Sociale geschiedenis van het Romeinse rijk/Publieke opinie
14. Publieke opinie
Romeinen hadden nauwelijks een privéleven. Iedereen bemoeide zich met iedereen. De sociale controle was enorm. Een vrouw wier man was gekruisigd kon maar beter verhuizen naar een andere stad. Op de huizen in de straten schreef en tekende iedereen wat er maar in hem opkwam.
Grafschriften
[bewerken]De berm van de weg was publiek bezit en vlak buiten de stadsmuren lagen aan weerszijden van de weg de graven met hun grafstenen. Veel Romeinen hadden de gewoonte om hier af en toe een stukje te gaan lezen. De teksten op deze grafstenen concurreerden met elkaar om de aandacht. Ze waren er niet om de smart van de nabestaanden tot uitdrukking te brengen. De voorbijganger werd gegroet en kreeg iets te horen van of over de dode. Zijn ereambten, zijn trouw aan zijn verwanten, dat hij een goed mens was geweest. Ook eenvoudige mensen hadden grafschriften met boodschappen aan de voorbijganger, zoals: "werk niet te hard, amuseer je goed, want we gaan allemaal dood", of "pas op met artsen, want nadat ik in hun handen ben gevallen, ben ik gestorven", "X, die ik heb vrijgelaten, is een ondankbare hond", "mijn overspelige dochter Y heb ik onterfd", "mijn baby is gestorven door de bezweringen van Z". Romeinen hielden de vuile was niet binnen. Er waren zelfs erotische grafschriften.
Publieke opinie
[bewerken]Rome werd niet geleid door burgerlijk recht. Men gehoorzaamde de leidende klasse. Er golden eigenlijk maar weinig regels behalve het recht van de sterkste. Zoals het openbare leven gehoorzaamde aan de leidende klasse, zo gehoorzaamde het persoonlijke leven aan de publieke opinie.
In de Romeinse maatschappij weerklonken talloze morele vermaningen. Men moest niet te snel boos worden, niet de vrouw van een ander begeren. Het was een compliment als van iemand gezegd werd dat zijn vrouw niet te koop was, dat hij nooit iemands schandknaap was geweest et cetera. De publieke opinie kon mensen stevig veroordelen (reprehensio). Ieder huwelijk, iedere scheiding, elk testament werd beoordeeld door het publiek. Dit had geleid tot een soort zelfcensuur, vaak zelfs een vorm van schaamte die als eervol werd beschouwd. Plinius schreef een soort handboek (brieven) over hoe een senator zich gedragen moest.
Als iemand niet genoeg rekening hield met de publieke opinie, dan verscheen er graffiti in de straten, er klonken anonieme scheldliedjes (carmen famosum), of er kwamen satirische vlugschriften (libelli) waarin de dwarsligger met obsceniteiten en sarcasme werd overladen. Tijdens het keizerrijk werd de bijtende kritiek van de republiek vervangen door een iets subtieler sarcasme. Zelfs de keizer moest rekening houden met de publieke opinie. Toen gebleken was dat de dochter en kleindochter van Augustus zich hadden misdragen, probeerde deze dat geenszins te verbergen. In plaats daarvan beschreef hij hun wandaden meteen uitvoerig aan de senaat en aan het volk. Er waren echter ook keizers, die opschepten over het overspel van hun vrouw en hun schandknapen, om te laten zien dat zij lak hadden aan de publieke opinie.
Moreel gezag
[bewerken]De heersende klasse heerste niet op grond van titels, maar op grond van haar klasse-overwicht (auctoritas) dat haar van nature was toegevallen. Haar gezag gold voor het openbare leven maar ook voor de persoonlijke moraal. Als een senator tevens historicus was, dan bleek uit zijn geschiedschrijving hoe het Romeinse verleden geïnterpreteerd diende te worden in het licht van de politiek, de moraal en de vaderlandslievendheid. Historici die géén senator waren, mochten hoogstens wat kleine variaties in die leer aanbrengen.
Een edelman moest ernstig zijn en geen grappenmaker. De boog kon echter niet altijd gespannen zijn, dus soms trokken de notabelen zich terug op hun landgoed om daar kinderspelletjes als "tikkertje" te spelen. Het gewone volk mocht zingen en lachen tijdens het oogsten of het verstellen van hun kleding.
De Grieken hadden zowel in het openbare als in het persoonlijke leven dezelfde fijnzinnige en voorname manieren. In 200 v. Chr. was Rome al lang een half gehelleniseerde stadsstaat en was Griekenland nog de wereldmacht. De Romeinen waren plechtige, stijve harken vergeleken bij de Grieken die hen als halve barbaren beschouwden. Originaliteit, trots, vrolijkheid, lichtvoetigheid en gratie waren geen waarden waar de Romeinen zich op lieten voorstaan.
Vriendenraad
[bewerken]Als een notabele pater familias een beslissing moest nemen, zoals zijn zoon bestraffen, een slaaf vrijlaten, trouwen, scheiden of zelfmoord plegen, dan riep hij zijn vriendenraad (van gelijke stand als hijzelf) bijeen. Als die raad bijvoorbeeld zijn zelfmoord goedkeurde, dan zou de publieke opinie dat waarschijnlijk ook doen. Zo niet, dan was de kans groot dat het publiek het als een laffe daad veroordeelde. In die vriendenraad werd het hele probleem op tafel gelegd en iedereen bemoeide zich ermee. Als één van de vrienden niet meer welkom was in de raad, kreeg hij dat ook prompt te horen (renunciare amicitiam). Ook binnen de leidende klasse werd er niets in de doofpot gestopt. Publieke en persoonlijke fouten en zwakheden werden voor het volk breed uitgemeten: overdreven hebzucht, seksuele perversiteiten. In Rome gold het niet als iets vreselijks om een modderfiguur te slaan. Iedereen kon over iedereen naar hartenlust kwaad spreken, want de kwaadspreker werd niet gezien als een privéroddelaar, maar als een soort publieke figuur, iemand die zich hard maakte voor de waarheid.
Zeden der voorouders
[bewerken]Velen denken dat in Rome de traditie belangrijk was omdat de zeden van de voorouders (more majorum) vaak werden aangeroepen met betrekking tot openbare instellingen. Men beriep zich echter alleen op die traditie als argument om een rivaal te verhinderen om vernieuwingen (in zijn voordeel) door te voeren of om zijn eigen daden voor te stellen als een terugkeer tot een verloren gegane traditie.
Volkswijsheid
[bewerken]De volkswijsheid werd als spreekwoorden overgeleverd. De vader zei tegen zijn kinderen: "de wijze doet zus en de dwaze doet zo", "de goede doet zus en de kwade doet zo", "vermijd ontucht en overspel, neem niet te grote risico's, want je kunt alles kwijtraken, zorg dat er geen kwaad over je wordt gesproken". Het volk was trots op zijn wijsheid en beroemde zich erop dat er geen filosoof aan te pas was gekomen.
De aristocratie had geen lessen nodig, want als zij haar mond opendeed, dan sprak automatisch de wet zelve.
Het volk veroordeelde doorgaans de vrek, die wel rijk was maar er niet van genoot. Een rijk man die zijn geld liet rollen, maîtresses en vrienden had en feesten gaf, werd doorgaans met sympathie bezien. Anders dachten de armen dat hij een gewoon mens met gewone wensen was, net als zijzelf.
Slapheid
[bewerken]Er waren "gangbare waarheden" die door alle klassen gedeeld werden. Zowel de Grieken als de Romeinen waren ervan overtuigd dat hun maatschappij in verval was. Er moest ergens een bron voor alle kwaad zijn.
Er zat iets totaal fout in de mens. Een mens was weliswaar een met rede begiftigd dier, maar toch wilde hij steeds meer hebben dan hij eigenlijk nodig had. Dit leidde tot ambitie en hebzucht, tot de zucht naar luxe en uiteindelijk tot de ondergang van de staat.Deze neiging tot excessen werd als een slapheid gezien. Daarom riepen filosofen de mensen op om tevreden te zijn als ze konden rentenieren en niet per se miljardair te willen worden. Een huis, een paar slaven, en een mens kon gelukkig zijn. De filosofische "lofzang op de armoede' gold dus alleen voor de paar zeer rijken.
Door slapheid zou het individu zijn energie verliezen en daardoor zou uiteindelijk de maatschappij ten gronde gaan. Verwijfdheid (wie teveel seks had gold al als verwijfd), gekunsteldheid en lusteloosheid waren de zichtbare symptomen van een diepere slapheid, van een karakter dat in zijn geheel verzwakt was. Zo'n karakter kon ten prooi vallen aan elke ondeugd. Men ontzegde zich niets, zwolg in luxe en ontucht (luxuria) en vond dat alles maar moest kunnen.
Men moest die slapheid bestrijden door de ledigheid te bestrijden. Een karakter dat niets te doen had, zou slap worden en niet in staat om weerstand te bieden tegen de ziekten van de ziel. Er waren in Rome en Griekenland perioden waarin plezier, dansen en hartstocht veroordeeld werden en het individu een moreel schuldgevoel jegens zichzelf werd aangepraat.