braaf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • braaf
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eerzaam, gehoorzaam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1769 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen braaf braver braafst
verbogen brave bravere braafste
partitief braafs bravers -

Bijvoeglijk naamwoord

braaf

  1. bereid de regels in acht te nemen
    • Hij was niet altijd de braafste van de klas. 
    • Meisjes zijn vaak braver dan de ondeugende jongens. 
  2. weinig vernieuwend
     Hebt u het portret gezien boven de haard? U herkent zonder twijfel de markante en nobele trekken van Niccoló Paganini. Ik zal de eerste zijn om uw gelijk te beamen wanneer u zegt dat het in schilderkundig opzicht geen meesterwerk betreft. Het is gemaakt door een brave, mindere meester, die er zelfs in zijn tijd niet om bekendstond dat hij zijn tijd vooruit was.[2]
  3. (wiskunde) intuïtieve, gemakkelijk manipuleerbare eigenschappen hebben, in het bijzonder: een functie is braaf als ze eindige afgeleiden van alle orden heeft in alle punten, en geen discontinuïteiten heeft.
  4. kuis
  5. (verouderd) moed bezittend
Hyponiemen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
Iemand die de regels opvallend goed (het beste van iedereen) naleeft; vaak figuurlijk gebruikt, bijvoorbeeld in een geopolitieke context voor landen die zich het beste aan internationaal geldende afspraken houden

Bijwoord

braaf

  1. (verouderd) in hoge mate, danig, erg, heel, zeer
    • Hij kan braaf drinken. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen