontale zaagmachine, waarmee we op waterkracht kunnen zagen.
Tot op heden werd daarmee slechts weinig gezaagd.
Ter demonstratie zaagden we zo nu en dan één of meerdere planken van een stam.
Soms ook, lieten we, m.n. als we voor de Prins draaiden, de zaag onbelast meelopen voor de bezoekers.
Omdat we vaker en meer willen zagen, hebben we het afgelopen jaar een aanvang gemaakt met het opknappen van de bomenzaag.
Zo heeft molenmaker Vaags recentelijk een handmatig aanvoer‐ en retourmechanisme voor onze bomenzaag geïnstalleerd (we hebben nl. geen krabbelmechanisme en zagen in 2 richtingen).
Verder moeten onze zagen (met een niet veel voorkomend tandprofiel) nog opnieuw worden gestreken, geslepen en gezet (wij bezitten totaal 4 zagen).
Momenteel zijn we aan het onderzoeken hoe en waar dat het beste gedaan zou kunnen worden.
Ook wordt eventueel de aanschaf van (een) nieuw(e) zaagblad(en) overwogen.
In aanvulling op de lage boomopspanklemmen van ons huidige systeem, hebben we hoge opspanklemmen geconstrueerd, die we nu voor productie in opdracht gaan geven.
Verder willen we de wuifelaar t.z.t. nog wat verlengen, opdat de zaag netjes in het midden tussen de geleidingen links en rechts loopt.
Tevens moet er nog speling op de aandrijfpoelie nog worden verholpen.
Al met al genoeg te doen.
Ons hoofddoel is om, naast malen, bezoekers het zagen op waterkracht te demonstreren.
Tevens willen we het mogelijk maken om kleine zaagopdrachten van derden uit te voeren.
filmpje op youtube van de Wenumse Houtzaagmolen

  • 16-4-2012 Molen De Herder Leiden zaagt weer, en is op zoek naar stammen.
    Werkstuk De Herder Leiden
  • 16-4-2012 Endenteller

Ik heb de afgelopen weken een endenteller gemaakt. Die werkt op hetzelfde principe als een kilometerteller op een fiets.
Afhankelijk van de plaatsing van de sensor (bij ons op het takrad / spoorwiel jawel dat hebben wij...) wordt de snelheid in enden/min en het aantal zaagslagen/min berekend en wordt het aantal omwentelingen bijgehouden.
De Hall sensor wordt door een magneetje op het takrad geactiveerd. Het display is een LCD met twee regels. Het geheel werkt op een 9V batterij. Het is nog een prototype, maar wie wil kan het ontwerp krijgen.
De microconroller is een populaire AVR die ook in een Arduino gebruikt wordt.
Tegen betaling wil ik er ook wel een op maat maken voor jouw molen.

  • 17-9-2012 De David Warffum Website
  • 22-10-2012 Alweer een Watermolen bij het platform

de Opwettense watermolen te Nuenen bij Eindhoven. Een dubbele watermolen aan de Kleine Dommel, met aan de Eindhovense zijde de voormalige oliemolen en leerlooierij (er zijn nogal wat sporen van de olieslagerij aanwezig, oa. een deel van een heuse wentelas, die in de Zaan ook niet zou misstaan). En aan de Nuenense kant de maalvaardige korenmolen en daar onderin... (nou komt het!) de resten van een zagerij!
Als het (verticale) zaagraam niet van ijzer was geweest dan had de vorige eigenaar die niet naar 't oud ijzer gebracht... Jammer! Wel nog aanwezig is een 2e spoorwiel onderaan de koningsspil (bovenaan zit het spoorwiel voor de korenmolen, 2 koppels 17ers). Aan het zaag-spoorwiel kunnen 3 nog aanwezige sterrenwielen gekoppeld worden.
Een sterrenwiel drijft een as aan met op het eind een ijzeren tandwiel. Het tandwiel voor de daarop aansluitende as is er nog (lag zeker uit het zicht voor het oude ijzer?). En te zien is waar het lagerblok zat. Wat de (verdwenen) as aandreef is ons nog niet bekend.
Het tweede sterrenwiel drijft via een stalen tandwiel overbrenging een as aan met daarop een poelie. De riem die over de balklaag gedrapeerd hangt ging van die nog aanwezige poelie naar het in het oud-ijzer verdwenen zaagraam... De (houten, want nog aanwezig) kast voor de afstandhouders van de zagen hangt dus nog aan de wand.
Het derde wiel zou er zo maar voor kunnen zorgen dat de Opwettense molen op korte termijn weer een werkende zaagmolen wordt: een nieuwe kam en een riem terughangen en de cirkelzaag kan aan de gang! Nou ja, misschien het zaagblad even slijpen, je kunt er nu nog geen vel papier mee doorsnijden, zo bot.
dat slijpen kan overigens in het nog bestaande slijphok, waar ook nog enkele zaagbladen van het zaagraam hangen en tevens enkele cirkelzaagbladen. Het gereedschap om te slijpen is weg (de slijpbank is er nog wel) en we hebben ook het bonnenkastje voor de zaagopdrachten terug gevonden.
Deze cirkelzaag is overigens nog gevaarlijker dan die van onze collega's in Singraven: hier is helemaal geen bescherming!!!

Discussie

[bewerken]

Op de laatste vergadering in Deventer bleek dat er over een aantal dingen discussie zou kunnen ontstaan:
(noot van de moderator: deze discussies lijken op de eeuwigdurende vraag hoe om WC papier moet hangen maar dat is geen reden om ze niet te voeren.)

  • Welke kant voor top of worteleind: Worteleind voor: het zwaarste hout komt als de zagen nog scherp zijn, als het dikke stuk erdoor is past de rest ook. Top voor: meer steun aan de stam, Als de zaag in het dunne pakt zaagt de rest ook...
  • Benaming zaagrichting: afkorten (dwars op de groeirichting zagen) schulpen ( met de groeirichting mee zagen) en langszagen/ploegen (schuin op de lengterichting zagen, zoals een handzaag) hout zagen wiki
  • Draairichting krukas: wordt door de stand van de wuifelaar het zaagraam bij de opgaande slag uit het werkstuk getrokken of tijdens de neergaande slag in het werkstuk geduwd.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.