Sociale geschiedenis van de hoge middeleeuwen/Huwelijk in de Noord-Franse kastelen

Uit Wikibooks
Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Feodalisme en adel
  3. Klooster
  4. Kerk
  5. Volk
  6. Noord-Franse kastelen en donjons
  7. Noord-Franse vestinghuizen
  8. Inwoners Noord-Franse kastelen
  9. Leven in de Noord-Franse kastelen
  10. Huwelijk in de Noord-Franse kastelen
  11. Opkomst van het individu
  12. Bronnen en links

10. Huwelijk in de Noord-Franse kastelen

Huwelijk in Bologna, ca. 1350
Huwelijk van Maria van Brabant en koning Filips III van Frankrijk, ca. 1380
Huwelijk van Richard II van Engeland, ca. 1450
Huwelijk van Emanuel I van Portugal en de infanta Maria van Aragón, 1482
Huwelijk van Frederik III en Eleonora van Portugal, ca. 1505

In de tijd van de Capetingen (1000-1300) werden dochters die men ging uithuwelijken, opgesloten tot aan het huwelijk. De relaties tussen verwanten werden voortdurend gecontroleerd en op gevaarlijke verbintenissen stond een veto. Het leven van de aristocraten was vaak een hel.

Belangen[bewerken]

Vaak gingen er moeilijke onderhandelingen tussen de twee parenteles van de echtelieden vooraf aan een huwelijk. Veel huwelijken werden gesloten uit politieke belangen, zoals de verzoening tussen twee elkaar bestrijdende groepen.

Mannen zochten vaak een echtgenote van gelijke of hogere rang dan zijzelf, want daarmee vergrootten ze hun aanzien. Dat verplichtte hen dan wel om de parentele die de dochter weggaf te steunen indien nodig.

Een parentele huwelijkte graag al haar dochters uit want daardoor kreeg zij bondgenoten, maar men beperkte graag de wettige huwelijken van de jongens, want een getrouwde zoon moest een deel krijgen van de erfenis en men gaf liever de hele erfenis aan de oudste zoon. Daarom werden de jongere zoons vaak al op jonge leeftijd als oblaten in een klooster gestopt.

Kerk[bewerken]

In de Karolingische tijd ging het in het huwelijk voornamelijk om de wederzijdse trouw van de echtgenoten. Vanaf de twaalfde eeuw wilde de kerk (vooral de Parijse theologen) spirituele elementen in het huwelijk benadrukken. In de praktijk echter bleef het huwelijk voor de meeste mensen een instrument voor lichamelijk genot en het verbeteren van maatschappelijke posities en onderlinge betrekkingen.

In 813 had de kerk huwelijken met nichten van de vierde graad verboden.[1]In de elfde eeuw probeerde de kerk dit verbod uit te breiden tot de zevende graad.[2] Daarmee werd het sluiten van huwelijken een probleem, zeker in de kleine gemeenschappen van die tijd. Zelfs eenvoudige mensen hadden moeite om een huwelijkspartner binnen hun heerlijkheid te vinden, maar de kerk liet de eenvoudigen − zeker de horigen en de lijfeigenen − wel met rust. Maar mensen van hoge geboorte moesten van de geestelijkheid hun partners ver buiten de grenzen van hun heerlijkheid gaan zoeken. Wat de geestelijkheid hiermee wilde bereiken is onbekend. Een voordeel was misschien dat veel adellijke geslachten goed gemengd raakten doordat zij hun huwelijkskandidaten ver weg zochten.

Veel aristocraten en koningen weigerden echter zich iets aan te trekken van dit kerkelijke verbod, want zij zochten nu eenmaal bij voorkeur hun partners in de vijfde, zesde en zevende graad van hun familie. Tijdens het vierde Lateraanse concilie in 1215 bracht de kerk, vanwege het aanhoudende verzet, het verbod weer terug naar de vierde graad.

Dit strenge verbod was overigens een prima voorwendsel geworden om huwelijken te ontbinden (net als "overspel" van de echtgenote[3]). Als de vrouw om politieke redenen niet meer gewenst was of als de heer haar niet meer kon uitstaan, ontdekte hij opeens een te nauwe graad van verwantschap (nadat hij eerst een stamboom had laten fabriceren), waarna hij het huwelijk met zijn vrouw kon laten ontbinden. Nadat de Karolingische echtscheiding rond 850 door de kerk was verboden, moesten de heren die van hun vrouw af wilden naar sluwere methodes zoeken, waarvan dit er één was.

Toestemming[bewerken]

Het initiatief voor een huwelijk kwam nog steeds voornamelijk van de parenteles van de kinderen die gingen trouwen. De kinderen mochten zich na hun zevende jaar al met elkaar verloven. De verloving gold als de bezegeling van de verbintenis.

Tot aan het concilie van Trente (circa 1550) moesten zowel de jongen als het meisje hun instemming met het huwelijk uitspreken.[4] Zo gauw er seksuele gemeenschap was geweest, gold het huwelijk automatisch als voltrokken.

Aan de jongen en het meisje werd alleen maar gevraagd om in te stemmen met het huwelijk. Door het huwelijk werden ze als volwassen gezien en kregen ze een eigen huis. Dat was voor veel jongeren voldoende om in te stemmen. Ingeval ze twijfelden, werd er veel druk op hen uitgeoefend.

Het meisje mocht beslist niet het initiatief tot een huwelijk nemen. Alles wat zij kon doen, was een door haar parentele voorgesteld huwelijk te weigeren, maar dat was niet eenvoudig. Ze kon een huwelijk eigenlijk alleen maar ontvluchten door het klooster in te gaan (dat gold ook voor de man die een huwelijk niet wilde). Een enkele keer verminkte een vrouw zichzelf om maar niet te hoeven trouwen.

Tijdens de toernooien lieten de zwervende ridders[5] zien hoe sportief en knap ze waren. Als een meisje verliefd werd op zo'n ridder en ze mocht er van haar parentele niet mee trouwen, kreeg zij natuurlijk liefdesverdriet. Een enkele keer pleegde het meisje zelfmoord als ze met iemand anders moest trouwen. Maar volgens het kerkelijke recht mocht het meisje niet in de echt worden verbonden met iemand van wie ze niets wilde weten. Daarom liet haar parentele haar vaak maar trouwen met de ridder van haar keuze, want die kon snel sterven (een ridder had een riskant beroep) en dan trouwde ze alsnog met de keuze van haar parentele.

Ceremonie[bewerken]

Rond 1100 verschenen de eerste christelijke huwelijksrituelen in Noord-Frankrijk. Rond 1200 werd het huwelijk ongeveer als volgt gesloten:
1) De geestelijken gingen na of beide echtelieden instemden met het huwelijk.
2) De geestelijken gingen na of er huwelijksbeletselen bestonden vanwege een te nauwe band van verwantschap.
3) Hierna was er een plechtigheid, waarbij de geestelijke alleen toeschouwer was en een preek gaf. De vader of een naaste verwant van de bruid (sponsa) stelde haar 'ter hand' aan de bruidegom door beide rechterhanden in elkaar te leggen. De kerk interpreteerde dit gebaar als een wederzijdse belofte van trouw waarbij man en vrouw zich aan elkaar gaven, maar de positie van de man was ongetwijfeld overheersend. De familie van de vrouw droeg namelijk met dit gebaar de macht over de vrouw over aan de man. Vanaf de dertiende eeuw zou de priester de handen van de echtelieden in elkaar gaan leggen.
4) De bruidegom schoof vervolgens uit liefde en trouw een ring over drie vingers van de bruid om aanvallen van de duivel verre van haar te houden.[6] Vervolgens wierp zij zich voor zijn voeten of slaakte een kreet. De kerk wilde dit gebruik zodanig ombuigen dat beide echtelieden zich voor de voeten van de priester zouden werpen. Maar bij gebrek aan medewerking trok de kerk dit voorstel al spoedig weer terug. Samen met de ring gaf de man geschenken en de douarie net zoals in de tijden waarin het Salische recht nog gold. Ten slotte kreeg de bruid nog wat geldstukjes van hem, die zij mocht uitdelen aan de armen onder het publiek.
5) Vervolgens werd de bruid door haar familie vergezeld tot buiten de poort van haar huis, waar ze werd opgewacht door de familie van de bruidegom. Samen trokken ze in een stoet naar zijn huis, alwaar een groot feestmaal werd gegeven alvorens de echtelieden naar de kamer werden gebracht.
6) Tot slot werd in het nieuwe huis van het paar het echtelijk bed gezegend, om de vruchtbaarheid van de vrouw te bevorderen en te verhinderen dat zij overspel zou plegen (om overspel van de man maalde men niet). Onder de ogen van de verwanten ging het echtpaar dan in bed liggen. Mogelijk werden ze tijdens de paring alleen gelaten.
7) Vanaf dat moment was de vrouw als meesteres of kasteel-vrouwe van het privéhuishouden van het kasteel geïnstalleerd.

Het blijkt hoezeer de kerk in de dertiende eeuw nog een toeschouwende en volgende rol had. Men keek naar de gebruiken (zoals het huwelijk) die vaak nog uit de oude Germaanse tijd stamden en probeerde deze in een christelijke richting om te buigen. En als dat niet lukte, omdat niemand het wilde, dan staakte de kerk die poging maar.

Huwelijk, oorlog en vrede[bewerken]

1000-1200[bewerken]

Rond 1100 leken de feodale heren op krijgsheren die elkaar doorlopend bestreden en was er sprake van anarchie. De heren waren vaak erg grof en konden in het politieke spel zeer ver gaan. Ze verminkten wel eens hun gijzelaars, ook al waren dat hun eigen kleinkinderen, en als ze dat nodig vonden, vermoordden ze vrouwen en kinderen. De vrouwen waren vaak niet meer dan machteloze bemiddelaars of bedroefde toeschouwers bij dit soort gruwelijkheden. Soms, als ze het huwelijk niet meer uithielden, vluchtten ze in een klooster (hoewel de meeste vrouwen die tot een klooster toetraden ouder waren en aan hun lot overgelaten).

In de elfde eeuw speelde de vrouwe echter ook nog wel eens een actieve rol in de politiek.
1) Sommige vrouwen spioneerden bij hun echtgenoot voor hun vader of oom of hielpen hen zelfs om hun snode plannen tegen hun echtgenoot uit te voeren.
2) Een vrouw werd wel eens aan een heer uitgehuwelijkt om hem aan te zetten tot strijd tegen een vijand van haar eigen parentele.
3) De meeste vrouwen kozen echter partij voor hun man, mede omdat ze bij hem 'vrouw des huizes' waren en anders terug moesten keren naar de 'gevangenschap' binnen hun eigen parentele.
4) De meeste vrouwen deden met hart en ziel mee aan de politieke conflicten die hun leven konden vernietigen.
5) Schrijver-monniken schetsten wel eens een beeld van adellijke vrouwen als hellevegen (viragos) en geile adders die snel beledigd waren door andere adellijke vrouwen en dan hun mannen opstookten om een oorlog te beginnen tegen de man van het mispunt. Mogelijk zijn nogal wat feodale oorlogen aangesticht door vrouwen, terwijl de mannen zich dood vochten. En onder al die vrouwen die het klooster invluchtten, waren er mogelijk een aantal die dat alleen maar deden omdat hun langdurige geïntrigeer niets had opgeleverd en zich tegen hen begon te keren.[7]

Die rol van aanstichtster van oorlog kon de vrouw nog tot circa 1150 spelen, maar daarna (in de hoofse periode en de tijd van relatieve vrede) was dat afgelopen.

1200-1300[bewerken]

Na 1200 kwamen er langzaamaan minder oorlogen.[8] De Godsvrede werkte en de vorsten kregen meer gezag. Er kwamen bestanden en huwelijksverbintenissen.[9] Er brak een tijd van relatieve vrede aan.

De adellijke vrouw kreeg weliswaar meer zekerheid, maar haar invloed verminderde. Ze zat nu niet meer gevangen in de donjon of in de kuisheidsgordel[10] van de vechtjassen van de eerste kruistocht. Ze werd niet meer verwaarloosd en aan haar lot overgelaten. De opsluiting was nu geraffineerder. De vrouw werd in de hoofse liefde op een voetstuk geplaatst door en voor de man. Er werd een spelletje met haar gespeeld door de heer om de onruststokers in zijn kasteel te temmen door hun aandriften te sublimeren.

De vrouw stond weliswaar aan het hoofd van de huishouding, maar ze stond tevens onder toezicht van een matrone. Vaak was dat de bazige schoonmoeder.[11] Ze kon zichzelf niet eens meer laten schaken.

Anderzijds werden steeds meer vrouwen regentes van een koninkrijk of heerlijkheid. Omdat de oorlog steeds minder belangrijk werd, kwam het nu meer aan op het sluwe spel van rechtsgeleerden en dat spel beheersten vrouwen zeker zo goed als mannen.

Samenleven[bewerken]

Omstreeks 1180 werd de grote parentele steeds meer vervangen door het kerngezin van vader, moeder en kinderen. In Noord-Frankrijk werd het echtpaar 'uitgevonden' zoals wij dat kennen.

Dit huwelijk werd vaak vergiftigd door wantrouwen. Toch was er waarschijnlijk ook wel eens liefde en tederheid. Hoewel die liefde zich vaak pas vlak voor de dood van een van de echtelieden openbaarde. Deze gaf dan het klooster een grote som geld en trok het habijt aan, als tenminste de kerk het huwelijk wilde ontbinden en dat gebeurde alleen als beide echtelieden het er mee eens waren. Sommige weduwnaars en weduwen waren ontroostbaar na de dood van hun wederhelft. Soms hadden ze samen de heerlijkheid bestuurd en hadden ze de diensten (die ze verplicht waren elkaar te bewijzen) zorgvuldig en vriendschappelijk uitgevoerd.

De kerk zat in een spagaat; enerzijds schilderde ze de vrouw af als ondergeschikt aan de man, anderzijds probeerde ze de vrouw juist voor te stellen als evenwaardig aan de man. De bevrijding van de vrouw, waar veel geestelijken zich zo druk om maakten, was waarschijnlijk echter niet meer dan schone schijn.[12]

Scheiding[bewerken]

De kerk wilde dat het huwelijk onontbindbaar[13] zou zijn en het was dus niet eenvoudig om te scheiden. De volgende trucjes werden gebruikt:

Op initiatief van de man[bewerken]

Als de vrouwe de heer geen zoon als erfgenaam schonk, of als zij zijn politieke aspiraties in de weg stond, of als hij genoeg van haar had, kon hij haar voor de Karolingische tijd nog verstoten. Toen de kerk dat rond 800 verbood, kwam de Karolingische echtscheiding in zwang waarbij de heer zijn vrouw liet vermoorden en aan haar parentele het weergeld betaalde zodat hij volkomen legaal met een ander kon trouwen. Maar rond 850 verbood de kerk dit ook. Hierdoor moest de adellijke heer naar andere middelen zoeken om zich van zijn vrouw te ontdoen.
1) Als zijn vrouw overspel had gepleegd, of als hij haar daar met succes van kon beschuldigen, dan maakte de heer dit met luide stem openbaar en liet hij zien hoeveel pijn zij hem gedaan had. Dan kon hij het huisgerecht bijeen roepen dat door hemzelf werd voorgezeten en haar op wettige wijze het huis uitjagen (of levend verbranden).[14]
2) Het strenge verbod van de kerk om niet te mogen trouwen met familie tot en met de zevende graad was een prima voorwendsel om het huwelijk te ontbinden. Na een jarenlang huwelijk ontdekte de heer opeens een te nauwe graad van verwantschap met zijn vrouw (nadat hij eerst een stamboom had laten fabriceren) en dan kon hij het huwelijk met zijn vrouw laten onbinden.
3) De heer zette zelf zijn vrouw er weleens toe aan om zichzelf te laten schaken (door een ingehuurde ridder), want dan werd het huwelijk ontbonden.

Op initiatief van de vrouw[bewerken]

Als een vrouw haar man moe was, kon ze zich wel laten schaken. Tot diep in de twaalfde eeuw gebeurde dat vaak. Het initiatief voor de schaking ging vaak van de vrouw uit of zij bekokstoofde het samen met de man.
1) Zo konden ze een huwelijk afdwingen van de ouders.
2) Soms bevrijdde de schaker een meisje dat opgesloten zat of werd mishandeld.
Na 1180 werd schaking vrijwel onmogelijk omdat de vrouw toen door een matrone werd bewaakt.

Godsoordelen[bewerken]

In de elfde en twaalfde eeuw heerste bij de mannen de obsessie dat de vrouw overspelig was. Een koningin of edelvrouwe die (al dan niet terecht) beschuldigd werd van zondige relaties, kon om een Godsoordeel vragen. Ze moest dan een gloeiendhete staaf vasthouden en als ze daar geen brandwonden aan overhield, was ze onschuldig. Het was waarschijnlijk erg moeilijk om voor deze proef te slagen. Maar als een man (een vertrouweling, een familielid of haar minnaar) het voor haar wilde opnemen, kon ze die in haar plaats een ander Godsgericht laten doen: een duel met haar beledigde echtgenoot (of zijn vertegenwoordiger). Als de vertegenwoordiger van de vrouw dat duel won, kon ze ontkomen aan het vonnis van de feodale rechtbank, die overigens geleid werd door haar boze echtgenoot en een aantal mannen die aan hem ondergeschikt waren.

Maar rond 1180 begon de kerk zich te verzetten tegen het gebruik van Godsoordelen, omdat ze vond dat daarmee God door de mens op de proef werd gesteld. De kerk wilde het gebruik ervan beperken tot zaken die echt niet op een andere manier opgehelderd konden worden.

De man kon overigens zelf gerust vreemdgaan; daarmee verstoorde hij de goede orde niet, noch bracht hij er de zuiverheid van zijn geslacht mee in gevaar. Een heer had hierdoor vaak talloze bastaardzoons en -dochters die hij soms opvoedde en aan een goede positie hielp, maar ze konden niet van hem erven.

Weduwen en wezen[bewerken]

Een huwelijk in volledige gemeenschap van goederen kwam in de hoge middeleeuwen in Noord-Frankrijk niet voor. Slechts een enkele keer was er gemeenschap van de goederen die tijdens het huwelijk waren verkregen. Het was dus de vraag hoe een adellijke dame in haar levensonderhoud moest voorzien nadat haar man gestorven was.

De heren kregen bij het huwelijk meestal een bruidsschat van de dame waarmee ze trouwden: bijvoorbeeld de belastingopbrengst van een stad of een streek van haar vader. De bruidegom moest haar vader in ruil daarvoor, indien nodig, militair steunen. De bruidsschat was vaak een belangrijke reden voor de man om te trouwen.

Van de douarie was al in de Salische wet sprake. De vrouw bracht een bruidschat mee en de man beloofde bij het huwelijk aan zijn vrouw de douarie. Dat betekende dat ze ongeveer de helft van al zijn goederen zou krijgen na zijn overlijden. Daarmee kon ze in haar eigen levensonderhoud voorzien. Maar als ze hertrouwde had ze de douarie niet nodig en verviel deze. De familie van de overleden man lag op de loer om haar de douarie te ontfutselen want ze konden hun levensstandaard alleen op peil houden met erfenissen.

Zij intimideerden de weduwe, probeerden aan te tonen dat zij overspel had gepleegd (om zo haar huwelijk met haar overleden man alsnog ontbonden te krijgen zodat ze niet zou erven), ze stuurden aantrekkelijke mannen op haar af (zodat ze zou hertrouwen en daardoor niet zou erven). Nu had de kerk de ridders weliswaar verplicht om weduwen en wezen te helpen, maar dat had de kerk voornamelijk gedaan omdat de ridders gewend waren om weduwen en wezen te onderdrukken. En dat bleven ze ook doen. Dus als de broer van een ridder overleden was, misgunde hij zijn schoonzus de erfenis.

De weduwe kon daar aan ontsnappen door te zeggen dat ze naast het klooster ging wonen, dan stond de geestelijkheid aan haar kant en werd ze geloofd door de uit mannen bestaande rechtbanken waar ze voor gesleept was op beschuldiging van echtbreuk of de wil om te hertrouwen.

De weduwe had doorgaans geen zin om terug te keren naar haar eigen parentele. Ze had aan het hoofd van een huishouding gestaan en zou door haar eigen parentele weer opgesloten worden om te weven en te borduren. Ook wilde ze meestal niet hertrouwen en nam liever de douarie. Vrouwen uit de voorname geslachten van de twaalfde en dertiende eeuw konden hiermee hun kinderen opvoeden en kerken stichten.

Mannen overleden vaak jong in de twaalfde en dertiende eeuw en dan zat de heerlijkheid een tijd lang zonder heer. Met de weeskinderen van de overleden heer kon het soms goed aflopen: dan nam de vorst de kinderen van de overleden vazal onder zijn hoede, om ze op te voeden en hun een goede positie te bezorgen. Maar het kon ook slecht met ze aflopen: dan werden ze door de vorst gegijzeld en gekweld.

Noten[bewerken]

  1. Kerk en incest in de Karolingische tijd
  2. Dit werd aanbevolen door synoden omstreeks 1000.
  3. Overspel van de echtgenote reden om te scheiden.
  4. Gelijkberechtiging vrouw. De kerk introduceerde de "stefgang" om te zien of het meisje instemde met het huwelijk
  5. Zwervende ridders waren uit huis gegooide onruststokers.
  6. Pas na de zestiende eeuw zou de vrouw ook een ring aan de man geven.
  7. Maar alle bronnen moeten gewantrouwd worden en zeker de hoofse romans van na 1150. Als vrouwen werden afgeschilderd als gifmengsters die hun man onophoudelijk slangachtige insinuaties influisterden, moeten we bedenken dat deze teksten doorgaans zijn geschreven door monniken (mannen) die misschien op deze manier probeerden de macht te behouden.
  8. Maar nu werden er weer oorlogen in andere landen gevoerd: de kruistochten. Ook de toernooien kwamen zeer in de mode.
  9. Toch kon het nog gebeuren dat een vrouw getrouwd was met een man die in conflict kwam met haar vader of broer.
  10. Hoewel de kuisheidsgordel mogelijk pas rond 1400 werd geïntroduceerd.
  11. Vrouw werd bewaakt in de vrouwenvertrekken.
  12. Zoals het ook schone schijn was dat de gemeenten vrij werden: ze bleven gebonden aan veel dwangbepalingen.
  13. Sociale geschiedenis van de vroege middeleeuwen/Gezin#Kerk, polygamie en incest#De kerk wilde een onontbindbaar huwelijk.
  14. Overspel van de echtgenote reden om te scheiden.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.