zachtjes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zacht·jes
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van zacht met het achtervoegsel -jes.

Bijwoord

zachtjes

  1. stilletjes, met een laag geluidniveau
    • Hij was zachtjes bezig met zijn werk. 
     ‘Oké…’ hoorde ik op een obligate toon zachtjes achter me.[1]
  2. met weinig kracht
     Daar stond het kleine Pietje bij de schimmel en aaide zachtjes over zijn hals.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 11
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be