Geo-visualisatie/Symbologie

Uit Wikibooks
Naar de startpaginaNaar de startpagina
Naar de startpagina

Deel B: Symbologie

Doelstellingen van deze module 'Symbologie'
Deze module gaat over de belangrijkste aspecten die spelen bij het visualiseren van objecten met symbolen. Na het lezen kent de lezer de verschillende grafische variabelen die voor punt-, lijn en vlakobjecten gebruikt kunnen worden en wat hun toepasbaarheid is voor kwantitatieve en kwalitatieve data. De lezer is dan ook op de hoogte van kleurassociaties, kleursystemen en kleurselectiemethoden.
Modules Handboek Geo-visualisatie:
Startpagina Handboek Geo-visualisatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 19 januari 2008
Inleiding Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 18 februari 2008

Deel A: Theorie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Inleiding GIS Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Vervolg GIS Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 februari 2008
Inleiding Cartografie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 13 februari 2008
Vervolg Cartografie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Communicatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Deel B: Geo-visualisatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Classificatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 18 februari 2008
Symbologie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Deel C: Kaartopmaak Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Labels Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Oplevering van de kaart Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008

Vragen en opdrachten Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Woordenlijst Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Overige informatie en links Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008

Inleiding

Voorbeelden van abstracte (links) en figuratieve (rechts) symbologie voor punten, lijnen en vlakken. Met goed gekozen symbolen krijgt een kaart direct veel meer visuele betekenis, zelfs zonder een legenda.

Alles wat op een kaart staat is in feite een symbool, of het nu om een punt, een lijn of een vlak gaat. En elk symbool kan op honderden manieren getoond worden. Lukraak een willekeurig symbool bij een object kiezen - zelf of door je GIS - is daarom nooit een goede wijze. Vasthouden aan bepaalde conventies is vaak handig. Zo teken je bij een lijn die snelweg voorstelt vaak ook de middenberm. Een huis of bewoond gebied is vaak oranje en een brievenbus symboliseer je met een envelop. Maar hoe ga je te werk bij wat abstractere, thematische kaarten zoals waterdruk, windrichting, criminaliteitcijfers en de spreiding van bevolkingsgroepen? Welke mogelijkheden zijn er?

Tot nu toe is in dit deel B vooral over kleuren gesproken en daarmee - indirect - voornamelijk over vlaksymbolen. Vlakken (beter gezegd: attributen van vlakken, zoals bevolkingsdichtheid) zijn namelijk het beste te visualiseren met kleuren. Maar behalve vlaksymbolen zijn er dus ook punt- en lijnsymbolen. En behalve kleur zijn er ook andere wijzen van representeren. Ga je meer met je GIS doen dan moet je beslist meer feeling met symbologie - en dan voornamelijk kleuren - hebben.

Deze module beschouwt de theorie achter alle mogelijkheden van het representeren van de objecten op een kaart. Daarna worden de do's en de dont's met een aantal praktische voorbeelden toegelicht.

Wat heeft de 10 km van Sven Kramers op de Olympische Winterspelen te maken met Cartografie?
"Mensen denken dat ze met hun eigen ogen zien. Maar dat is een misverstand. We zien met onze hersenen. Die geven een interpretatie van de beelden die we binnen krijgen." Sportpsycholoog Bram Brouwer (Spits! 25 februari 2010) over de beslissing van schaatscoach Gerard Kemkers, om Sven Kramer tijdens zijn 10 kilometer op de Olympische Winterspelen in Vancouver 2010, de verkeerde (binnen)bocht in te sturen. De vormentaal die bij cartografie (het weergeven van objecten op een kaart) gebruikt wordt heeft hier ook 'last' van: het gaat er niet om dat die vormen duidelijk zijn voor de kaartenmaker, maar dat ze zonder kans op misinterpretatie meteen duidelijk zijn voor de doelgroep; die ziet immers met zijn hersens... Dit besef is het verschil tussen 'cartografie' en 'goede cartografie'.


Symbologie

Symbologie is in de cartografie de optelsom van regels en conventies die bepalen hoe geografische objecten en verschijnselen gerepresenteerd / gevisualiseerd worden met symbolen. Dit geldt voor zowel punt-, lijn als vlakobjecten.

Een symbool is een grafische representatie van een enkel geografisch object of verschijnsel. Symbolen kunnen zowel abstract (geometrisch) als figuratief worden weergegeven (zie figuur linksboven). Wanneer er sprake is van goed gekozen figuratieve symbolen, voegt de visuele uitdrukking iets wezenlijks toe aan de grafische objecten. De punten, lijnen en vlakken zijn dan niet meer enkel grafische objecten, maar door hun voorkomen - zoals vorm en kleur - gaan ze 'spreken'. Ze laten iets zien van de attributen er achter. Een punt in een vlak wordt door de symbologie een huis in een moeras. Een punt op een lijn wordt een aangereden persoon op een snelweg, zoals op de figuur linksboven.

Als het symbool eenmaal op papier of scherm staat, bepaalt de visuele indruk die het symbool heeft hoe het object ervaren wordt bij de kaartlezer (zie ook Het communicatieproces bij visualisatie in Deel A). De visuele indruk van het symbool wordt gemaakt door het samenspel van de zogenaamde grafische variabelen.

Symbolen kunnen namelijk variëren qua (zie figuur hieronder, naar [1]):

  • vorm
  • kleur
  • grijswaarde
  • verzadiging
  • grootte
  • textuur
  • richting
  • grein
  • volume (dit is de 3D-variant van de variabele 'grootte')
  • doorzichtigheid, focus en schaduw.

Deze kenmerken worden grafische variabelen genoemd.

Grafische variabelen van symbolen voor punten, lijnen en vlakken. Getoond zijn enkele voorbeelden. Voor welke soort data deze variabelen geschikt zijn, staat in de rechter kolom. Zie verder tekst.

Algemeen:

De belangrijkste van deze variabelen zijn vorm, kleur, grijswaarde en grootte. Voor vlakken aangevuld met textuur en volume. De term grafische variabele moet niet verward worden met visuele variabele. Een (aantal) grafische variabele(n) bepaalt (bepalen) hoe het symbool eruitziet / hoe het symbool visueel overkomt. Grafische variabelen staan de kaartenmaker tot dienst bij het in kaart brengen van de objecten uit werkelijkheid. Niet alle grafische variabelen zijn even goed bruikbaar in elke situatie.

Uitleg bij de figuur:

  • Met de blauwe cirkels is de toepasbaarheid indicatief aangegeven.
  • Vaak heeft één symbool meerdere grafische variabelen. Denk aan een cirkel met de kleur rood en een lichte grijswaarde. Deze variabelen bepalen tezamen de visuele waarneembaarheid, zoals onderscheidbaarheid ten opzichte van andere symbolen en volgordelijkheid (dezelfde symbolen met een andere grootte). De figuur levert dus theoretische input om symbolen zo goed mogelijk samen te stellen in de praktijk.
  • Voor vlakken geldt dat ook de omtrek als lijnelement beschouwd kan worden, en dus ook een eigen symbologie mee kan krijgen, of het vlak nu wel of niet (geheel doorzichtig) is gekleurd. Denk aan een gemeentevlak, vaak zal alleen de grens van dit vlak getoond worden. Een GIS-specialist pur sang ziet een vlak vaak graag gesymboliseerd als een ingekleurd vlak, omdat hiermee wordt aangegeven dat elk er onder liggend object binnen die grenzen tot dat vlak (die gemeente) behoord. Voor analyse-toepassingen, en kaarten die deze analyses willen weergeven, is dit een goed uitgangspunt. Aan de andere kant zal een rasechte cartograaf eerder geneigd is alleen de grens er van te symboliseren. Meestal maakt dat laatste ook de meest rustige indruk en voldoet het weergeven van alléén die grens.
  • De eerste negen variabelen kan je daadwerkelijke gebruiken om in te variëren, waardoor kwantitatieve of kwalitatieve verschillen tot uitdrukking komen. De laatste drie echt laten variëren is niet zo zinvol. Deze zal je vaak ondersteunend gebruiken voor een hele kaartlaag of een deel van de objecten; alle wolken krijgen een schaduw onder zich, alle mist wordt met een bepaalde onscherpte getoond en alle overstroomde gebieden worden met een doorzichtige kleur blauw getekend, zodat de topografie er onder nog zichtbaar is.


Intermezzo: Klaas Jan Huntelaar en dubbele grafische variabelen

De posities waar Klaas Jan Huntelaar zich het vaakst bevond tijdens de wedstrijd van Oranje tegen Oostenrijk (27-3-2008), naar het AD.[2] De afbeelding is een goed voorbeeld van twee elkaar versterkende grafische variabelen; grootte (hoogte van de vlakjes) en kleur.

Hier rechts staat een figuur afgebeeld, waarop de posities te zien zijn waar Klaas Jan Huntelaar, speler bij het Oranje, zich het vaakst ophield tijdens een wedstrijd tegen Oostenrijk op 27-3-2008.

Het figuur toont twee grafische variabelen: grootte (hoogte van de balkjes) en kleur, die elkaar versterken. Een legenda is nauwelijks zinvol en nauwelijks nodig, zo duidelijk is deze kaart door de combinatie van dez twee grafische variabelen. De titel of een korte beschrijving er bij is genoeg. Een legenda zou aandacht van de 'kaart'lezer alleen maar van het figuur en de boodschap afleiden. Het exacte aantal minuten per vakje zet nota bene erg weinig. Hoe vaker Klaas Jan Huntelaar zich tijdens een wedstrijd op een bepaald gebied (vlakje) zich bevond, hoe hoger het vakje en hoe roder de kleur. De figuur toont perfect aan (aan de trainer bijvoorbeeld) of een speler zich gehouden heeft aan een bepaalde opdracht; ben je alleen maar een spits of verdedig je ook mee? De conclusie was dat Huntelaar niet alleen op het vijandelijke doel (links) gespitst was. De cartografie wordt hier op een goede en originele manier gebruikt. Nota bene voor een breed publiek!

Nogmaals, het is een perfect voorbeeld van een kaart waar een legenda niet echt nodig is. Een blik op de hoogte van de vakjes zegt genoeg; de rode vlakjes zijn de vakjes waar Huntelaar zich het vaakst bevond. Vervolgens ziet de oog-brein-combinatie van die (rode) kleur de spreiding over de kaart. De kleur toont dus de verspreiding, de hoogte wordt gebruikt als legenda, 'altijd bij de hand, bij elk vakje weer'. Merk op dat er géén noordpijl, maar een pijl is te zien die de aanvalsrichting van Oranje weergeeft.


Uitleg bij enkele van de genoemde grafische variabelen:

  • Variatie in richting voor puntsymbolen is in principe niet echt nuttig. De onderlinge symbolen zijn lastig te onderscheiden. Anders wordt het wanneer deze puntsymbolen in feite een richting opgeven deze symbolen bedoeld zijn, zoals bij een verkeerslicht. Dat kan op een kaart een richting meekrijgen middels de symbologie; hiermee wordt dan de rijrichting bedoeld. Lijnobjecten hebben in zich zelf al een richting, en kunnen visueel niet een (andere) richting meekrijgen.
    Acht voorbeelden van foute (de vier kaarten links) en goede toepassingen (de vier kaarten rechts) van grafische variabelen. Of een grafische variabele fout is toegepast zit 'm in het verschil of de data kwalitatief (beschrijvend) of kwantitatief (numeriek) is.
  • Voor de definitie van verzadiging zie Het HSV-systeem. Verzadiging gebruik alleen als ondersteunende grafische variabele, omdat variatie in deze variabele alléén niet goed door de oog-brein-combinatie vertaald kan worden naar variatie in kwantitatieve verschillen in de data.
  • Grein is een term uit de tijd van het analoge tekenen op calqueerpapier, toen textuur, grijswaarde en ook grein met plakrasters werden toegevoegd aan vlakken. Grein staat voor het aantal strepen per centimeter (of aantal stippen per cm2). Dat kan variëren zonder dat de grijstint wijzigt door bij minder strepen per centimeter de strepen dikker te maken. Bij greinverschillen gaat het dus niet om een andere textuur - zie 6) -, een andere richting van de lijnen - zie 7) - of een andere grijstint. Variatie in grein is een erg subtiele variatie en is als grafische variabele (ook gezien de veel betere alternatieven) niet meer nodig.
  • Volume is een zeer mooi middel om bij vlakken kwantitatieve data weer te geven. Deze dient dan wel genormaliseerd te zijn ten opzichte van het oppervlak van de gebieden. Dus bijvoorbeeld niet 'aantal inwoners', maar 'aantal inwoners per km2'). Criminaliteitscijfers per wijk alleen indien de wijken vergelijkbare groottes hebben, anders normaliseren per (duizend) inwoners. Volumes worden bij lijnen en vlakken niet zo vaak toegepast, omdat kennis of de benodigde 3D-functionaliteit van het GIS-pakket helaas vaak ontbreekt of apart als module of extensie moet worden aangeschaft. Volumes bij punten kan gevaarlijk zijn, omdat de inhoud van driedimensionale objecten vaak onderschat wordt, zie ook Flannery-effect.


Uit bovenstaande is onder andere af te leiden dat je nooit verschillende vormen (driehoeken, cirkels, vierkanten) moet gebruiken voor kwantitatieve data. En andersom: gebruik ook nooit verschillende groottes (van één vorm) als het gaat om verschillende soorten. Anders gezegd:

  • variëren de symbolen qua soort, dan moet de data ook in soorten (verschillen) zijn opgedeeld; het gaat om kwalitatieve data. En
  • variëren de symbolen qua grootte, dan moet de data ook variëren in grootte; het gaat om kwantitatieve data.

Misschien is dit wat lastig verwoord, maar gelukkig is het makkelijker te illustreren met een achttal kaarten, zie de figuur rechtsboven. Zowel foute (links) als goede (rechts) kaarten worden getoond.

Tijdens het lezen van de figuur lijkt de toepasbaarheid van de belangrijkste verschillende grafische variabelen (vorm, kleur, grootte en grijswaarde) waarschijnlijk logisch. Merkwaardig genoeg zijn er bijna wekelijks in de Nederlandse kranten - zowel de gratis verspreide kranten als die met een betaald abonnement - voorbeelden te zien van kaarten waar data met geheel onjuiste symbolen gevisualiseerd worden.

SAMENVATTING: Symbolen kunnen variëren in vorm, kleur, grijswaarde, verzadiging, grootte, textuur, richting, grein en volume. Doorzichtigheid, focus (of (on)scherpte) en schaduw kunnen aan symbolen worden toegevoegd. Of deze grafische variabelen goed of fout worden toegepast zit 'm voornamelijk in het verschil of de data kwalitatief (beschrijvend) of kwantitatief (numeriek) is. Gebruik verschillende vormen en kleuren voor kwalitatieve data. Gebruik grijswaarde en grootte voor kwantitatieve data. Of een grafische variabele daadwerkelijk goed leesbaar is, wordt bepaald door of een symbool bij het kaartlezen snel onderscheidbaar is van de andere symbolen. Andere grafische variabelen kunnen hierin ondersteunen..

TIP: Gebruik kleuren om het verschil in vorm (bij bijvoorbeeld puntsymbolen) te versterken. Het symbool voor een boom (een boom) wordt dus groen en het symbool voor een bomaanslag (een bom of een staaf dynamiet) wordt dus rood. Zeker wanneer er meerdere symbolen op een kaart staan, kan dit verhelderend werken.

TIP: Maak - indien beschikbaar - gebruik van standaard, vakspecifieke (NEN of ISO) symbolen.

Puntsymbolen

Meestal zullen puntobjecten door puntensymbolen worden weergegeven. Denk aan een telefooncel of de locatie van een restaurant. Puntsymbolen kunnen ook vlakobjecten symboliseren. Denk aan een tent op een vlak dat de gehele camping aangeeft. Dit is ook afhankelijk van de schaal. Op een schaal van 1:25.000 zal een stad als een vlak (de bebouwde kom) worden weergegeven. Op een schaal van 1:2.500.000 zal dat echter een (abstract) puntsymbool worden. Omgekeerd kunnen ook puntobjecten door een symbolisch, 'figuratief' vlak worden afgebeeld. Denk aan met olie vervuilde locaties. Ook al weet je de exacte vorm niet, en verschillen die olievlekken steeds, je kan dit toch als een vlak weergeven.

Dienen puntgegevens geclassificeerd te worden op basis van grootte (zoals het aantal inwoners van steden of het aantal ongelukken per kruispunt), dan zal het puntsymbool gebruikt moeten worden; de grootte van het punt dient dan proportioneel te zijn met de aantallen. Bij aantallen (absolute waarden) dienen dus puntsymbolen te worden gebruikt, waarvan de grootte (lengte bij staafdiagrammen, oppervlakte bij cirkeldiagrammen) proportioneel is met die waarde.

Andersom geldt: Dienen van deze puntgegevens percentages te worden weergegeven (zoals het percentage inwoners zonder EU-nationaliteit, of het percentage ongelukken per gemeente) dan kan voor wat betreft de locatie beter niet worden uitgegaan van het punt, maar van het vlak; de percentages hebben immers hun geldigheid binnen het gebied waarin die data is gemeten, in dit voorbeeld is dat de gemeente. Bij percentages (relatieve waarden) dienen dus vlaksymbolen te worden gebruikt, waarvan de kleur in verhouding staat tot die relatieve waarde.

Puntsymbolen zijn onder te verdelen in:

  • abstracte symbolen of geometrische symbolen (zoals cirkels, bollen, vierkantjes, driehoeken) en
  • figuratieve symbolen (zoals een 'tent' voor een camping, een staaf dynamiet of een 'bom' voor een aanslag, et cetera). Figuratieve symbolen laten modelmatig zien hoe het object er in werkelijkheid ook uit ziet.

Beide soorten puntsymbolen geven uiteraard aan op welke locatie die objecten of verschijnselen zich voordoen.

Hieronder twee keer dezelfde gegevens over aantallen Moskeeën in Noord-Holland en Flevoland:

Aantallen moskeeën per plaats proportioneel weergegeven met abstracte symbolen.
Aantallen moskeeën per plaats proportioneel weergegeven met figuratieve symbolen.

Beide keren zijn de symbolen proportioneel weergegeven, links met abstracte symbolen, rechts met figurtatieve symbolen. Uit de tekst hieronder blijkt dat er in dit geval de voorkeur uitgaat voor abstracte symbolen, omdat de wisselende grootte van abstracte symbolen bij grotere (uiteenlopende) aantallen beter is te schatten dan die van figuratieve symbolen. Let op: in beide gevallen gaat het om een figuratieve kaart. (Meer opties hoe dit weergegeven kan worden, zie twee modules terug.)

TIP1: Merk op dat het symbool van de moskee (rechts in het figuur) te ruw is gedigitaliseerd. Door het opblazen van het symbool - iets dat automatisch is gebeurd door het GIS - blijkt het oorspronkelijke 'pictogram' van de moskee plotseling toch niet nauwkeurig genoeg. Kies je symbolen dus met zorg: kies bij voorkeur vectorformaten boven rasterformaten. Maak je toch gebruik van rasterformaten, zorg dan voor een grote afbeelding met veel pixels of een hoge resolutie.

De keuze voor abstracte symbolen verdient vaak de voorkeur:

  • wanneer het om veel objecten gaat. Bijvoorbeeld alle plaatsen van een provincie.
  • wanneer spreiding van het fenomeen/object ("Waar zijn de meeste grotten?") belangrijk is. De herkenbaarheid van het symbool is niet nodig, omdat slechts één symbool (of twee symbolen) gekarteerd zijn. De kaartlezer laat zich dan niet afleiden door ingewikkelde / mooie figuratieve symbolen. De kaart levert zo een goed overzicht en is geschikt voor een visuele analyse / verkenning van de kaart. Bertin noemt zo'n kaart 'een kaart om te zien'.
  • wanneer (veel) verschillen in grootte moet worden aangegeven voor die puntsymbolen. Figuratief is dan namelijk niet zo duidelijk.
  • bij thematische kaarten.

De keuze voor figuratieve symbolen verdient vaak de voorkeur:

  • wanneer het om weinig symbolen gaat, maar er komen meerdere soorten symbolen voor.
  • wanneer enkele symbolen - die niet te vaak voorkomen - belangrijker zijn dan de overige symbolen. Daardoor krijgen die symbolen extra aandacht. De overige symbolen kunnen dan eventueel met (kleinere en minder opvallende) abstracte symbolen worden gerepresenteerd.
  • bij een breed publiek (brede doelgroep) dat niet zo bekend en handig is met het lezen van kaarten en legenda's.
  • wanneer het vóórkomen van een fenomeen/object ("is er een grot op die ene plek?") belangrijker is dan het gehele overzicht. Denk aan een kaart voor een reisgids. Bertin noemt zo'n kaart 'een kaart om te lezen'.
  • wanneer er genoeg ruimte is op de kaart.
  • bij topografische (of referentie) kaarten.

Een goede (punten)kaart maken zit 'm vaak in zeer subtiele punten, zoals de kleur ten opzichte van de achtergrond, de juiste grootte van de symbolen. Vergelijk onderstaande twee kaarten maar eens. De linker is kaart is niet fout. Kleuren en vorm zijn redelijke bewust gekozen. Hij is vervolgens toch onderhanden genomen door een cartograaf, die er de rechter versie van maakte.

Locatie van footballteams in de VS, originele versie.
Locatie van footballteams in de VS, verbeterde versie.

De verbeterde versie kent:

  • grotere symbolen; de gehele kaart wordt 'meer gevuld'
  • lichtere achtergrond, minder opvallende (state)grenzen
  • schaduw werking, waardoor de symbolen meer 'boven' de kaat lijken te hangen.
  • oranje leek te veel op rood en is gewijzigd in geel. Ook de andere kleuren zijn net iets verbeterd.
  • De zwarte omranding maakte de NFC-symbolen slecht onderscheidbaar, doordat er per symbool minder kleur te zien was. De bij de NFC aangesloten teams lijken minder hierdoor minder belangrijk of groot te zijn dan de bij de AFC aangesloten teams. Door voor een afwijkende vorm te kiezen en de zwarte omranding weg te laten, lijkt in de nieuwe kaart de NFC nu wel weer net zo belangrijk als de AFC.

Alle acties zorgen overigens eveneens voor een betere visuele hiërarchie.

TIP2: Een kaart met alleen maar figuratieve symbolen kan soms erg onrustig worden. Alle stations in Nederland met een NS-logo weergeven is dan niet slim. Dat is juist wel weer slim als het om een stadsplattegrond gaat, waar dit station maar één of enkele keren voorkomt.

TIP3: Figuratieve symbolen moeten ook echt duidelijk zijn voor het overgrote deel van de kaartlezers; op die wijze hoeft de legenda niet steeds geraadpleegd te worden. De kracht van het symbool wordt dan daadwerkelijk gebruikt.

Kaart van een toeristisch gebied. Door figuratieve, eenvoudige symbolen, is snel duidelijk wat waar te doen is. Door de symbolen te groeperen, en deze qua kleur en vorm overeenkomstige grafische variabelen te geven, is de kaart toch rustig. Iemand die niet in natuur is geïnteresseerd, ziet snel waar die wél moet zijn.

NB: In de figuur zijn symbolen te zien die deels abstract zijn (omtrek en kleur) en deels figuratief. Daarmee herbergen deze symbolen zowel grafische variabelen die er voor zorgen dat er overzicht is ('een kaart om te zien'), als dat er detailinformatie uit kan worden afgelezen ('een kaart om te lezen').

TIP4: Veel verschillende soorten figuratieve symbolen kunnen ook voor veel onrust of een matig leesbare kaart zorgen. Groeperen op kleur en of vorm is dan vaak een uitkomst; zie figuur hierboven. Het is toeristische kaart, waarop erg veel verschillende symbolen voorkomen. Alle culturele uitstapjes (zoals musea en bioscopen) worden gesymboliseerd met museum- en standbeeld-figuurtjes in paars en in een 'huisje' ('dat symbool roept: 'dit is binnen!'"). Aan de andere kant worden alle natuuruitstapjes (zoals wandelmogelijkheden en bosrijke omgevingen) gesymboliseerd worden met groene, ronde symbolen. Vorm en kleur versterken elkaar dus. Volgens Bertin is dit een 'kaart om te lezen', immers, er van elk punt kan je in de legenda lezen wat daar te doen is. Gelijktijdig is dit volgens Bertin ook een 'kaart om te zien', immers, er is wordt snel een overzicht mogelijk gemaakt waar voornamelijk culturele uitstapjes en waar voornamelijk natuuruitstapjes voorkomen.

Bovenstaande figuur, is een voorbeeld van hoe de cartograaf Bertin een goede kaart het liefst wil zien; als een medium dat zowel overzicht geeft ('kaarten om te zien', of "Op wat voor plekken komt iets vaak of juist minder vaak voor?") als geschikt is om detailinformatie in te vinden ('kaarten om te lezen', "Wat kan ik op die ene plek vinden/doen?"). P. Benjaminse[3] omschrijft dit als volgt: "Een kaart moet bij een eerste oppervlakkige beschouwing (waar ben ik, waar wil ik heen?) beeldvorming geven en bij nadere bestudering detailinformatie bieden (welke reismogelijkheden heb ik?). Dit 'lezen in niveaus' moet onderstreept worden door een goed gebruik van grafische variabelen."

'Slimme (punt)symbolen'; (zie tekst).

TIP5: (soortgelijk als bij tip 4) Heb je 'soortgelijke' (punt) symbolen in de kaart, geef die dan een identieke vorm, en wijk qua kleur of vulling licht af. Zie het voorbeeld van de legenda hierboven. Het zijn veel symbolen, maar het lijken minder symbolen. Je ziet de symbolen steeds paarsgewijs. Doordat de de helft van de symbolen 'minder vol' of minder gekleurd zijn, weet het brein van de kaartlezer al - zonder naar de legenda te hoeven kijken - dat er iets mis mee is met deze helft. Liever gezegd, hij weet al bijna onbewust zeker dat de camping, het hotel, de benzinepomp of het café niet altijd open is, niet openbaar, of wat dan ook ('kaart om te lezen'). Gelijktijdig levert ook dit kaartbeeld een goed overzicht van waar überhaupt hotels (of de andere objecten) zich bevinden ('kaart om te zien'). Op soortgelijke wijze kunnen ook verschillen in wel of niet overdekt, wel of niet geschikt voor gehandicapten en dergelijke worden gesymboliseerd.

TIP6: Merk op dat alle legenda-items met kleine letters beginnen en niet met een hoofdletter. Dat zorgt voor een rustige, leesbare legenda. Met hoofdletters suggereer je steeds weer nieuwe zinnen, waardoor de legenda wat staccato overkomt. Met kleine letters komen de legenda-items meer als een bij elkaar horend geheel over.

TIP7: Hoe groter (figuratieve) puntsymbolen worden weergegeven en hoe vreemder de vorm, hoe lastiger voor de kaartlezer het middelpunt is te bepalen. Wanneer afstanden van belang zijn, maak de symbolen dan niet onnodig groot en vreemd van vorm.

SAMENVATTING: Abstracte symbolen zijn vaak nodig als er één thema met veel punten gesymboliseerd moeten worden. Dit zijn vaak 'kaarten om te zien', waarbij spreiding van het fenomeen voorop staat. Figuratieve symbolen zijn vaak nodig als er meerdere object(soorten) - dan liefst niet te veel - op een kaart getoond moeten worden. Figuratieve symbolen dienen ook zonder legenda al duidelijk te zijn bij een breed publiek. Bij erg veel (verschillende) figuratieve symbolen dienen deze symbolen gegroepeerd te worden op soort, waarbij de soorten op liefst twee grafische variabelen verschillen, zoals kleur en vorm.

Lijnsymbolen

Hoe figuratieve puntsymbolen de betekenis van lijnsymbolen verder kunnen verbeteren en ondersteunen. Een legenda blijft vrijwel altijd nodig. (Zie verder tekst).
Het aantal snelwegdoden in de VS. Voor een bespreking van deze kaart, zie: De noodzaak van het normaliseren.

In de figuur waar de grafische variabelen zijn besproken staan meerdere opties van hoe je lijnobjecten kan visualiseren. Ook jouw GIS-software kan een bijna oneindig aantal lijnsymbolen (zo-gestreept, zus-gestreept) uitspugen. En die kunnen weer in allerlei diktes en kleuren worden weergegeven. In de paragrafen hieronder zijn enkele voorbeeldfiguren opgenomen waarin de belangrijkste aspecten die juist bij het visualiseren van lijnobjecten naar voren komen.

Wat haast onmogelijk is, is om lijnen figuratief weer te geven. De snelweg in de eerste figuur van deze module, is niet figuratief; het is een combinatie van meerdere lijnen. De middenberm en de vangrails aan de zijkant zouden misschien symbool hebben kunnen staan voor al die zwarte lijnen van deze snelweg. Het lijkt daardoor min of meer figuratief, maar het is feitelijk gezien nog steeds een lijnobject dat met abstracte visuele grafische lijnen en kleuren wordt weergegeven. De hoogspanningsleiding of kabel - links in beeld weergegeven met bliksemschichten - is wel figuratief weergegeven. Dit is echter niet erg duidelijk; de ligging van de lijn is hiermee onduidelijker geworden, en de bliksemschichten maken wellicht de kaart erg druk, of zorgen wellicht voor onleesbare andere symbolen.

Wat wel goed mogelijk is om de lijnsymbolen te laten ondersteunen door al of niet vaak terugkerende puntsymbolen naast (op op) de lijn. Dat kan een (route)nummer van die weg zijn, maar ook een (liefst:) figuratief puntsymbool, zie figuur. Het gaat hierbij meestal om kwalitatieve gegevens van zo'n lijn. De gekozen symbolen moeten dan wel de juiste bijpassende associatie uitstralen. In de figuur zijn drie soorten personen weergegeven naast een wandelroute. Zou de wandelroute een korte relaxwandeling zijn waar ieder soort publiek zou kunnen wandelen, dan is alléén het onderste puntsymbool juist. Merk op dat een eventueel gewenste (loop) richting op deze wijze ook kan worden weergegeven. Een goed alternatief voor pijlen...

Bij kwantitatieve gegevens visualiseren van lijnobjecten zijn de dikte en de kleur (beter gezegd: grijswaarde!) (beiden al of niet gezamenlijk/gecombineerd), de beste optie wanneer je zoekt naar de juiste grafische variabele. Zie de figuur van de VS met het aantal snelwegdoden.

Met behulp van pijlen kan de daadwerkelijke richting of stroming visueel worden aangegeven. Die pijlen kunnen door het GIS automatisch worden geplaatst voor alle lijnobjecten of een selectie eruit. Dat kan alleen goed en geheel geautomatiseerd indien het bestand topologisch correct is en geheel objectgeoriënteerd. Met route- en navigatiesoftware is dat bijvoorbeeld altijd het geval. De pijlen kunnen echter ook handmatig worden toegevoegd. In het figuur met de wandelroutes staan op het wegdek van de straten pijlen die eenrichtingsverkeer aangeven. Dit is uiteraard ook voor sommige andersoortige lijnobjecten heel nuttig. Denk aan het steeds maar groeiend aantal pijpleidingen die van Rusland naar Europa gas en olie transporteren. Mét een pijl bij zo'n lijn - dus mét het aangeven van de richting waarin de olie of het gas stroomt - is de onderlinge economische en financiële afhankelijkheid plotseling duidelijk geworden.

Tot slot de opmerking dat lijnen ook als vlakken kunnen worden weergegeven. Denk aan rivieren maar ook aan wegen in het hierboven besproken voorbeeld. Zeker wanneer flink is ingezoomd op 'lijnen' - dus bij grootschaligere toepassingen - dan is het voor die objecten visueel aantrekkelijk en realistischer om die lijnen als vlakken weer te geven. Feitelijk gebeurt dit ook in navigatiesoftware. Van de straten en rotondes zijn alleen de wegmiddens weergegeven. Visueel krijgen deze lijnobjecten op het navigatiescherm een wegbreedte mee die afhankelijk is van het soort weg (fietspad, wijkweg, snelweg, en dergelijke).

TIP1: Pas wel op dat je bij het kiezen van lijnstijlen niet te veel soorten door elkaar gebruikt. Het onderscheid is visueel vaak lastig te maken, omdat in de kaart al die lijnstijlen lastig uit elkaar zijn te halen.

Fragment van een deel van de Spoorkaart van ProRail, in de omgeving van Nijmegen (zie tekst en legenda rechts).
(Gedeelte) van (bijbehorende) legenda met lijnsymbolen waarvan de dikte afhangt van kwantitatieve data: aantal sporen per traject)

TIP2: Ga bij het bedenken van legenda's (dus het kiezen van de juiste grafische variabelen) systematisch te werk. Zie bijvoorbeeld het fragment uit de hierboven afgebeelde spoorkaart van Nederland, met daarop de sporen zowel kwalitatief als kwantitatief weergegeven!: Het geëlektrificeerd spoor is hierop rood, waarbij een dunne, rode lijn enkelspoor is, dikker en rood is twee sporig, nog dikker en rood is meersporig. Het ongeëlektrificeerd spoor is blauw maakt. Maar hier is de dikte weer consequent toepast; dus: ongeëlektrificeerd enkelspoor is dun en blauw, tweesporig is iets dikker en blauw, en meersporig is nog dikker en blauw. We hebben dus 6 legenda-eenheden, maar de er zitten slechts twee soorten logica die de kaartlezer hoeft te onthouden: 1) van blauw ('kleur van de stalen rails') naar rood ('kleur van gevaar en hoogspanning van de bovenleiding') betekent van ongeëlektrificeerd naar geëlectrificeerd. 2) van dun naar (steeds) dikker is steeds meer spoor. De kleur geeft hier de kwalitatieve verschillen weer, de dikte de kwantitatieve verschillen. Het raadplegen van de legenda door de kaartlezer zal hierdoor minder frequent hoeven te gebeuren. Overigens, deze tip over het systematisch te werk gaan bij het kiezen van symbolen geldt uiteraard niet alleen voor lijnsymbolen.

In het verlengde van Tip 2 van hierboven het volgende. Wanneer de kwantitatieve verschillen sterk en veel variëren, kunnen deze lijnobjecten omgezet worden in vlakobjecten waarvan de breedte afhangt van de aantallen. Zie de twee figuren hieronder. Het zijn in feite twee exact dezelfde soort kaarten, waarbij de gegevens op exact dezelfde manier zijn weergegeven, ook al zit er 150 jaar en veel techniek tussen beide kaarten...

Verkeersintensiteit weergegeven op de wegen tussen Rouen en Évreux, Frankrijk, omstreeks 1850 door Charles Minard.
Visualisatie van vervoer van bepaalde stoffen over het spoor. Hoe meer transport, hoe dikker de 'lijn', links of rechts van het spoor.
  • Het voorbeeld links is een historisch voorbeeld. Het is handmatig getekend door Charles Minard (zie ook de 'Napoleonkaart van Minard' in Visualisatie en geo-visualisatie). Het toont de verkeersintensiteit op de wegen tussen Rouen en Évreux, Frankrijk, omstreeks 1850. Als ingenieur was Minard belast met de ontwikkeling van goederentransport. Hij heeft dan ook veel van dergelijke kaarten - als eerste - gemaakt.[4]
  • Het rechter voorbeeld is gemaakt met een aparte GIS-tool die lijnen omzet in vlakken met de juiste dikte en een binnen- en buitenlijn die exact 'meeloopt' met de lijn / weg zelf. Tot 1998 moest je die GIS-tools zo ongeveer zelf programmeren, nu zitten die tools bij de grotere GIS-desktop-programma's gewoon ingebakken. In dit voorbeeld zijn de vervoersstromen zelfs in twee richtingen ('heen' en 'terug') gevisualiseerd. De 'vlakken heen' zijn 'links' van de lijn geplaatst, de 'vlakken terug' zijn 'rechts' van de lijn geplaatst.

NB: De dikte van deze lijnen is deze laatste twee voorbeelden is dus niet symbolisch -zoals dat wel het geval was bij de spoorkaart met wel en niet geëlectrificeerde trajecten-, maar is exact bepaald op basis van de kwantitatieve data.

TIP3: Ga de mogelijkheden na van jouw GIS-pakket daar waar het gaat om het samenvoegen van lijnen van dezelfde (Engelse ArcGIS-term: 'mergen') of een andere soort (Engelse ArcGIS-term: 'joinen'). In onderstaande drie kaartfragmenten zijn wegen weergegeven in drie types: snelwegen (geel), hoofdwegen (rood)en lokale wegen (zwart). In de linker figuur zijn de wegen weergegeven zoals elke GIS die 'samengestelde lijnen' weer kan geven: de individuele lijnen liggen gewoon over elkaar heen. In de twee rechter figuren zijn de individuele lijnobjecten op verschillende wijze aan 'cartografisch aan elkaar gekoppeld'. Je maakt op deze manier maximaal gebruik van de mogelijkheden die je GIS biedt om cartografisch en toch eenvoudig verantwoorde kaarten te maken. Uiteraard geldt; wegen die niet met elkaar in verbinding staan, mogen niet samengevoegd worden... Dat betekent dat wanneer je dergelijke kaarten wilt maken, dat je dan in je GIS-(data-) model onderscheid moet maken in wegen die gelijkvloers of ongelijkvloers kruisen, omdat niet alle wegen samengevoegd moeten worden.

Lijnobjecten gesymboliseerd door samengestelde lijnen, zonder 'merge' en 'join' optie.
Lijnobjecten gesymboliseerd door samengestelde lijnen, zonder 'merge' en met 'join' optie.
Lijnobjecten gesymboliseerd door samengestelde lijnen, met 'merge' en 'join' optie.


Vlaksymbolen

Kaart van de geologie van het Yellowstone National Park. De groene lijn geeft - waar gestippeld - een vage grens weer.
Het karteren van vage grenzen, enkele voorbeelden (zie tekst).

Het eerste deel van deze module ging vrijwel alleen maar over vlaksymbolen. Er wordt hier niet opnieuw op vlaksymbolen ingegaan. Wel nog wat extra opmerkingen over het visualiseren van bijzondere soorten vlakken.

Vage grenzen zijn iets anders dan fuzzy grenzen (zie Eigenschappen van geo-informatie). Bij vage grenzen speelt veranderlijkheid en onzekerheid van het verschijnsel namelijk een rol. Denk aan vogelhabitatgrenzen; waar houdt het gebied waar de zeearend voorkomt exact op? Ook bij geplande woonwijken, of te verwachte ontwikkelingen bij stadsuitbreidingen kunnen grenzen niet altijd hard gemaakt worden. Of om wetenschappelijke / onderzoeksredenen is de grens niet goed bekend (zie het figuur van yellowstone National Park), maar slechts ongeveer. Wanneer dit in symbologie moet worden omgezet moet de symbologie deze veranderlijkheid en onzekerheid ook visueel representeren. Opdat er niet de indruk wordt gewekt dat er allerlei harde conclusies aan de gekarteerde grens kunnen worden getrokken. Om lastige of onterechte vragen te voorkomen - feitelijk: verkeerde beeldvorming te voorkomen - bij voorlichtingscampagnes is het verstandig om onzekere grenzen ook onzeker te visualiseren.

Vage grenzen van vlakken (en deels ook lijnen!) kunnen visueel gesymboliseerd worden door (in opklimmende mate van onzekerheid, zie ook het tweede figuur):

  • grijze in plaats van zwarte lijnen (voor de omtrek)
  • gestippelde in plaats van doorgetrokken lijnen (voor de omtrek)
  • het weglaten van lijnen / de omtrek
  • een vlak met lichtere (meng) kleuren weergegeven in plaats met harde (primaire) kleuren
  • het vlak gestreept weer te geven, of middels een (figuratief) symbool dat het vlak niet geheel vult
  • een vlak niet scherp maar onscherp weer te geven (een zogenaamde 'lage focus')
  • schetsmatig te tekenen

Deze laatste optie is in principe niet met een GIS uit te voeren, maar wordt onder andere gebruikt bij publiekscontacten waarbij overheden en of projectontwikkelaars zich nog niet hard kunnen of willen laten afrekenen op wat op dat moment in kaart wordt gebracht. Overigens, een ander groot voordeel van tekenen boven (digitale) GIS-kaarten is dat deze wat vrolijker, simpeler over kunnen komen, en dat hier nog makkelijker weggelaten kan worden wat maar beter niet in beeld moet komen. Paadjes zijn leuk met bruin te schetsen, breder dan ze in werkelijkheid zijn, winkeltjes zijn groot en met mooie kleuren in beeld te brengen, de bomen dragen natuurlijk bloesemen, in het straatbeeld staat alleen een mooie Porsche, de concurrent en de vuilnishoop ernaast worden kleiner, met onopvallende kleuren of niet weergegeven, et cetera.

Kleuren

In dit deel B is het onderwerp 'kleur' al een aantal malen aan de orde gekomen; bij het classificeren en middels de legenda hebben de symbolen al bepaalde kleuren meegekregen. Kleuren spelen daarnaast ook bij de kaartopmaak een rol. Denk aan de kleuren van de kaartframes, labels, titels, enzovoort. Zie hiervoor eventueel deel C. Afhankelijk van de media, het doel, het onderwerp waarmee de kaarten verspreid worden (drukwerk, printers of het scherm) is het van belang om kleuren goed te kiezen. Al deze onderwerpen komen hier onder aan de orde. Ook komt weer een stuk theorie over de kleur naar voren.

Via je GIS-software of grafische tekenpakketten kan je elke kleur die je maar wilt kiezen. Er zijn verschillende systemen om kleuren te selecteren (zie figuur):

Het is logisch dat er verschillende kleur(meng)systemen bestaan, omdat bij drukken en printen kleuren op een andere manier ontstaan dan op een scherm (zie ook het onderstaande figuur). De drie bovenstaande selectiemethoden worden hieronder toegelicht. Toch is het voor de nieuwsgieriger lezer verstandig om bovenstaande drie selectiemethoden, en vooral de 'kleur-schuifjes' die er op zichtbaar zijn, in relatie met de genoemde percentages / getallen ernaast, eens heel goed te bekijken. Er is al heel veel uit af te leiden. Lees anders eerst de drie volgende paragrafen, en bekijk bovenstaande afbeelding dan nogmaals. Als het goed is begrijp je dan elk 'schuifje'.

Het HSV-systeem

HSV staat voor Hue (welke kleurtint (golflengte, of 'kleur uit de regenboog' wordt gebruikt), Saturation (de verzadiging van de kleurtint) en de Value (de mate van bijmenging van zwart). Met verzadiging wordt bedoeld hoeveel er van die kleurtint gebruikt wordt ten opzichte van het bijgemengde zwart. 100% verzadigd betekend de kleur zelf zonder bijmenging van zwart. 0 % verzadigd is zwart of grijs, en ziet er voor elke kleur dus hetzelfde uit; immers, er is 0% kleur toegevoegd.

Hieronder zie je ee voorbeeld van hoe de drie variabelen onafhankelijk van elkaar eruitzien wanneer deze variëren:


grootheid voorbeeld-gradiënt bereik
H tint ('hue') van blauw-violet naar groen
S verzadiging ('saturation') van 0 naar 75% verzadiging
V intensiteit ('value') van 0 naar 60% intensiteit


TIP: De intensiteit laten afnemen oftewel de kleur donkerder maken, gebeurt vaak bij kleurenschema's waarbij de hoogste / donkerste klassen extra onderscheid behoeven. De kleur loopt dan van lichtroze naar 100% rood, waarna er in één of meer klassen daarboven zwart wordt toegevoegd.

Kleur: Rood Oranje Geel Groen Blauw Indigo Violet
R O G G B I V
Golflengte (nm): 690 610 580 530 470 430 400

Er zijn uiteraard meer tussenliggende golflengten, maar hierboven zie je de meest basale golflengten en hun kleurnamen die de mensen daaraan hebben gegeven. Let op: in het besturingssysteem Windows van Microsoft wordt ook wel het HSB-systeem gebruikt, waarin de H weer voor Hue (tint) staat, de S weer voor Saturation (verzadiging), en de B voor Brightness. Dit is net weer een ander systeem dus.

Het additief mengen van kleuren zoals bij beeldschermen; het RGB-systeem
Het subtractief mengen van kleuren zoals bij printen en drukken; het CYM(K)-systeem
Kleuren kubus waarin de relatie tussen het RGB-systeem en het CMYK-systeem is te zien. Volgens het (met getallen weergegeven) RGB systeem zijn Cyaan, Geel en Magenta mengkleuren, te zien aan de 'dubbele getallen'.

Bovenstaande kleuren (golflengten) worden op een beeldscherm en op papier nagebootst door het combineren van kleuren. Dat kan omdat het menselijk oog die exacte golflengten toch niet zo nauwkeurig kan waarnemen. Bij een beeldscherm gebeurt dat met het additief mengen van kleuren, op papier gebeurt dat door het subtractief mengen van kleuren. In onderstaande twee paragrafen worden deze twee manieren van het nabootsen van kleuren uitgelegd.

Het RGB-systeem

Een beeldscherm werkt met de schermpixels waarbij Rood (R), Groen (G) en Blauw (B) per pixel niet, maximaal, of daar iets tussen in worden opgelicht. Geen oplichting van alle kleuren R, G en B toont een zwarte pixel. Maximale oplichting van alle kleuren R, G en B levert een witte pixel. Daartussen in verschijnen de kleuren. De waarde nul betekent geen oplichting, de waarde 255 betekent Maximale oplichting. Een RGB-waarde bestaat steeds uit drie opeenvolgende getallen. Een RGB-waarde van 255,0,0 is Rood. Een RGB-waarde van 0,255,0 is groen en een RGB waarde van 255,255,0 levert geel op. Op deze wijze zijn alle tussenliggende kleuren te definiëren. Dit worden ook wel 'ware' kleuren genoemd. Dit zijn: 256 x 256 x 256 = 16.777.216 kleuren. NB: het menselijk oog kan al die kleuren niet eens allemaal zuiver van elkaar onderscheiden. Dit systeem heet additieve kleurenmenging; bundels licht worden gecombineerd; hoe meer licht elke bundel geeft, hoe witter de kleur.

Het CYMK-systeem

Bij drukken en printen (rechts) worden de (druk)tinten Cyaan, Yellow (geel), Magenta en - indien nodig - Zwart gemengd. De K in CYM(K) staat voor blacK of Key. Cyaan is een groen/blauwe drukinkt, magenta een roze/rode drukinkt. Het is bij de druktechniek gebleken dat deze 3 kleuren, samen met zwart - bij de gangbare vierkleurenpersen - het beste alle kleuren kunnen opleveren. Elke (zeer kleine) plek op het papier krijgt van deze inktkleuren geen, weinig of veel inkt mee. Omdat het papier wit is - in tegenstelling tot het beeldscherm dat in principe zwart is! - betekent het dat wanneer er méér Cyaan, Yellow, Magenta en Zwart wordt toegevoegd, de kleur steeds donkerder uitvalt. Dit heet het subtractieve kleurmengsysteem, omdat er van het witte licht dat het papier weerkaatst, steeds weer meer kleur onttrokken wordt.

Het figuur met de kubus geeft de relatie aan tussen de methode van he RGB-systeem en die van het CYMK-systeem. De getallen bij de kubus zijn die van het RGB-systeem.

Welke manier van het kleuren instellen je ook gebruikt, de kleuren op het scherm wijken soms sterk af van die op een plotter of printer. Dat komt omdat plotters en printers - net zoals drukwerk - op een wit papier kleuren steeds toevoegen. Op je scherm komen die kleuren met een andere techniek tot stand. Ook een beamer werkt weer anders dan een scherm. Tot slot zijn alle monitoren weer verschillend, en dezelfde monitoren zijn weer verschillend ingesteld. Bij minder kwalitatieve platte beeldschermen is de hoek waaronder je naar het scherm kijkt vaak bepalend voor de kleur. Vooral zachtere kleuren komen op schermen totaal anders over dan op printers en plotters, en ook het uiteindelijke drukwerk zal weer anders zijn.

SAMENVATTING: Het RGB-systeem en CYM(K)-systeem zijn verschillende kleurmengsystemen. Het RGB-systeem gaat uit van een additieve kleurmenging. Het start bij een zwarte kleur (zwart scherm). Hoe hoger de RGB-waarden (respectievelijk: Rood, groen en Blauw) hoe lichter de kleur. De maximale RGB waarden (255,255,255) leveren wit. Het CYM(K)-systeem daarentegen gaat uit van een subtratieve kleurenmenging. Het start bij een witte kleur (het witte papier). Hoe hoger de CYM(K)- waarden (respectievelijk Cyaan, Yellow (geel) Magenta en de B van blacK, zwart) hoe donkerder juist de kleur. Het HSV-systeem is geen kleurmengsysteem, maar is gebaseerd op één exacte kleurtint (Hue, oftewel een bepaalde golflengte 'kleur uit de regenboog'), waarna de Saturation de hoeveelheid van die tint bepaalt, en de Value de hoeveelheid bijmenging van zwart. De drie systemen zijn uitwisselbaar.

TIP1: Test de in te stellen kleuren op het scherm altijd op (druk)papier als de output uiteindelijk niet het scherm is, maar ook op (druk)papier moet komen. Printers en plotters, zeker inktjetprinters, zijn vaak van een mindere en wisselende (!) kwaliteit. Voor professionele kaartenmakers zijn er manieren om je scherm te kalibreren. Meestal zijn kleuren ook in je GIS- of tekenpakket te converteren van RGB naar CYM(K) naar HSV en weer terug. Lukt dit niet? Zie dan bijvoorbeeld Colorbrewer op het Internet. Hiermee kun je in een aantal stappen (die keurig worden uitgelegd) de ideale kleuren voor choropleten en chorochromatische kaarten bepalen. Nadat het 'ideale' kleurenpalet is bepaald en door jouw getest op een imaginaire kaart kan je deze voor je eigen kaart gebruiken. Maar ook zijn de 'RGB'- en 'CMYK' waarden in te stellen en af te lezen. Soms kunnen ook de kleurennamen worden gebruikt. Mocht je met PMS-kleuren te maken krijgen (Pantome Matching System; dit zijn kleurcodes uit de drukwereld), ook die zijn te converteren naar bijvoorbeeld RGB-waarden. Zie bijvoorbeeld Van PMS naar RGB op het Internet. Kleurwaarden van het ene systeem naar het andere converteren kan bijvoorbeeld met conversies op www.seoconsultants.com.

TIP2: Niet altijd worden de RGB-waarden (maar ook die van de andere kleurmengsystemen) in getallen uitgedrukt van tussen de 0 en 255. Soms zie je getallen zoals bijvoorbeeld FFDAB9. Dat zijn de hexadecimale codes. Het eerste paar getallen (in dit voorbeeld FF) staat voor Rood, de tweede (DA) voor Groen en de derde (B9) voor Blauw. Deze zijn om te rekenen met een rekenmachine of handmatig. Zie bijvoorbeeld op Wikipedia.

TIP3:

Webveilige kleuren

Alle 216 webveilige kleuren
Het effect van het instellen van webveilige kleuren op een (rood) kleurenpalet

Dithering, is een voor cartografen, web-ontwerpers en -beheerders niet altijd plezierig effect. Kleuren op het scherm worden door dithering min of meer verminkt (zie later in deze module). Deze techniek kan bewust gebruikt worden bij het maken van (grafische / kaart) bestanden. Vaker gebeurt dit onbewust, namelijk wanneer er met (te) weinig (<256) kleuren wordt gewerkt. Tegenwoordig kunnen bijna alle schermen, servers en browsers véél meer kleuren aan: 'ware kleuren', zoals hierboven uitgelegd.

Toch zijn er een beperkt aantal (VGA) monitoren, servers of browsers die niet alle kleuren ondersteunen. Bedrijven die er véél waarde aan hechten dat hun websites goed worden weergegeven, kiezen daarom voor niet meer dan een aantal van 216 webveilige (Engels: websave) kleuren. Daardoor wordt voorkomen dat met dithering bepaalde tinten worden nagebootst door op een achtergrondkleur, regelmatig of onregelmatig, pixels met een bepaalde andere kleuren erdoorheen te zetten. Ook voor kaarten zou je dit probleem willen kunnen voorkomen. Overigens zul je met dit probleem sporadisch te maken krijgen. Voor het geval je klachten krijgt; je weet bij deze de oplossingsrichting. Stelt je opdrachtgever de eis dat de kaart (op zijn site) bij elke PC/monitor er perfect uit moet zien, kies dan gewoon vooraf voor webveilige kleuren.

In de figuur rechtsboven vind je het (beperkende) effect voor het kleurbereik van deze (vervelende) eis. Links zie je alle mogelijke kleuren met 100% rood. Dat wil zeggen Rood (R) = 255, en daarnaast kennen alle Groen (G) en Blauw (B) alle mogelijke waarden van 0 tot 255). In het rechter deel van de figuur zie je de web-veilige varianten daarvan.

Daaronder zie je een kleurenpalet met álle (216) web-veilige kleuren.

SAMENVATTING: Kies alleen voor webveilige kleuren wanneer je opdrachtgever hier expliciet om vraagt én wanneer jouw product op het web gezet gaat worden, of om vooraf mogelijke problemen te voorkomen. Bij grote effen vlakken met één bepaalde kleur kan dit effect voor lelijke plaatjes zorgen. Voor web-kaarten waar je toch maar enkele kleuren gebruikt is het voor jou waarschijnlijk weinig meer moeite om deze webveilige kleuren te gebruiken. Voor drukwerk-kaarten en alle andere gevallen kies je gewoon het maximum aantal kleuren dat het output format aan kan; meestal is dat ruim 16 miljoen kleuren!

TIP: Meer info en de exacte kleuren (RGB-waarden en dergelijk) vind je onder andere op Websafe kleuren op de Engelstalige Wikipedia (onder Web-safe colors). Met 'het pipetje' in Microsoft Paint of andere teken-programma's kan je de RGB waarde ook uit het webveilige kleurenpalet van de figuur hierboven 'opsnuiven' / opmeten. Je leest dan de RGB waardes af en vervolgens gebruiken je die in je GIS om de kleuren in de legenda te definiëren. Doe je die conversie achteraf, dan ga ja je waarschijnlijk al direct last krijgen van 'dithering': lelijke puntjes komen te voorschijn op de (vlak) kleuren die niet met de juiste kleuren zijn gedefinieerd.

Kleurgebruik en kleurassociaties

Een etnische kaart van de Kaukasus, toont een veelheid aan kleuren.
Eritrea in de Tweede Wereldoorlog. Deze kaart is voor kleurblinden niet geschikt. De rode wegen hadden beter zwart kunnen zijn, omdat deze rode lijnen zich voornamelijk op een groene achtergrond bevinden.
Of jij als kaartenmaker, of jouw doelgroep, last heeft van kleurenblindheid is na te gaan met de Ishihara-test. Wat is het getal dat tussen de gekleurde stippen zit? Zie je het niet, dan ben je kleurenblind.

Bij het instellen van kleuren dient door de cartograaf uiteraard gelet te worden op:

  • onderscheidbaarheid t.o.v. andere klassen (dus binnen één kleurenschema van één informatielaag)
  • onderscheidbaarheid t.o.v. andere kaartlagen (lijn- en puntsymbolen die over vlakkleuren vallen).
  • hoe de kleur over komt bij de doelgroep.

Voor wat betreft het eerste aspect. Er mogen nooit te veel kleuren (klassen) in een kaart staan. Zie de kaart van de Kaukasus. Deze zal (gelukkig) bedoeld zijn voor een specialistische doelgroep, die de tijd en interesse heeft om al deze kleuren te kunnen overzien. Gelukkig zijn de kleuren gegroepeerd (roze tinten horen bij elkaar, rode tinten horen bij elkaar). Maar het is géén overzichtelijke kaart. De kleurverschillen zijn onderling ook te zwak. Zelfs na langdurige bestudering blijft het een lastige kaart. De kaart is - om met de cartograaf Bertin - te spreken, niet een kaart om te zien, maar een leeskaart.

Voor wat betreft dat laatste aspect; kleurenblinden, maar ook ouderen, zien bepaalde kleurencombinaties niet goed. 8 % van de mensen ziet bepaalde kleuren niet goed, of is zelfs kleurenblind. Kleur wegen niet rood als deze over groene vlakken gaan. En kleur de ene soort wegen niet rood en de andere soort groen, om dezelfde reden. Heb je genoeg keuzemogelijkheden, varieer dan niet alleen in kleur, maar ook in lijndikte, lijnstijl, de lichtheid van de kleur, en gebruik eventueel labels bij de verschillend gekleurde wegen. Blauw en groen zijn slecht zichtbaar voor veel ouderen, maar kleurenblinden zien dit verschil vaak weer wel. Wanneer je op save wilt spelen, maak dan je eindproduct, de gekleurde kaart, eens zwart-wit. Is die dan nog goed te lezen, dan zal ook een kleurenblinde er geen probleem mee hebben. Hier een lijst met kleurencombinaties die voor de meeste mensen wél goed onderscheidbaar zijn[5]:

  • rood met blauw of paars
  • blauw met oranje of bruin of grijs
  • paars met oranje of bruin
  • geel met paars of blauw of grijs

Veel kleuren stel je als vanzelf logisch en goed in. De zee wordt blauw, het land groen. Maar bij veel thematische kaarten kan er meer spelen. Hoe geef je verschillende percentages weer als het gaat om AIDS, droogte, islam, of landen waar wel of geen prostitutie wordt gedoogd of toegestaan?

Wat voor jou, of een westers publiek misschien een mooie, evenwichtig gekleurde kaart is, is voor een ander persoon, met een andere cultuur of andere voorkeuren misschien helemaal niet mooi. Wanneer je voor websites met een breed publiek, een multicultureel publiek, of specifiek voor een andere cultuur een kaart gaat maken, moet je rekening houden met hoe mensen bepaalde kleuren beleven. Dit noemt met kleurassociaties. Zeker wanneer je kaart over wellicht gevoelige onderwerpen gaat als de verspreiding van AIDS, het communisme, de islam. Wanneer je het percentage zwarten in de VS met de kleur zwart weergeeft wanneer dat boven de 80% van de bevolking uit komt, lijkt dat een leuke cartografische vondst. Immers, zwart is toch zwart? Nee. Zwart wordt ook met dood, negatief, misdaad en verderf geassocieerd. Hieronder een overzicht[6]) van met welke kleuren welke associatie kunnen hebben. De meeste associaties zijn westerse associaties. Daar waar dat niet het geval is, is dat aangegeven.

Kleur Cartografische (meestal topografische) conventies Mogelijke, westerse associaties Enkele niet westerse associaties
Blauw  zee, water, staal (mijnbouw), VN (Verenigde Naties), (zee-)diepte Afzettingen in de Jura (geologische periode), afzettingen uit het Siluur (lichtblauw), afzettingen door ijs, water of de Waddenzee waarheid, helderheid, waardigheid, macht, hemels, positieve getallen, Amerika (of het westen, de NATO, versus de rode, communistische wereld)
Bruin  (vruchtbare) grond, akkers, veenafzettingen, vervuild gebied, geomorfologische vormen zoals bergen, afzettingen uit het Devoon (geologische periode). Kleur van de aarde. mannelijkheid, stabiliteit, gewichtigheid, saaiheid, oubolligheid, naderend einde, herfst, beschermend, kracht en doorzetingvermogen
Groen  gras, vegetatie, bos, laagland, betreedbaar, te ontwikkelen gebied, mariene afzettingen, klei, afzettingen uit het Krijt (geologische periode), afzettingen uit het Ordovicium (geologische periode) blauwgroen, afzettingen uit het Cambrium (geologische periode) donkergroen vruchtbaarheid, vrede, natuur, jeugdig, gratis (of veilig) toegankelijk, veilig gebied, rustgevend, groei, welvaart, soms ook emoties en liefde. heilig (islam)
Geel  goud, mijnbouw, droogte, savanne, woestijn, middelhoog (gebergte), (fijn) zand, strand, rivierafzettingen, afzettingen in het Tertiair (geologische periode) energie, vreugde, jaloezie, verraad, wijsheid, bescherming, leren / studie, reizen, zelfvertrouwen, communicatie, geest.
Oranje  bebouwing, toeristisch gebied, grof (zand), afzettingen uit het Perm (geologische periode), rivierafzettingen feest, vreugde, oogst, vruchtbaarheid, gezondheid, vuur, niet altijd toegankelijk, herfst (samen met bruin).
Rood  vulkanisch, bewoond, dichtbevolkt gevaarlijk, oorlog / strijd, vuur, warmte, onrust, revolutie, bloed, energie, liefde, passie, beweging, verboden toegang, communistisch, belangrijk, negatieve getallen, actie, kracht, macht. Rood trekt de aandacht, is een signaalkleur. Daarom ook handig bij weinig voorkomende (en/of kleine) symbolen.
Paars  (hoog)veen gebied, (zware) industrie koninklijk, rijkdom, katholiek, gevaarlijk (kleur van de kruisvaarders), spiritueel, geheimzinnig, intuïtie, wijsheid, kracht, onafhankelijkheid prostitutie (islam)
Roze/Violet  industriegebied, (lichte) industrie / bedrijvenpark, (laag)veengebied, keileemafzettingen feminisme, homosexualiteit, gezag, rouw, tweeslachtigheid, geheim, conflict, labiliteit (maar soms ook: harmonieus), sprookjeskleur, zacht, liefdevol, liefde, vriendschap, vrede, eer, geduld, kinderen en gezin
Wit  sneeuw, vergletsjerd, onbewoond, nog niet bebouwd gebied, gebied in aanleg, 'wel data bekend, maar de waarde is nul', verlichte gebieden licht, neutraal, zuiverheid, netheid, leegte, ongereptheid, schoon, smetteloos, hygiëne, perfectionisme, waarheid, vitaliteit, levenskracht, energie rouw (Suriname / India), ongeluk (India) , ziekte
Grijs  onbekend, onbepaalde (waarde), afzettingen uit het Carboon (geologische periode) saai, rustig, neutraal, bescherming, geheimen, dromen.
Zwart  niet verlichte gebieden, vulkanische as, lavastromen, steenkool (mijnbouw) dood, rebellie, duisternis, verderf, vernietiging, mysterieus, verbrand, macht (maar ook: verlies), negativiteit, kwaad. Tegenpool van wit
Centraal Europa in 1944-1945
De NAVO en het Warshau-pact (1949-1990). Bestaande tegenstellingen werden in die jaren cartografisch flink benadrukt / versterkt. "Het rode gevaar uit komt duidelijk uit het oosten!'. De vraag is of een dergelijke kaart anno nu nog juist zou overkomen...

Doe met deze tabel je voordeel. Een kaart voor een vakantiefolder zal eerder uit oranje dan grijs moeten bestaan, en een industriegebied is eerder bruin of paars dan wit of groen. Islamitische landen zijn eerder groen dan paars. Uiteraard is deze lijst nooit compleet, het zijn slechts gangbare, algemene voorbeelden. Blauw is misschien wel de meest neutrale, veilige kleur. Daarnaast blijkt dat vrouwen en mannen andere voorkeuren hebben. Kan er gekozen worden tussen rood en blauw? Mannen vinden rode tinten mooier waar vrouwen blauwe tinten willen zien. Kan er gekozen worden tussen oranje en geel? Mannen vinden oranje mooier, vrouwen willen dan gele tinten zien. Moet je choropleten maken voor kaartillustraties in typische mannen-bladen of vrouwen bladen, dan zou je hier misschien gebruik van kunnen maken.

Kijk ook eens naar de troepenbewegingskaart van Centraal Europa. De kleur van Duitsland is ongelukkig gekozen. Dit lijkt wel een zee! Polen, Tsjechoslowakije en Oostenrijk lijken daardoor aan zee te liggen. Daarnaast treden alle achtergrondkleuren te veel op de voorgrond. Immers, het onderwerp (de troepenbewegingen) moet meer opvallen. De staatsrechtelijke achtergrondkaart had daadwerkelijk lichtere achtergrondkleuren (pasteltinten bijvoorbeeld) moeten hebben. Ook vallen de rode pijlen in Roemenië minder op dan in Tsjechoslowakije. Het gebrek aan dit cartografisch inzicht bij het samenstellen van deze kaart is erg jammer, te meer daar deze kaart inhoudelijk (de troepenbewegingen) met veel aandacht zal zijn samengesteld. De boodschap komt, ondanks de moeite die in de kaart is gestoken, daardoor minder goed, misschien zelfs amateuristisch, aan bij de lezer / ontvanger van de boodschap.

Overigens, bij dergelijke chorochromatische kaarten als die van 'Centraal Europa in 1944-1945' en helemaal die van de 'Etnische kaart van de Kaukasus' is het van belang voor kleine oppervlakken afwijkende, opvallende, en/of verzadigde kleuren te kiezen. Zeker wanneer juist die kleine vlakken relatief belangrijk zijn. Een voorbeeld. De hoogste toppen van bergen zijn over het algemeen én belangrijk én komen per definitie minder vaak voor dan het omringende gebied er omheen. Het is dan ook logisch dat op hoogtekaarten, gebieden boven de 5000 meter dieprood (verzadigd rood) zijn, en gebieden van onder de 2000 meter, zachtere, groene tinten kennen. Bijkomend voordeel: de wegen en dorpen in de lagere gebieden, kunnen op die achtergrond goed worden weergegeven.

SAMENVATTING: Kleuren voor zowel topografische als thematische kaarten kan je op een logische wijze uitkiezen. Heide wordt paars vanwege de paarse heideplantjes en water wordt blauw. Vaak zijn dit inmiddels ook conventies geworden. Het is onlogisch om hier van af te wijken. Kleuren brengen, gedeeltelijk afhankelijk van de cultuur, bij veel mensen onbewust of bewust ook uit zich zelf bepaalde gevoelsmatige associaties met zich mee. De meeste zijn algemeen bekend zoals groen is goed en rood is fout, druk bevolkt of communistisch. Houd hier rekening mee bij het uitkiezen van de kleuren.

Een kleurencirkel (zie tip2).

TIP1: Gebruik bovenstaande tabel bij de kleurkeuzes. Bijvoorbeeld om te kijken of een kleur relevant is voor het gekozen thema, maar ook of de kleur misschien (onbedoelde) negatieve associaties met zich meebrengt.

TIP2: Kies complementaire kleuren wanneer de symbologie ook tegenovergestelde of andersoortige verschijnselen moeten weergeven. Complementaire kleuren zijn kleuren die in de kleurencirkel tegenover elkaar liggen. (Overigens: een kleurencirkel is zo opgebouwd dat alle (zichtbare) golflengtes op één cirkel achter elkaar zijn geplaatst. In deze kleurencirkel is naar het midden toe de verzadiging steeds verder afgenomen.) Denk aan strijdende partijen. Bij politieke partijen gebeurt dit min of meer al vanzelf; het CDA-groen, het 'liberale blauw' van de VVD en het 'mooie rood' van de PVDA of de SP zijn vrijwel complementaire kleuren. Wijken of gemeentes die aldus voornamelijk op één partij stemmen, zijn zo makkelijk te onderscheiden van wijken of gemeentes die voornamelijk op weer een andere partij stemmen.

TIP3: Gebruik je in de symbologie veel (maximaal uiteenlopende) kleuren met dezelfde helderheid / grijswaarde en dezelfde verzadiging, dan zijn deze objecten waarschijnlijk goed genoeg van elkaar te onderscheiden. Echter, ze lijken dan ook allemaal even belangrijk voor het oog. Zijn er bepaalde objecten tóch óók belangrijker, zorg dan dat je ook varieert in helderheid/grijswaarde. NB: in het geval van puntobjecten zal overigens de grafische variabele 'grootte' vaak een nog betere keuze zijn om verschil in belangrijkheid weer te geven.

Kleurcontrast

De achtergrondkleur - en niet alleen de kleuren uit het kleurenpalet zelf - bepaalt welke kleur uit het kleurenpalet het meeste opvalt! Kijk vooral naar de onderste zes vierkanten (zie verder tekst).

De vorm, kleur en dikte van een symbool komen héél anders over als de achtergrond wijzigt. Met name de achtergrondkleur kan hierin beperkend zijn. Grijs op een zwarte achtergrond levert een heel andere beeld op dan grijs op een witte achtergrond. In het eerste geval wordt grijs als licht ervaren, in het tweede geval als donker. Op een grijze achtergrond is het zelfs onzichtbaar!

Kijk eens naar het figuur rechts.

Het laat zien dat de achtergrondkleur de opvallendheid van kleuren op de voorgrond bepalen. Bij de zes bovenste achtergrondkleuren lijken de kleurenpaletten steeds goed onderscheidbaar. Totdat je weet dat de oog-brein-combinatie bij kleurverschillen vooral de verschillen in grijstint ziet. Deze verschillen zijn in de onderste zes figuren te zien. Deze zes figuren laten overduidelijk zien dat de achtergrondkleur, en niet het kleurenpalet zelf, bepaalt welke kleur uit het kleurenpalet het meeste opvalt!

Zorg dus voor:

  1. een steeds gelijke achtergrond kleur (varieer op de achtergrond niet met nog een thema dat verschillende grijswaarden toont) en
  2. zorg dus voor een achtergrondkleur die met alle kleuren uit het kleurenpalet genoeg contrasteert.

Eerder in dit handboek, in de paragraaf Samengestelde kaarten en gecombineerde legenda's, zagen we een snelwegkaart die een keer met een in groen variërende achtergrond te zien was, en een keer zonder. Die groene versie was dus cartografisch een zeer slecht product te noemen.

Onbedoelde overlap van symbolen / symboolvolgorde

Symbolen kunnen elkaar onbedoeld overlappen:

  • ...wanneer de locaties dicht bij elkaar liggen en er te grote symbolen worden gebruikt voor de schaal waarop de kaart is gebruikt. De oplossing ligt dan voor de hand; kleinere symbolen, minder (objecten) karteren, inzoomen, een grotere kaart maken of aanhaallijnen gebruiken. Dat laatste kan helaas de kaart wel drukker maken. En je verliest de exacte locatie waar het diagram betrekking op heeft toch wat uit het oog; 'je doet de werkelijkheid (qua locatie) wat geweld aan'. Soms is het echter niet te vermijden.
  • ...wanneer proportionele symbolen gebruikt worden, en de data valt op sommige punten erg hoog uit (zie voorbeeld van de Kartogram in Zuid-Holland, hieronder).
  • ...wanneer er op een grote schaal - bijvoorbeeld 1:1000 - heel nauwkeurig gegevens en objecten zijn ingewonnen, die zichtbaar gemaakt (moeten) worden op een kleinere schaal - bijvoorbeeld 1:1.000.000 (zie het voorbeeld van de spoorafstanden hieronder).

In de laatste twee gevallen (en soms ook in het eerste geval) ligt de oplossing in de volgorde waarin de (grafische) objecten - de symbolen - getekend moeten worden. In de meeste gevallen is dit af te dwingen door het GIS-pakket. De voorbeelden uit de praktijk maken dit een stuk duidelijker.

Voorbeeld 1: Kartogram:

Kartogram; Symbolen (de diagrammen) zijn getekend op 'willekeurige' volgorde, dat wil zeggen de volgorde van hoe de objecten in de database / GIS-bestand staan.
Zelfde kartogram; symbolen zijn getekend op volgorde van (diagram)grootte. 'Plotseling' komt allerlei informatie te voorschijn!

In het linker figuur, een kartogram, zijn de symbolen getekend op een 'willekeurige' volgorde. Dat wil zeggen de volgorde van hoe de objecten in de database / het GIS-bestand staan. Dit dient opgemerkt te worden en verbeterd te worden. Soms is de overlap niet te zien, omdat er geen gedeeltelijke, maar gehele overlap plaatsvindt. Toch dient dit op de een of andere manier opgemerkt te worden! Oplossingen kunnen zijn door het gebruik van zogeheten aanhaallijnen van de plek waar de diagram had moeten staan naar een nieuwe 'vrije' plek op de kaart. De meeste GIS-pakketten kunnen dit automatisch met een optie zoals 'prevent chart overlap'. Een andere oplossing, vaak eleganter maar wat meer werk is door de diagrammen op de juiste volgorde van groot naar klein netjes over elkaar heen te tekenen; eerst de grote, daarna de kleine diagrammen. Dit is in de rechter figuur gebeurd.

Voorbeeld 2: Grootschalige data tonen op een kleine schaal; van gedetailleerd naar grof:

Spoorafstanden: de symbolen (lijnen met een kleur die afhankelijk is van de spoorafstand) zijn getekend op 'willekeurige' volgorde, dat wil zeggen de volgorde van hoe de objecten in de database / GIS-bestand staan.
Spoorafstanden: de symbolen zijn nu getekend op de juiste volgorde, dat wil zeggen op basis van de classificatie. 'Plotseling' komt belangrijke, beperkende informatie te voorschijn!

In het linker figuur, zijn de lijnen niet juist gesymboliseerd. De lijnen zijn hier in feite zeer gedetailleerde objecten van soms één meter. Deze krijgen een bepaalde kleur. In dit geval is deze kleur afhankelijk van de afstand tot het ernaast gelegen spoor. Indien deze afstand groot (veilig) is, wordt deze groen gevisualiseerd. Hoe kleiner de afstand, hoe onveiliger / nadeliger de spoorafstand is, dus wordt deze steeds roder gevisualiseerd. Daar is niets mis mee, tot zover is alles goed - herstel - lijkt alles goed. Want de kleine lijnstukjes liggen op dit (kleinschalige) schaalniveau wel erg dicht op elkaar. Het GIS-pakket zal twee naast elkaar liggende lijnen zomaar over elkaar heen kunnen leggen, omdat de resolutie dat gewoon tot gevolg heeft. In deze kleinschalige kaart is het echter van belang dat de laagste waarden zichtbaar zijn, omdat die laagste waarde bepaalt of het transport over dat traject doorgang kan vinden. De objecten dienen dus op volgorde van (steeds kleiner wordende) spoorafstand, of 'steeds ongeschikter' te worden getekend. Simpel gezegd; eerst dienen de groene kleuren getekend te worden, daarna de oranje en daarna de rode kleuren. Dan ziet het plaatje er op een aantal plaatsen plotseling een stuk nadeliger uit (zie rechter figuur)! Hier dient een GIS-specialist dus op te letten, want menig inhoudelijk deskundige is niet bekend met dit (schaal)probleem!

Kaartverbeteringen door symbologiewijzigingen

Hierboven zagen we al een verbetering van puntsymbologie. Hieronder nog enkele voorbeelden, waarbij ook vlakken veel rustiger en daardoor duidelijker gesymboliseerd worden. Met dank aan het Franse [graphique], een heel aardig initiatief van onder andere cartografen die bestaande kaarten verbeteren of kaarten op verzoek maken. Er worden daar veel meer voorbeelden inhoudelijk besproken.

Het gebied waar de Kokosnootkrab voorkomt, originele versie
Idem, verbeterde versie

Hoewel bij de tweede versie ook extra informatie getoond wordt, is het duidelijk een verbetering, omdat het blauwe oppervlak van de originele versie figuurlijk gesproken overschaduwd wordt door het veel te donkere (groene) aardoppervlak. Het thema (het leefgebied van die krab) is daardoor als boodschap van de kaart te onopvallend. In de originele versie is dit beeld wél goed. Overigens, door de extra informatie van locaties waar die krab daadwerkelijk is aangetroffen, wordt dit gebied visueel en inhoudelijk uitgelegd / ondersteund. Dit geeft een wat meer objectiever of betrouwbaardere kaart. Wanneer het beeld niet te druk of te onduidelijk wordt, is zo'n toevoeging daarom het overwegen waard. Ook beter: Europa (waar de doelgroep van de kaart waarschijnlijk woont) is nu wél zichtbaar; hierdoor gaat de kaart beter spreken, je ziet nu de afstand tot dat gebied. En tot slot is dit een aardig voorbeeld waar het stramien "less is more" nu eens niet op gaat. Er is rechts een informatielaag landsgrenzen toegevoegd. Strikt genomen is dit niet nodig. Toch leidt het niet tot meer onrust. Het is zeer subtiel uitgevoerd. Daarnaast zorgt het voor meer herkenbaarheid (van landen) op de kaart.

Orkaanroute, originele versie
Idem, verbeterde / andere versie

Hierboven zie je links een kaart met veel informatie. Er is niets mis met foto's en teksten toevoegen aan kaarten. GIS-pakketten ondersteunen dit meestal volledig. Het is voor voorlichting zeer effectief. Het overnemen van zo'n kaart voor (bijvoorbeeld) internet is niet altijd slim; de foto en de tekst kan vaak net zo goed buiten de kaart (in het artikel) geplaatst worden, als die al relevant is. In de verbeterde / andere versie is gekozen voor alléén de route van de orkaan. Daardoor valt waar het echt om gaat beter op. De kleuren geven aan waar meer (bruin) of minder (lichtbruin) schade is aangericht. De positie van de orkaan op een bepaalde datum, was een symbool dat niet in de legenda stond. Het abstracte, geometrische symbool is vervangen door een beter figuratief symbool. Bovendien is het symbool in de nieuwe versie wel in de legenda vermeld, waardoor de begeleidende tekst in de kaart nu ook naar een leesbaardere plek is verhuisd. De kaart wordt nu ook niet meer verstoord door veel tekst over het getroffen gebied heem. Wellicht hadden hier beter blauwe (al of niet gearceerde) kleuren voor gebruikt kunnen worden in plaats van bruintinten; uit de legenda blijkt namelijk dat de schade vooral door inundaties (overstromingen) zijn veroorzaakt. Sterk: de verwoestende route van de orkaan is in de verbeterde versie rood gemaakt in plaats van zwart. Rood valt (tussen alle andere zwarte lijnsymbolen) meer op, en wordt geassocieerd met gevaar. Tot slot kan je je afvragen of de per landsdeel gerapporteerde schade ook per landsdeel in kaart had moeten worden gebracht; de schade zal vooral aan de kust hebben plaatsgevonden; bij de grens van het landsdeel zal de schade niet plotseling minder zijn geworden...!


Cognac-kaart, originele versie
Idem, verbeterde versie

Hierboven een kaart met gebieden ingedeeld naar cognacsoort. Er zijn ten opzichte van het origineel de volgende verbeteringen doorgevoerd:

  • Het bestand is in vectorformaat in plaats van jpg opgeleverd; dat levert een rustiger kaart op. De teksten zijn zo veel plezieriger leesbaar. Jpg is als kaart niet echt aan te bevelen. Zie ook Formaattypes in Deel C.
  • De noordpijl is subtieler weergegeven.
  • De legenda is beter opgebouwd qua volgorde van de legenda-items (van centraal gelegen naar buiten). Het oog valt immers ook meteen in de kaart op die rode, centrale gelegen kleuren.
  • De kleuren zijn subtieler. Het donkere (onbelangrijke) groen is lichter gemaakt.
  • Ook leuk: Birma (Frans: Burma) bestaat niet meer. Myanmar is de huidige officiële naam. Houdt als kaartenmaker dergelijke ontwikkelingen in de gaten; een kaart kan nog zo mooi en thematisch kloppend zijn, als iemand een dergelijke fout (een niet bestaande naam / land) tegenkomt, zal hij snel geneigd zijn om de kaart dan maar terzijde te leggen en niet meer geloven.

Referenties

  1. De figuur is gedeeltelijk naar: 1) Making Maps, A visual guide to Map Design for GIS, J. Kryger en D. Wood, 2005 (blz 201); 2) GIS-Kartografie, opbouw en gebruik van digitale landschapsmodellen en visualisatiemodellen, R. van der Schans, 1999 (blz 2-46); 3) Kartografie, ontwerp, productie en gebruik van Kaarten, Ormeling en Kraak, 1987 (figuur 5-7, blz 84)
  2. Afbeelding is naar het AD, pagina 2, 28-3-2008
  3. Cartostudio maakt vervoerskartografie volwassen, P. Benjaminse, in Geo-info 2008-2.
  4. Historische hoogtepunten van grafische verwerking op Wiskrant van de UU, door Wim Neeleman en Heleen Verhage, maart 1999.
  5. C.A. Brewer; Designing Better Maps, ESRI-press Redlands California, 2005, pag.130
  6. Bronnen: 1) standaard geologie / geomorfologie boeken; 2) met name enkele spirituele betekenissen: Marketing; De ongekende commerciële kracht van de kleur, NRC-Handelsblad, 23 oktober 2010 (blz 14); 3) Making Maps, a Visual Guide to Map Design for GIS, J. Kryger en D. Wood, 2005, (blz. 266/267); 4) eigen waarnemingen)

Literatuur

Voor literatuur zie Overige informatie en links.


Ga naar de opdrachten en vragen over deze module 'Symbologie'.


Ga verder met deel C: Kaartopmaak.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.