Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795/Gezin

Uit Wikibooks
Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Leven in de absolute monarchie
  3. Rechtspraak
  4. (Contra)reformatie
  5. Alfabetisering
    1. Bijlagen bij Alfabetisering
  6. Wellevendheid
  7. Tafelmanieren, keuken en goede smaak
  8. Gezin
  9. Het kind
  10. Adolescentie
  11. Ontsnappen aan de familietucht
  12. Van geestelijke verwantschap naar gezelligheid
  13. Sociale controle
  14. Charivari's in de Nederlanden
  15. Jeugdbendes
  16. Boerderijen
  17. Familie en erfrecht op het platteland
  18. Parijs
  19. Goede naam en lettres de cachet
  20. Intimiteit: plaatsen en voorwerpen
  21. Liefde en vriendschap
  22. Decadentie
  23. Revolutie

8. Gezin

Huwelijk[bewerken]

Vrouwen trouwden doorgaans rond hun twintigste en mannen rond hun vijfentwintigse.

In de loop van de zeventiende en achttiende eeuw raakte het verstandshuwelijk, dat door de ouders werd geregeld op grond van bezit en status, in onbruik. Men ging steeds meer trouwen op grond van liefde of vriendschap.[1]

In heel veel dorpen op het platteland trouwde men tot 1800 vrijwel uitsluitend met mensen van hetzelfde dorp en zelfs vaak met bloedverwanten (endogamie).

Man[bewerken]

De vader was de absolute baas in huis.[2] De absolute monarch had daar voordeel bij want als een huisvader op revolutionaire ideeën zou komen, zou hij daar tevens zijn eigen positie mee ondermijnen. De vader wees zijn erfgenaam aan, meestal zijn oudste zoon. Tussen 1740-1790 kon hij een zoon of dochter die zijn familie te schande maakte, via een "lettre de cachet" geruisloos in de gevangenis laten verdwijnen.

In de achttiende eeuw werd het de mode dat de man geen gevoelens van tederheid voor zijn vrouw en kinderen liet zien, want dat zou van een slechte smaak getuigen. Op deze manier deed hij zijn familie maar ook zichzelf tekort. Veel mensen waren tegen 1800 verontwaardigd over het gebrek aan gevoelens binnen de familie.

Vooral in Zuid-Frankrijk bleef de vader nog lang zijn absolute gezag behouden.

Vrouw[bewerken]

Madame de Maintenon had in 1685 een kostschool gesticht waar meisjes van verarmde adel werden voorbereid op hun taken in het huishouden. Madame hield de meisjes voor om voorzichtig met hun echtgenoot om te springen. Deze was nu eenmaal de baas in het gezin. Misschien stond hij haar niet aan of stond zij hem niet aan. Het kwam nu eenmaal vrijwel nooit voor dat men elkaar beviel. Zij zou in haar huwelijk nooit meer die warme en ongedwongen intimiteit van haar jeugd kennen. Haar zorgeloze kinderjaren waren voorbij. Zij zou geldgebrek hebben maar mocht niet haar waardigheid verliezen. Ze moest haar man en kinderen bedienen en voor het personeel zorgen. Zij zou overal tegelijk moeten zijn, ze zou moeten lijden en strijden om het hoofd boven water te houden. Ze zou geen vrije tijd hebben, geen privacy, zelfs geen tijd om vroom te bidden en geen geld om aan de behoeftigen te geven want haar gezin kwam op de eerste plaats. De absolute monarch was er overigens ook niet van gediend dat men teveel tijd besteedde aan vroomheid of liefdadigheid, daarom werden die twee zaken dan ook ontmoedigd.

Berusting, volgzaamheid en onderdanigheid waren bruikbare eigenschappen om dit leven vol te houden. En als het haar lukte, dan was ze een eerzame vrouw. De absolute koning was met deze eigenschappen zeer tevreden.

De meeste vrouwen waren door hun gebrekkige opleiding niet in staat om een verlichte of mondaine (wereldse) conversatie te volgen: ze kregen geen toegang tot de kringen waarin men dit soort gesprekken hield. Overigens waren er ook uitzonderingen want sommige vrouwen waren actief in de politiek en in het mondaine leven. Jeanne Marie Roland steunde samen met haar man de revolutionaire Girondijnen en Marie Olympe de Gouges was schrijfster, revolutionair en feministe. Beide dames waren van eenvoudige komaf.

Kinderen[bewerken]

In de steden was het sinds circa 1400 gebruikelijk dat de notabelen hun kinderen tot hun tweede jaar uitbesteedden aan een min (voedvrouw).[3][4] In de zeventiende en achttiende eeuw begonnen ook veel mensen uit het volk dit te doen, omdat ze de kosten ervan vaak vergoed kregen door een liefdadigheidsinstelling. Men stuurde zijn kinderen massaal op karren naar het platteland, naar een min die men nog nooit gezien had, en als de kinderen terugkwamen, herkende men ze soms alleen maar aan de kleren.

  • De jongens:
    • gingen vanaf hun zevende, achtste jaar met hun vader mee naar het land en werden daarna bij een buurman of familielid geplaatst als knecht of bediende.
    • Of ze gingen als leerjongen in de leer bij een meester-ambachtsman, een koopman of een winkelier bij wie ze ook inwoonden.
    • In de zeventiende en achttiende eeuw gingen zonen van welgesteldere families vaak naar een college-internaat.[5]
    • In Frankrijk werden de zonen van de hoogste adel als page uitbesteed aan Lodewijk XIII.
  • De meisjes:
    • bleven meestal thuis bij hun moeder, die hun de rol van toekomstige huisvrouw bijbracht.
    • Of ze moesten in een ander huis als dienster werken.[6][7]
    • In de zeventiende en achttiende eeuw gingen ze soms naar een kloosterpensionaat.[8]
    • Rond 1600 was het in Engeland heel normaal dat aristocraten hun meisjes een tijd lieten dienen bij bijvoorbeeld een gravin die hen voorbereidde op hun enige roeping: het huwelijk en de huishouding. In de zeventiende eeuw was dit uitbesteden van kinderen in Engeland dermate normaal dat Italiaanse reizigers zich erover verbaasden.

College-internaten en kloosterpensionaten[bewerken]

Zie ook: Het kind, van affectiviteit naar verstandelijkheid

In de zestiende eeuw waren de ouders hun kinderen met meer liefde gaan opvoeden. Daardoor werden de kinderen levendiger en slimmer maar ook ondeugender. Misschien voelden ze zich op die manier thuis op hun gemak en misschien zouden ze later hun vrouw en kinderen wel met liefde behandelen, maar waren ze wel voorbereid op een maatschappij die steeds individualistischer en rationeler werd? Daarom wilden de kerk en de staat vanaf circa 1600 de jongens van de wat rijkere families opvoeden in hun college-internaten en de meisjes in de kloosterpensionaten. Zo kregen kerk en staat ook meer controle over de samenleving. En de ouders waren het ermee eens, want ook zij vonden vaak dat de kinderen lastig waren. En zij begrepen ook wel dat als zij het kind thuis opvoedden, het nooit meer kon leren dan wat zij wisten. Dus stuurden zij hun kinderen graag naar de colleges.

De colleges en kloosterpensionaten waren niet altijd van even goede kwaliteit en er heerste een ijzeren discipline. Vanaf circa 1700 wilden de ouders weer meer betrokken zijn bij de opvoeding van hun kinderen en stuurden zij ze vaak als extern naar de colleges. De kinderen kregen dan thuis bijles van een privéleraar

Kinderen[bewerken]

Als vader en moeder plannen hadden, stelden ze alleen die kinderen daarvan op de hoogte op wie die plannen betrekking hadden. En daar hoefden ze niet bij te dreigen want het was vanzelfsprekend dat de kinderen instemden. Als de vader bijvoorbeeld een stuk grond kocht waarop zijn jongste zoon zou moeten gaan werken, dan werd die zoon alleen maar verteld dat hij niet buitenshuis werk moest gaan zoeken, hij werd niet ingelicht over de details van de grondaankoop. Daar sprak de vader hooguit over met zijn echtgenote of eerder nog met zijn oudste zoon of (nog beter) met helemaal niemand. De vader was niet verplicht om rekenschap af te leggen, net zoals de absolute vorst aan niemand anders dan God rekenschap verschuldigd was. Het afleggen van rekenschap zou tot verzet van de andere familieleden kunnen leiden.

Bronnen[bewerken]

Geschiedenis van het persoonlijk leven. Van de renaissance tot de Verlichting.
Onder redactie van Philippe Ariès, Georges Duby en Roger Chartier.
ISBN: 90-5157-018-x
1986 Editions du Seuil, Paris
1989 Agon, Amsterdam

  • Betreffende hoofdstuk geschreven door: Yves Castan, universiteit van Toulouse.
  • Voor de paragraaf "Kinderen uitbesteden" is als bron gebruikt het hoofdstuk geschreven door: Jacques Gélis, wetenschappelijk medewerker van de université de Paris VIII.
  • Voor de paragraaf "College-internaten en kloosterpensionaten" is als bron gebruikt het hoofdstuk geschreven door: Maurice Aymard, directeur van de école des hautes études en sciences sociales.

Noten[bewerken]

  1. In de loop van de zeventiende en achttiende eeuw werd het bij de elite een gewoonte dat de echtelieden een huwelijk uit liefde en vriendschap sloten, in plaats van het verstandshuwelijk om geld en belangen dat door de ouders werd geregeld.
  2. De huisvader (pater familias) was de baas in huis in Toscane 1300-1500.
  3. Doorgaans was de voedster een boerin die ver van het huis af woonde.
  4. Op het einde van de veertiende eeuw waren de notabelen in Florence begonnen om hun pasgeboren kinderen uit te besteden aan een voedster op het platteland. Dit gebruik verbreidde zich in de vijftiende en zestiende eeuw.
  5. Welgestelde ouders stuurden hun zonen naar de colleges waar een strenge tucht heerste.
  6. In heel Europa werkten na 1500 steeds meer vrouwen als dienstmeisje en steeds meer mannen als knecht. Dresen-Coenders.
  7. Voetnoot: in 1552 werkte in Florence 16,7% van de totale bevolking als huispersoneel.
  8. Veel meisjes uit de betere kringen gingen rond 1750 op hun elfde, twaalfde voor een jaar of twee, drie op een kloosterpensionaat.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.