appelsap

Uit WikiWoordenboek
Appelsap

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ap·pel·sap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord appelsap appelsappen
verkleinwoord appelsapje appelsapjes

Zelfstandig naamwoord

het appelsapo

  1. o (drinken) een vruchtensap die uit appels bereid is
    • Op warme dagen drink ik graag appelsap. 
     Hierna pakte ze een pak appelsap en schonk wat voor zichzelf in.[3]
  2. v/m een zekere voorraad van [1], zoals een pak of fles
    • De appelsap is op, ik ga even een nieuw pak halen. 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Middelnederduits

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

appelsap, m

  1. (drinken) appelsap
Overerving en ontlening
Opmerkingen