schorseneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Schorseneren
Uitspraak
Woordafbreking
  • schor·se·neer
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1663 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schorseneer schorseneren
verkleinwoord schorseneertje schorseneertjes

Zelfstandig naamwoord

de schorseneerv / m

  1. (groente) (bloemplanten) een geslacht Scorzonera op Wikispecies uit de composietenfamilie (Asteraceae of Compositae) waarvan de wortel als groente gegeten wordt
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen