grijns

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grijns
enkelvoud meervoud
naamwoord grijns grijnzen
verkleinwoord grijnsje grijnsjes

Zelfstandig naamwoord

de grijnsv / m

  1. een vertrekking van het gelaat die vooral leedvermaak uitdrukt, naast vaak een zekere boosaardigheid of spot/sarcasme
    • "Ja, dat zal wel!" zei hij met een grijns. 
     Na het filteren van een paar liter water deed ik mijn rugzak weer om en liep met een grote grijns op mijn gezicht door; wat een figuur.[1]
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
grijnzen

grijns

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijnzen
    • Ik grijns. 
  2. gebiedende wijs van grijnzen
    • Grijns! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijnzen
    • Grijns je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be