Een vreemde taal leren/Woordenschat

Uit Wikibooks
Inleiding
Hoe beginnen
Woordenschat
Spreken en verstaan
Uitspraak
Lezen en schrijven
Links


Er zijn heel veel verschillende methodes om nieuwe woordenschat te verwerven.

  • Tracht te denken in hele zinnen en gevoelens. Leer niet enkel het nieuwe woord maar probeer om de hele voorbeeldzin met de gevoelens erbij te leren. Bijvoorbeeld: om het Spaanse woord voor brood (pan) te onthouden onthoud je de zin: "Ik eet brood met boter." of "Como pan con mantequilla.". Beeld je nu in dat je dit brood effectief aan het eten bent. Dit wordt de "Total Physical Response" methode genoemd.
  • Je het woord of de handeling voorstellen is een soortgelijke methode. Kan je je het beeld van brood met boter voorstellen? Al is het maar voor een seconde? Dit is een teken dat je het woord hebt opgenomen en dat je het kan herinneren zonder er over te moeten nadenken. Voeg ook andere gevoelens toe. Ruik het brood, proef de boter ... Maak deze waarnemingen extreem. Probeer om de boter zuur te laten zijn, ruik het verbrande brood ...
  • Herhaal de hele zin tot je het kan zeggen zonder te twijfelen. Net zoals bij een karatebeweging, taal is een reflex!
  • Voeg woorden van je te leren taal toe aan je alledaags taalgebruik. Natuurlijk moet je dit dan wel enkel doen bij gesprekspartners die op de hoogte zijn - om problemen te voorkomen. Je kan ook proberen om in je nieuwe taal te denken. Gebruik zo veel mogelijk woorden als je kent in je nieuwe taal. Als je niet weet hoe je iets moet zeggen kan je dit later altijd nog opzoeken. De voornaamste sleutel tot succes is het gebruik. Bijvoorbeeld om een een sandwich te maken zeg je: leg fromage tussen deux pièces brood. Dit noemt men "code-switching" en wordt vooral, onbewust, toegepast door tweetaligen.
  • De omgekeerde methode is ook mogelijk: voeg woorden van je moedertaal toe aan je te leren taal. Deze tactiek helpt vooral de beginners die nog een kleine woordenschat hebben. Zo blijven ze gemotiveerd. Hoewel deze methode op termijn niet goed is, aangezien ze het leerproces vertraagt. Beter is het om onbekende woorden te omschrijven met reeds geleerde woorden in de nieuwe taal:
  • Lees een woordenboek. Maak er een gewoonte van om het woordenboek door te bladeren en een paar woorden op te schrijven die duidelijk tot het alledaagse taalgebruik horen. Belangrijke opmerking: kies een dun woordenboek en laat het aan een moedertaalspreker (native speaker) zien. Vraag haar of hem of de meeste woorden gebruikt worden en om eventueel de nuttige woorden aan te duiden. Het lastige van een dikker woordenboek is dat het meer dan de alledaagse taal bevat. Daardoor kun je veel tijd verspillen aan woorden die mensen alleen maar in de war brengen.
  • Schrijf nieuwe woorden in twee kolommen, een voor het Nederlands en een voor de nieuwe taal. Dan neem je deze lijst dag na dag door en neem je de woorden die je je niet kan herinneren over op een andere lijst.
  • Schrijf woorden of hele zinnen op kleine kaartjes. De doeltaal aan de ene kant, het Nederlands aan de andere kant. Neem ze overal mee naartoe en als je even tijd hebt kun je deze doornemen. Je kunt ook online je eigen "flashcards" maken.
  • Gebruik ezelsbruggetjes!!! Gebruik dingen die je kunt onthouden.

Werkwoorden[bewerken]

  • zijn, hebben, gaan, kunnen, moeten, zeggen, doen, zullen, worden, weten, komen, maken, willen

Zelfstandige naamwoorden[bewerken]

  • beetje, mens, jaar, tijd, dag, ding, tijd, man, moment, kind, uur, land

Bijvoeglijke naamwoorden / Bijwoorden[bewerken]

  • goed, heel, gewoon, eigenlijk, ander, natuurlijk, leuk, groot, nieuw, lang, hoog, oud, mogelijk, klein, belangrijk
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.