Italiaanse renaissance/Rome
Rome
[bewerken]-
Porta Pia van Michelangelo
-
Sint-Pietersbasiliek
-
Palazzo Quirinale
De grote transformatie van Rome begon onder paus Nicolaas V (1447), die door zijn bouwinspanningen veel van de stad vernieuwde. De humanistische geleerde Enea Silvio Piccolomini werd paus Pius II in 1458 en hij stimuleerde de ontwikkeling van wetenschap en humanisme. Toen het pausdom onder de controle viel van de rijke families uit het noorden, zoals de Medici en de Borgia's, begon de geest van de renaissancekunst en -filosofie het Vaticaan sterk te beïnvloeden. Paus Sixtus IV zette het werk van Nicolaas V verder en gaf opdracht tot de bouw van de Sixtijnse Kapel. De pausen werden ook steeds meer wereldlijke heersers en de Pauselijke Staten werden door een reeks van "krijger-pausen" omgevormd tot een gecentraliseerde macht. Paus Sixtus V zette dan weer aan tot een grote Romeinse stadsuitbreiding.
Rome leek zijn onafhankelijkheid te verliezen in de beeldhouwkunst door het verdwijnen van de Cosmati-school. Zijn opmerkelijkste 15e-eeuwse monumenten werden dan ook door beeldhouwers van andere scholen gemaakt: Donatello en Antonio del Pollaiolo, Mino da Fiesole en Andrea Bregno. Dit leidde tot een zeker eclecticisme, want vaak werkten kunstenaars met een eigen stijl aan hetzelfde monument. Rome leverde zelf weinig beeldhouwers van formaat op. Paolo Romano (ook 'Taccone' of 'Tuccone' genoemd) vertoonde een 'Romeinse' voorkeur voor in een ronde opgestelde figuren, maar zijn stijl was voor de rest schatplichtig aan Isaia da Pisa. Evenmin kan Giovanni Cristoforo Romano beschouwd worden als vertegenwoordiger van een Romeinse school. Hij week uit naar Lombardije en werkte daar in de Milanese stijl. De beroemdste architect en beeldhouwer in Rome was Michelangelo, maar ook hij was een Toscaans 'immigrant' die gedurende enkele perioden van zijn leven in Rome werkte.