Spaans/Woordenboek Spaans-Nederlands

Nog lang niet alle woorden uit de lessen zijn in deze woordenlijst opgenomen. Dus werk in uitvoering.

Het onderstaande woordenboek is samengesteld uit de woordenlijsten uit de lessen. Ook is er het woordenboek Nederlands-Spaans.

• Het geslacht van zelfstandige naamwoorden wordt alleen aangegeven als het niet aan de regels uit les 2 voldoet of als er twijfels zouden kunnen ontstaan.

A

agujero	gat
agua v, [el, un]	water
ahora	nu
almohada	ZSNW kussen
almorzar /ue/	lunchen
almuerzo	lunch
amigo	vriend (vriendschap)
aprender	leren
arroz m	rijst
aseo	• w.c.; • hygiëne

C

caminar	lopen
camión m	vrachtwagen
canción	lied
capital v	hoofdstad
casa	huis
casi	bijna
cebolla	ui
cicatriz	lidteken
computadora	computer
costumbre	gewoonte
cuarto	kwart

D

dejar	ophouden
demasiado	BIJWOORD te, te veel
desayunar	ontbijten
desayuno	ontbijt
desconectar	uitschakelen
diccionario	woordenboek
dinero	geld

E

edificio	gebouw
ejercicio	oefening
emisión	uitzending
equipaje	bagage
error	fout
esperar	wachten
estudiar	studeren
estupidez	dwaasheid
explicación	uitleg

F

fácil	gemakkelijk
fiesta	feest
física	natuurkunde, fysica
foto v	foto

G

garza	reiger
ganar	verdienen (van geld)
gramática	grammatica

H

habitación	• kamer; • woning
hacer	doen
hija	dochter
hijo	zoon
hola	hoi
hora	uur
hoy	vandaag
huevo	ei

J

joven	jong iemand
jugar	spelen
juventud	jeugd

L

llamar (a)	(op)bellen/roepen
lección	les
ley v	wet; • dictar la ley a u.p. iemand de wet voorschrijven
libertad	vrijheid
libro	boek
limpiar	schoonmaken

M

madre	moeder
mañana	• morgen (de volgende dag); • ochtend, morgen; • esta ~ vanochtend
mantequilla	boter
mono	aap
moto v	motor
mucho	veel
música	muziek

N

niña	meisje
niño	• jongen; • kind
novia	verloofde (vrouw)
novio	verloofde (man)
nunca	nooit

O

ordenador	computer

P

padre	• vader; • ouder
pan	brood
parque m	park
patata	aardappel
pequeño	klein
pero	maar (voegwoord)
poco	weinig
plato	gerecht
primo	neef (neefzegger)
problema	probleem
pueblo	dorp

Q

queso

kaas

R

recordar /ue/	herinneren

S

servicio	• w.c. • dienst
siempre	altijd
sobrino	neef, neefje (oomzegger)
suerte v	geluk, toeval

T

tarde	laat
té m	thee
tienda	• winkel; • tent (om te kamperen)
tomar	• nemen; • drinken
trabajar	werken
trabajo	werk

U

uña	nagel
uniforme	uniform

V

verdad	waarheid
vez	keer
vida	ZSNW leven
vista	uitzicht
vivir	WW leven
voz v	stem

Z

Wiktionary