Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Veiligheid

Uit Wikibooks

PRAKTISCHE VEILIGHEIDSREGELS AAN DEK[bewerken]

Verboden zones[bewerken]

Op sommige momenten zijn bepaalde plekken aan boord verboden terrein, voor iedereen die er niets te zoeken heeft:


  • zolang de giek alleen in de dirk hangt: niemand onder de giek. Er is nu eenmaal altijd gering een risico dat de giek valt. De gevolgen kunnen zeer ernstig zijn. Vergelijk met een kraan; daar mag ook niemand zich onder de hijslast begeven.
  • bij overstaggaan: het gebied rond de grootschoot, de roerganger, de klampen in de zij en de omgeving van fokkeschoot en schoothoek. Kortom, laat iedereen zich verzamelen rond de achterste helft van de trog.
  • op de plecht komen tijdens de vaart alleen mensen die er echt iets te zoeken hebben. Een reddingsvest is daar verplicht. Blijf zo veel mogelijk aan de hoge kant en maak jezelf klein. Hou de fok in de gaten; hij kan je overboord vegen.
  • op bepaalde koersen kan de schoothoek van de fok klappen geven (aan-de-wind bij windschiftingen, ruimwinds als er geen stok in de fok staat). De omgeving van schoothoek en schoot is dan verboden terrein. Bij varen over stuurboord: ook de schuine loopplank naar de plecht.
  • op voordewindse koersen, zolang er geen bulletalie bijstaat: omgeving van de grootschoot, vanwege het klapgijprisico.
  • bij manoeuvreren op de motor: het gebied achter de grootschootoverloop, in verband met de bewegingsvrijheid van de roerganger.


Andere spelregels[bewerken]

  • de roerganger is wettelijk verplicht om iemand op de uitkijk te zetten, als het rechtstreekse uitzicht belemmerd wordt (door de fok meestal). De praktijk heeft meermalen aangetoond, dat dit echt pure noodzaak is.
  • als er wordt gemanoeuvreerd op de motor, gaan de mensen op de plecht in de “schaduw” van de mast staan, om het uitzicht van de roerganger niet te belemmeren.
  • bij harde wind kan een pas gestreken fok een sluipmoordenaar zijn. Want hij kan onverwacht opwaaien en veegt dan iedereen van de plecht. Spelregel: blijf kijken naar fok/wind. Niet met je rug in de wind werken.
  • springen op plecht of deken is verboden. Dit kan lekkende breeuwnaden veroorzaken.
  • nooit het schip van de wal of van andere schepen (laten) afduwen met handen en voeten. Beknellinggevaar!
  • let op dat niemand z’n handen tussen het boord en het (gehesen) zwaard houdt. Beknellinggevaar als het zwaard naar binnen kiept. Vooral mensen die rondhangen op de schuine loopplank aan SB hebben die neiging.
  • kleine kinderen dragen ten allen tijde een reddingsvest.
  • bij het hijsen van het grootzeil, het losse part alvast losjes (laten) doorhalen met een slag om de knecht. Als de hijsers onverwachts loslaten, zal het zeil dan niet neerstorten.
  • bij ruimwindse koersen staat er vaak weinig spanning op de grootschoot. De steken rond het hakblok kunnen zich dan ongemerkt loswerken. Het is dan veiliger om de schoot te beleggen op een van de dollen aan lij, niet op het hakblok.
  • een klapgijp zal op een kwak al heel snel tot schade en/of letsel lijden. Dit moet dus per sé worden vermeden, door een bulletalie op te tuigen als je voor-de-wind moet varen.
  • laat de gaffel niet op het gestreken grootzeil liggen zonder bindsel. Hij kan gaan zwaaien of van het zeil vallen en iemand verwonden. Als er geen tijd is voor een bindsel: laat de gaffelnok tot op de trog zakken.
  • let op dat mensen niet gegrepen kunnen worden door uitvierend touwwerk. Nooit in een touwlus gaan staan.
  • losliggend touwwerk opschieten en/of wegbergen.
  • rondslingerend servies en bestek opruimen. Bij ruig weer losse spullen zo veel mogelijk in de klaarbak houden.
  • bij achteruitvaren kan het roer dwarsslaan, met beknellingsgevaar voor de roerganger. Wees hierop bedacht.
  • iedereen aan boord draagt schoenen; er is anders teveel kans op gekneusde tenen.
  • bij wedstrijden met charterpassagiers gaat de veiligheid boven het wedstrijdresultaat, meer nog dan bij gewone wedstrijden.

GEDRAG TEGENOVER PASSAGIERS[bewerken]

  • geef zelf het goede voorbeeld, door de bovenstaande veiligheidsregels in acht te nemen.
  • probeer zo min mogelijk heen en weer te schreeuwen tussen voor- en achterdek. Dit geeft een foute sfeer en maakt een onprofessionele indruk. Het is bijna nooit nodig, als iedereen z'n taken beheerst en er vooraf overlegd is over de dingen die moeten gebeuren.
  • probeer zo veel mogelijk te vooraf te vertellen wat je gaat doen en waarom.
  • bij ongelukken of noodsituaties: blijf kalm, geef heldere en korte instructies, probeer mensen gerust te stellen, laat je niet meeslepen in de paniek van anderen.
  • hou goed in de gaten of er mensen zijn die het niet naar hun zin hebben. Bijvoorbeeld door angst, kou of zeeziekte. Speel hier tijdig op in met persoonlijke aandacht.
  • zolang er gevaren wordt, drinkt de (kern)bemanning geen alcohol. Hou een oogje op overmatig drankgebruik van passagiers.


MAN OVER BOORD[bewerken]

Bij onze skûtsje-collega’s is het de laatste jaren gebruikelijk, om het oppikken van overboord gevallen bemanningsleden uit te besteden aan volgboten en toeschouwersboten. Voor zoiets onbenulligs als een MOB-tje zetten ze hun klassementspositie niet op het spel. Wij kwakkenvaarders zijn nog niet zo progressief in onze opvattingen. We proberen nog steeds om onze MOB-tjes zélf te redden.

We hebben geen dwingend voorgeschreven MOB-procedure. Elke schipper moet voor zichzelf bepalen, welke MOB-taktiek hij onder bepaalde omstandigheden zou toepassen. In een MOB-situatie zijn er ruwweg drie belangrijke fases te onderscheiden:


  1. drenkeling zoeken en continu visueel contact mee houden
  2. drenkeling benaderen met het schip
  3. drenkeling aan boord brengen


In fase 1 zijn een paar zaken van belang:


  • meteen iemand opdragen om de drenkeling onafgebroken aan te blijven wijzen. Letterlijk!
  • zo snel mogelijk een werpboei richting drenkeling gooien. Bij nacht: een boei met een drijflicht. De lijn aan de boei NIET met het schip verbinden; die dient alleen om de drenkeling meer trefkans te geven.
  • het schijnt ook nuttig te zijn, om ZWEMMEN te roepen naar de drenkeling. Door de schrikreactie kan hij/zij dat namelijk vergeten!
  • de kaartpositie moet genoteerd worden. Bij een GPS gaat dat met één druk op de rode MOB-knop.
  • bij duisternis: haal het zoeklicht tevoorschijn.
  • daarna is het zaak om de kustwacht te waarschuwen via VHF kanaal 16; behalve wanneer je absoluut zeker weet dat de drenkeling het een flinke tijd kan uithouden in het water (goede zwemmer zonder paniek of verwondingen, warm water, weinig golfslag).


Over fase 2, het benaderen van de drenkeling, bestaan veel verschillende opvattingen. Die discussie heeft dan een paar kernpunten: bovenwinds of benedenwinds naderen? Op zeil of op motor? Indien op zeil: welke manoeuvre voor je uit om op het goede punt uit te komen?


Mijn persoonlijke aanpak zou zijn: motor starten. Kop in de wind en onmiddellijk de zeilen strijken. Opstomen tot iets bovenwinds van de drenkeling. Dan de schroef uit z’n werk en de botter naar de drenkeling laten verlijeren. Aan boord nemen ter hoogte van de achterlaningen.
Waarom niet op de zeilen? Met een logge kwak valt het niet mee om zeilend een correcte MOB-manoeuvre uit te voeren. Als je de eerste keer gelijk goed uitkomt, mag je gerust spreken van een toevalstreffer. En een tweede of derde poging kost ontzettend veel kostbare tijd. Dan liever het beheersbare gevaar van een draaiende schroef.


Ook fase 3, het aan boord nemen, kent eindeloos veel varianten. Veel hangt af van het type schip. Een kwak heeft achteraan een redelijk laag vrijboord. In de kraag grijpen is zeker een optie. Er is ook een losse zwemtrap aan boord. Die kan overboord worden gehangen zodra de gang uit het schip is. Hijsconstructies, bijvoorbeeld met de grootschoot of met een zeil dat onder de giek in het water hangt, lijken op papier misschien fraai, maar blijken in de praktijk meestal onnodig ingewikkeld.


De drenkeling die terug aan boord is, zal in veel gevallen kampen met onderkoeling. Remedie: afdrogen, warme kleren aan, warme alcoholvrije dranken toedienen, lichaamswarmte delen (samen in een slaapzak), slachtoffer goed in de gaten houden (kans op hartproblemen), medische hulp inroepen.

EHBO[bewerken]

Schippers, die in bezit zijn van Groot Vaarbewijs of Zeilbewijs, moeten ook verplicht een cursus EHBO of Bedrijfshulpverlening hebben gevolgd, om als bevoegd schipper te mogen varen.

Aan boord is een uitgebreide verbanddoos aanwezig. Het blijkt praktisch te zijn, als er daarnaast nog een kleine verbanddoos is voor de “dagelijkse” schrammen en snijwondjes.

Medische assistentie op afstand kan worden ingeroepen via de kustwacht, VHF kanaal 16.

VLUCHTHAVEN ZOEKEN[bewerken]

Als er onweer of mist dreigt, is dit reden om snel een (vlucht)haven op te zoeken. Het zijn gevaarlijke weertypes op zee. Het kan ook gebeuren, dat een bemanningslid wordt uitgeschakeld, bijvoorbeeld door ziekte, blessures, of omdat hij onverwachts al zijn aandacht voor de gasten nodig heeft. Bij een tweekoppige bemanning moet de overgebleven man dan zelfstandig het schip zo snel mogelijk naar een haven kunnen varen. Daarvoor moet hij weten:


  • wat is de actuele positie van het schip?
  • welke havens zijn in de buurt ?
  • welke daarvan is de meest geschikte vluchthaven, gezien de afstand en het weer ?
  • hoe zet je koers naar die haven?


Ook van de maat mag dus verwacht worden dat hij zich van te voren oriënteert op de tochtplanning en dat hij zich steeds bewust blijft van de positie, uitwijkmogelijkheden, weersveranderingen enzovoorts.

Eenmaal in de (vlucht)haven, moet een maat in staat zijn om zonder hulp van de schipper verbinding met de wal te maken. Vakbekwaam aanleggen volgens de regelen der kunst is niet nodig, als je maar veilig en schadevrij een ligplaats weet te bereiken.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.