Spaans/Les 07

Uit Wikibooks

Terug naar de vorige les


Grammatica[bewerken]

Het betrekkelijk voornaamwoord[bewerken]

Como, cuando, donde[bewerken]

Cómo (hoe), cuándo (wanneer), dónde (waar) komen overeen met hun Nederlandse equivalent en veranderen niet van vorm.

Cuanto[bewerken]

Cuanto (al ... wat, alle ... die, al het ... dat) komt overeen met het Nederlandse equivalent. Cuanto wordt verbogen naar het zelfstandige naamwoord waar het bijhoort.

Cuanto kan worden vervangen door todo el que, dat zich ook verbuigt naar het zelfstandige naamwoord waar het bijhoort (el is het lidwoord en todo bijvoeglijk gebruikt):

  • Todo el/lo que
  • Toda la que
  • Todos los que
  • Todas las que

El que, el cual[bewerken]

El que en el cual kunnen slaan op personen en zaken. Het lidwoord verbuigt zich naar het antecedent dat volgt. Cual heeft een meervoudsvorm (cuales).

  • Ze worden gebruikt als er meer antecedenten zijn ter vervanging van que of quien om duidelijkheid te verschaffen.
  • El que en el cual kunnen na korte én lange voorzetsels komen.
  • Als el que of el cual lijdend voorwerp is en op personen slaat, wordt het voorafgegaan door a

In overeenstemming met wat over het onzijdige lidwoord is gezegd bestaan de vormen lo que en lo cual. Deze worden gebruikt als het terugslaat op een hele zin. Lo que en lo cual zijn dan synoniemen. Als het antecedent zit ingesloten, mag alleen lo que gebruikt worden.

  • Esto es lo que yo no siento. (Dát betreur ik niet.) (zie hieronder)

Nadruk[bewerken]

In het Nederlands worden woorden benadrukt door ze extra klemtoon te geven. Hierdoor kan in het Nederlands de zin een heel andere gevoelsbetekenis krijgen. (Let op: het Nederlands gebruikt een accentteken om dit verschil aan te geven.) Voor het Spaans betekent dit echter helemaal niets!

Nadruk wordt gegeven door bepaalde constructies met betrekkelijke voornaamwoorden:

  • El que of quien (de laatste slechts voor personen):
    • Él es el que quiere./Él es quien quiere. (Híj wil het.) Letterlijk:(Hij is wie het wil.)
  • Constructies met como, donde, cuando:
    • Así es como hay que ... (Zó moet je te ...;) Letterlijk:(Zo is het hoe je moet ...)
    • Allí fue donde ocurrió ... (Dáár gebeurde ...) Letterlijk:(Daar was het waar het ... gebeurde.), let op de dubbele indefinido.
    • Ayer es cuando lo hicisteis. '(Gísteren deden jullie het) Letterlijk:(Gisteren is wanneer jullie het deden.)
  • Eventuele benodigde voorzetsels worden ook gebruikt:
    • Es en ti en quien estuvimos pensando. (Wij dachten aan jóú.) Letterlijk:(Het is aan jou aan wie we dachten.)
    • Soy yo el que/quien lo digo/dice. (Ík zeg het.)

Que / en que[bewerken]

Na uitdrukkingen van tijd zijn que en en que doorelkaar te gebruiken.

  • Ocurrió en el día que/en que ... (Dat gebeurde op de dag waarop ...)

Het onzijdige lidwoord[bewerken]

Speciaal gebruik van het onzijdige lidwoord is:

  • In combinatie met posible in de betekenis zo ... mogelijk:
    • Lo fácil posible. (Zo makkelijk mogelijk.)
  • In constructies waarin het gevolgd wordt door (como) para:
    • Es lo suficiente tarde (como) para hacerlo ahora. (Het is voldoende laat om het nu te doen.)
  • In de volgende constructie met een bijvoeglijk naamwoord in de betekenis hoe:
    • Así ves lo fácil que es. (Zo zie je hoe makkelijk het is)
  • In de veelvoorkomende combinaties:
    • a lo español (op zijn Spaans)
    • a lo lejos (in de verte)
    • a lo largo de (langs)
    • a lo mejor (misschien)
    • por lo demás (overigens, trouwens)
    • por lo menos (op zijn minst, althans)
    • por lo visto (zo te zien)

Vervoeging van de regelmatige pretérito indefinido[bewerken]

De pretérito indefinido is één van de twee enkelvoudige verleden tijden van het Spaans. De regelmatige vervoegingen zijn als volgt:


acab-ar mov-er
acab-é mov-í
acab-aste mov-iste
acab-ó mov-
acab-amos mov-imos
acab-asteis mov-isteis
acab-aron mov-ieron
  • De pretérito indefinido wordt vaak ook de indefinido genoemd. Zo ook hier van nu af aan.
  • Merk op dat voor de werkwoorden op -ar en op -ir er geen verschil is tussen de wij-vorm van de presente en de wij-vorm van de indefinido.

Het gebruik van de indefinido[bewerken]

De indefinido wordt gebruikt om:

  • een losstaande gebeurtenis/handeling uit het verleden weer te geven, zonder dat er een verband met het heden uitgedrukt wordt (het is afgesloten voor de spreker);
  • ook in een reeks van gebeurtenissen/handelingen in het verleden (afgesloten voor de spreker);
  • begin van een gebeurtenis/handeling in het verleden aan te geven (hierbij wordt de connectie met het heden weer niet benadrukt).

De presente van de werkwoorden op -acer, -ecer, -ocer en -ucir[bewerken]

In de eerste persoon enkelvoud wordt bij de werkwoorden op -acer, -ecer, -ocer en -ucir en k-klank (geschreven als c) tussen de stam en de uitgang gevoegd, de slisklank wordt geschreven als een z:

  • Conducir -> conduzco
  • Placer -> plazco

Uitzonderingen: Hacer, mecer, cocer en werkwoorden op -hacer en -facer.

De t.t. van de werkwoorden caber, caer, satisfacer en valer[bewerken]

Weer zijn slechts de vormen van de 1e persoon enkelvoud onregelmatig:


caber caer satisfacer valer
quepo caigo satisfago valgo
cabes caes satisfaces vales
cabe cae satisface vale
cabemos caemos satisfacemos valemos
cabéis caéis satisfacéis valéis
caben caen satisfacen valen


Laten[bewerken]

Het werkwoord laten wordt in verschillende betekenissen gebruikt. Het Spaans gebruikt verschillende woorden voor de verschillende situaties:

  • Dejar: achterlaten, nalaten, overlaten, toelaten:
    • Dejé mi libro en casa. (Ik liet mijn boek thuis.)
  • Mandar, hacer: opdragen:
    • Mando venir a mi amigo. (Ik liet mijn vriend komen.)
  • Reflexief se: opdragen:
    • ...
    • Anteayer te cortaste el pelo. (Jij liet eergisteren jouw haar knippen.) Merk ook het ontbreken van het bezittelijk voornaamwoord voor pelo op.

Dit reflexieve se en mandar/hacer kunnen (soms) doorelkaar gebruikt worden.

De gebiedende wijs[bewerken]

De gebiedende wijs (imperativo) in het Spaans wordt als volgt gevormd:


baj-ar com-er viv-ir
jij baj-a com-e viv-e
jullie baj-ad com-ed viv-id
u baj-e com-a viv-a
u (mv.) baj-en com-an viv-an

Voor een ontkennende gebiedende wijs kunnen deze vormen niet worden gebruikt. Deze komen in les 9 aan bod.

Persoonlijke voornaamwoorden als meewerkend voorwerp[bewerken]

1e ev. me
2e ev. te
3e ev. le
1e mv. nos
2e mv. os
3e mv. les
  • Voor mannelijke én vrouwelijke meewerkende voorwerpen 3e persoon wordt le(s) gebruikt.
  • Bij eventuele onduidelijkheid kan de constructie a + persoonlijk voornaamwoord toegevoegd worden:
    • Le pregunto a él si es verdad. (Ik vraag aan hem of het de waarheid is.)

Jugar, adquirir&inquirir[bewerken]

Jugar (spelen) gedraagt zich in de sterke vormen (de vormen met de klemtoon op de stam) alsof het een o in de stam heeft. Adquirir (verwerven, aanschaffen) en inquirir (onderzoeken) gedragen zich in de sterke vormen alsof ze een e in de stam hebben:


jugar adquirir
juego adquiero
juegas adquieres
juega adquiere
jugamos adquirimos
jugáis adquirís
juegan adquieren

Werkwoorden als bijwoordelijke constructies[bewerken]

Woordenlijst[bewerken]

Oefeningen[bewerken]

Door naar les 8

Wikipedia
Deze pagina is vrijgegeven onder de GNU Free Documentation License (GFDL) en nog niet onder CC-BY-SA. Klik hier voor meer informatie.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.