opbergvak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·berg·vak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opbergvak opbergvakken
verkleinwoord opbergvakje opbergvakjes

Zelfstandig naamwoord

het opbergvako

  1. door rechte afscheidingen gevormde ruimte die aan een kant open is, bestemd om dingen in te bewaren
    • In het opbergvak in de stoel voor hem zit zijn iPad, in zijn hand heeft hij een iPhone. [1]

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen