bang

Uit WikiWoordenboek
bang

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bang
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘angstig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: nabootsing van geluid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bang banger bangst
verbogen bange bangere bangste
partitief bangs bangers -

Bijvoeglijk naamwoord

bang

  1. een min of meer beredeneerde angst voor iets hebbend
    • het is niet vreemd bang te zijn bij dit gevaarlijke spel. 
     „Als je zo midden in de nacht naar beneden springt met een parachute, ja ik weet er niets van, maar ik neem aan dat het midden in de nacht moet zijn, dan ben je toch enorm bang?” Hij verzekerde haar dat hij niet bang zou zijn.[2]
  2. angstaanjagend, angst verwekkend
    • Vallende kraan zorgt voor bange momenten 
    • Neerlands hoop in bange dagen 
     Bang vroeg ik me af wat ik nu het best kon doen.[3]
  3. bangelijk, bang van karakter
    • Wat is hij toch een bange wezel. 
Vaste voorzetsels
  • bang zijn voor
  • bang zijn van
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 "bang" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628265
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

enkelvoud meervoud
bang bangs

Zelfstandig naamwoord

bang

  1. knal
  2. explosie
Hyponiemen
vervoeging
onbepaalde wijs to  bang 
he/she/it  bangs 
verleden tijd  banged 
voltooid
deelwoord
 banged 
onvoltooid
deelwoord
 banging 
gebiedende wijs  bang 

Werkwoord

bang

  1. knallen
Synoniemen
Hyponiemen



Indonesisch

Woordafbreking
  • bang
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

  1. (oudere) broer
wordt in combinatie met een roepnaam gebruikt om bekende gezagsdragers mee aan te duiden


Vietnamees

Zelfstandig naamwoord

bang

  1. staat, deelstaat
    «Hoa Kỳ có bao nhiêu bang
    Hoeveel staten tellen de VS?
  2. de rechterhand van de districtschef, kort voor bang tá.
  3. een groep Chinezen die uit dezelfde provincie stammen en die een tijdje in hun land onder de Fransen hebben geleefd.
    «Bang Phúc Kiến.»
    De Chinese gemeenschap van Fujian, de Fujiankolonie.