Geo-visualisatie/Deel C: Kaartopmaak: verschil tussen versies

Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Nijeholt (overleg | bijdragen)
k typefout er uit
Nijeholt (overleg | bijdragen)
figuur erbij
Regel 37: Regel 37:
==Kaartonderdelen==
==Kaartonderdelen==
[[Afbeelding:Kaartonderdelen.PNG|thumb|right|490px|'''Kaartonderdelen'''. Het kaartframe bestaat uit verschillende kaart- of informatielagen, al of niet met labels er bij geplaatst. De noordpijl, de schaalbalk en soms ook de legenda worden in het kaartframe geplaatst indien de kaart zich daarvoor leent. Soms wordt de kaart vergezeld van een overzichtskaart, soms is er een detailkaart die één deel van de hoofdkaart uitvergroot. (Zie verder tekst).]]
[[Afbeelding:Kaartonderdelen.PNG|thumb|right|490px|'''Kaartonderdelen'''. Het kaartframe bestaat uit verschillende kaart- of informatielagen, al of niet met labels er bij geplaatst. De noordpijl, de schaalbalk en soms ook de legenda worden in het kaartframe geplaatst indien de kaart zich daarvoor leent. Soms wordt de kaart vergezeld van een overzichtskaart, soms is er een detailkaart die één deel van de hoofdkaart uitvergroot. (Zie verder tekst).]]

[[Afbeelding:Schaalaanduiding 4 mogelijkheden.PNG|thumb|right|490px|'''Verschillende mogelijkheden om een schaal op een kaart aan te duiden. De eerste twee zijn het meest gebruikelijk. De eerste is vooral slim bij kaarten die nog al eens van formaat kunnen wijzigen, denk aan kopieeracties en kaarten op scherm waar op kan worden ingezoomd, of waarvan je het formaat niet kent.]]

[[Image:Informatie bord met slechte titel nl geen of reclame.JPG|right|thumb|300px|'''Een slechte titel, namelijk geen (zichtbare of kloppende) titel'''. De commercie heeft het hier gewonnen van de cartografie! Blijkbaar gaat het er bij dit straatmeubilair meer om reclame, dan om functionaliteit ten behoeve van de bezoeker van deze stad! De kaart lijkt zo meer een smoes om op deze plaats een reclamezuil te mogen plaatsen. "Stadsplattegrond" had de titel natuurlijk moeten zijn!]]


Een kaartgebruiker zal willen weten welk deel van de wereld wordt afgebeeld en hoe de kaart is geörienteerd. Een juiste, overdachte titel (bijvoorbeeld "Bevolkingsdichtheid" in plaats van "Bevolking") kan er voor zorgen dat de legenda niet eens geraadpleegd hoeft te worden. Een kaart moet daarom vergezeld gaan van de volgende kaartonderdelen:
Een kaartgebruiker zal willen weten welk deel van de wereld wordt afgebeeld en hoe de kaart is geörienteerd. Een juiste, overdachte titel (bijvoorbeeld "Bevolkingsdichtheid" in plaats van "Bevolking") kan er voor zorgen dat de legenda niet eens geraadpleegd hoeft te worden. Een kaart moet daarom vergezeld gaan van de volgende kaartonderdelen:
Regel 51: Regel 55:


Een goede kaart heeft maximaal 6 tot 8 kleuren, maar dat is ook afhankelijk van de doelgroep. Bij geologische kaarten en bodemkaarten wordt hier noodzakelijkerwijs van afgeweken; hier moeten nu eenmaal meer legenda-eenheden worden beschreven. Dan wordt er gewerkt met kleurgroepen. Alle kalk-achtige gebieden hebben dan een blauw-achtige kleur, bijvoorbeeld. Een goede kaart maken is te vergelijken met goed communiceren. De maker van een kaart moet kennis hebben van de onderliggende informatie, van de problematiek, van de doelstelling van de kaart en van (de kennis van) de doelgroep.
Een goede kaart heeft maximaal 6 tot 8 kleuren, maar dat is ook afhankelijk van de doelgroep. Bij geologische kaarten en bodemkaarten wordt hier noodzakelijkerwijs van afgeweken; hier moeten nu eenmaal meer legenda-eenheden worden beschreven. Dan wordt er gewerkt met kleurgroepen. Alle kalk-achtige gebieden hebben dan een blauw-achtige kleur, bijvoorbeeld. Een goede kaart maken is te vergelijken met goed communiceren. De maker van een kaart moet kennis hebben van de onderliggende informatie, van de problematiek, van de doelstelling van de kaart en van (de kennis van) de doelgroep.
===Titel===
[[Image:Informatie bord met slechte titel nl geen of reclame.JPG|right|thumb|300px|'''Een slechte titel, namelijk geen (zichtbare of kloppende) titel'''. De commercie heeft het hier gewonnen van de cartografie! Blijkbaar gaat het er bij dit straatmeubilair meer om reclame, dan om functionaliteit ten behoeve van de bezoeker van deze stad! De kaart lijkt zo meer een smoes om op deze plaats een reclamezuil te mogen plaatsen. "Stadsplattegrond" had de titel natuurlijk moeten zijn!]]


===Titel===
De '''titel''' dient in het ideale geval de volgende drie 'W's' te bevatten:
De '''titel''' dient in het ideale geval de volgende drie 'W's' te bevatten:
:* ''Wat'' speelt er / wat is het onderwerp? (thema)
:* ''Wat'' speelt er / wat is het onderwerp? (thema)

Versie van 19 mrt 2008 20:19

HANDBOEK GEO-VISUALISATIE
Kaarten maken met een GIS
Deel C: Kaartopmaak
Aan deze module wordt nog gewerkt! Voor statusinformatie zie startpagina.
Bestand:Boek.gif Doelstellingen van deze module 'Kaartopmaak'
Deze module gaat er van uit dat de data en het GIS inmiddels hun werk hebben gedaan: er is een informatieve kaart, maar de leesbaarheid is nog niet automatisch goed, bijvoorbeeld door slecht kleurgebruik, te veel of te weinig kaartlagen, kaartobjecten of labels. De kaartopmaak moet dus nog worden afgestemd op de kaartlezer. Hoe dat moet, staat in dit laatste deel C. Na het lezen van dit deel kent de lezer de belangrijkste aspecten die daarbij nodig zijn, zoals kleurgebruik, labels, de benodigde kaartelementen en de inrichting daarvan tot een goed kaartbeeld, de visuele hiërarchie, ouputformaten en resolutie. De lezer is zo in staat om de kaart goed op te leveren, en ook (bijna) opgeleverde kaarten te evalueren en verbeteren. Dat laatst kan met opdrachten en vragen getest worden.
Modules Handboek Geo-visualisatie:
Startpagina Handboek Geo-visualisatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 19 januari 2008
Inleiding Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 18 februari 2008

Deel A: Theorie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Inleiding GIS Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Vervolg GIS Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 februari 2008
Inleiding Cartografie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 13 februari 2008
Vervolg Cartografie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Communicatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Deel B: Geo-visualisatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Classificatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 18 februari 2008
Symbologie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Deel C: Kaartopmaak Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Labels Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Oplevering van de kaart Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008

Vragen en opdrachten Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Woordenlijst Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Overige informatie en links Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008

Vooraf / over de subjectiviteit van de cartografie

Tuinarchitect, modeontwerper, beeldhouwer, binnenhuisarchitect, stylist van een magazine en reclame-ontwerper. Dit zijn stuk voor stuk beroepen waarbij de ene persoon wél een bepaalde gave lijkt te hebben en de andere niet. Hun succes lijkt er aan af te lezen. De succesvolste onder hen lijken een speciaal gevoel voor ruimte, kleur, verhoudingen te hebben. Hun producten komen wel over, slaan wel aan, worden wel gekocht, zijn veel besproken en worden nagemaakt... Bij kaartopmaak is dit ook zo.

Het aspect geo-visualisatie uit deel B was nog theoretisch goed te onderbouwen. Een discussie was minder vaak nodig. De theorie bepaalde daar nog het aantal klassen waarin de data moest worden opgedeeld, of er genormaliseerd moest worden, en hoe
Bestand:Eglise saint-pierre DSCF1665.JPG
de kleuren gekozen moesten worden. Geo-visualisatie stond nog 'dicht bij de data', werd sterk door de (on)mogelijkheden van de geo-informatie en het thema bepaald. Kaartopmaak staat 'dichter bij de eindgebruiker'.

Bij kaartopmaak speelt er meer. Naast visuele regels en richtlijnen uit de communicatie spelen soms minder grijpbare begrippen als smaak, gevoel en ervaring meer een rol. Subjective begrippen dus. En sommige ontwerpers pakken dat gevoel sneller op dan een ander. Zij hebben die gave van zichzelf en leren het snel. Waar moeten de labels staan, waar plaats ik de kaartonderdelen als legenda, titel en een eventuele toelichting? Wat is letterlijk achtergrondinformatie? De ene durft meer, is creatiever. De ander is wat behoudender, traditioneler. Moet er altijd wel kleur gebruikt worden?

Een slecht ontworpen kaart wordt terzijde geschoven. Wanneer de kaart niet lekker smoelt, de pixels van de te grove resolutie zichtbaar zijn, als de titel onduidelijk is, de onderdelen niet netjes uitgelijnd zijn of de kaart op een andere wijze hobbymatig overkomt, zal de inhoud van de kaart - hoe belangrijk ook - niet gezien worden. Het is net als bij een boek. Is de kaft saai en het letterype slecht leesbaar, dan wordt de inhoud ook niet bekeken.

Middels vele simpele cartografische richtlijnen en voorbeelden zal in dit deel blijken dat de kaartopmaak niet alleen een kwestie is van smaak, gevoel en ervaring, maar ook van simpel nadenken over het doel van de kaart en de eindgebruiker.

De laatste stap van het proces, de kaartopmaak, kan een kaart maken of breken. Het is vanuit communicatief standpunt gezien de belangrijkste stap. En daarmee een dankbare, leuke en vaak creatieve stap.

Toch kunnen we het niet ontkennen: kaartopmaak is voor een GIS-specialist een niet te onderschatten (cartografische) kunst. Net zoals dat het geval is bij die andere expressieve beroepen. Je moet je moet ermee gestoeid hebben, je moet er een gevoel voor hebben en ..., je moet er enige kennis van hebben...

Kaartonderdelen

Kaartonderdelen. Het kaartframe bestaat uit verschillende kaart- of informatielagen, al of niet met labels er bij geplaatst. De noordpijl, de schaalbalk en soms ook de legenda worden in het kaartframe geplaatst indien de kaart zich daarvoor leent. Soms wordt de kaart vergezeld van een overzichtskaart, soms is er een detailkaart die één deel van de hoofdkaart uitvergroot. (Zie verder tekst).
Verschillende mogelijkheden om een schaal op een kaart aan te duiden. De eerste twee zijn het meest gebruikelijk. De eerste is vooral slim bij kaarten die nog al eens van formaat kunnen wijzigen, denk aan kopieeracties en kaarten op scherm waar op kan worden ingezoomd, of waarvan je het formaat niet kent.
Een slechte titel, namelijk geen (zichtbare of kloppende) titel. De commercie heeft het hier gewonnen van de cartografie! Blijkbaar gaat het er bij dit straatmeubilair meer om reclame, dan om functionaliteit ten behoeve van de bezoeker van deze stad! De kaart lijkt zo meer een smoes om op deze plaats een reclamezuil te mogen plaatsen. "Stadsplattegrond" had de titel natuurlijk moeten zijn!

Een kaartgebruiker zal willen weten welk deel van de wereld wordt afgebeeld en hoe de kaart is geörienteerd. Een juiste, overdachte titel (bijvoorbeeld "Bevolkingsdichtheid" in plaats van "Bevolking") kan er voor zorgen dat de legenda niet eens geraadpleegd hoeft te worden. Een kaart moet daarom vergezeld gaan van de volgende kaartonderdelen:

  • Titel: groot weergegeven, bijvoorkeur bovenaan, in rapporten in het bijschrift er onder kan ook.
  • Een schaalaanduiding (schaalstok op schaal);
  • Noordpijl en/of graadnet;
  • Legenda met de betekenis van gebruikte symbolen en kleuren. 'Overduidelijke' (denk aan de doelgroep!) legendaeenheden van kaartsoortobjecten als een landsgrens bij een provinciekaart van Nederland kunnen omwille van een eenvoudiger legenda en het beter overbrengen van de boodschap soms beter weggelaten worden.
  • gegevens om de kwaliteit en de auteursrechtelijke situatie te kunnen beoordelen (auteur(s), jaartal e.d.)

TIP: Een goede kaart is een kaart waarvan de legenda zo min mogelijk geraadpleegd hoeft te worden. Denk aan groene driehoekjes voor campings, blauwe huisjes met een golfje eronder voor overdekte zwembaden, en het gebruikelijke oranje voor bebouwde gebieden.

Een goede kaart heeft maximaal 6 tot 8 kleuren, maar dat is ook afhankelijk van de doelgroep. Bij geologische kaarten en bodemkaarten wordt hier noodzakelijkerwijs van afgeweken; hier moeten nu eenmaal meer legenda-eenheden worden beschreven. Dan wordt er gewerkt met kleurgroepen. Alle kalk-achtige gebieden hebben dan een blauw-achtige kleur, bijvoorbeeld. Een goede kaart maken is te vergelijken met goed communiceren. De maker van een kaart moet kennis hebben van de onderliggende informatie, van de problematiek, van de doelstelling van de kaart en van (de kennis van) de doelgroep.

Titel

De titel dient in het ideale geval de volgende drie 'W's' te bevatten:

  • Wat speelt er / wat is het onderwerp? (thema)
  • Waar is deze locatie? (plaats)
  • Wanneer speelt deze situatie? (tijd).

Soms zullen daar nog twee 'W's' aan toegevoegd kunnen worden:

  • Wie speelt er een rol? Bijvoorbeeld "Zeeroute Henk de Velde Nazare - Portugal november 2007".
  • Waarom speelt dit (nu)? Bijvoorbeeld "Locaties extra Ambulancediensten Rondom de Kuip, 21 juni 2000 tijdens de EK-wedstrijd Frankrijk - Nederland"

Soms zullen enkele van de eerstgenoemde drie 'W's' juist mogen ontbreken:

  • Het jaartal / de tijdsaanduiding kan weg bij tijdloze kaarten. Denk aan "Geologische kaart Nederland".
  • De plaats / locateaanduiding kan weg. Wanneer de kaart terecht zal komen in een brochure over één stad, of in een boek over één land, dan is het voor de lezer al duidelijk wat die plaats is, zeker als steeds diezelfde stadomtrek of dat land in meerdere kaarten al is voorgekomen. "Bevolkingsdichtheid 1950" en "Bevolkingsdichtheid 2000" is dan een prima titel.

Daarnaast dienen die drie aspecten zo kernachtig mogelijk te worden opgeschreven. Dit zijn dus goede voorbeelden:

  • "Locatie coffeeshops Amsterdam 1990". Zou het jaartal of de plaatsnaam niet genoemd zijn, dan zou de doelgroep wel eens kunnen afhaken, of er worden op voorhand verkeerde conclusies getrokken.
  • "Bevolkingsspreiding Java 2007".
  • "Files op de Nederlandse Snelwegen in de ochtendspits, 2007". Aangezien het alléén om de ochtendspits gaat, is er een extra tijdsaanduiding noodzakelijk. Meer uitleg kan in een begeleidende tekst, bijvoorbeeld onder de legenda.

Een titel staat altijd (links) boven aan een kaart, nooit ergens anders. Een (westerse) kaartlezer leest immers van links boven naar rechts beneden. De lettergrootte van de titel dient minimaal twee tot drie maal zo groot te zijn als de letters die elders op de kaart gebruikt worden. Langere titels kunnen voorzien worden van een ondertitel / subtitel. Zeker bij een kaartserie kan dit handig zijn. Denk bijvoorbeeld aan:

  • "Bevolkingsdichtheid Nederland 2007; op provincieniveau" en "Bevolkingsdichtheid Nederland 2007; op gemeenteniveau". De toevoegingen "op provincieniveau" en "op gemeenteniveau" dienen nu een wezenlijke onderdeel te zijn van de titel, omdat er blijkbaar een reden is om twee kaarten naast elkaar te publiceren. Is dat niet het geval en wordt er maar één soort kaart gemaakt, dan kan die toevoeging weg, of blijkt dit wel uit de legenda of de begeleidende tekst.

Wanneer je kaarten maakt voor een website, komt het vaak voor dat die titel onder de afbeelding (kaart) wordt gezet. In die gevallen laat je de titel weg, maar geef je de exacte titel door aan de webbeheerder. Dit kan uiteraard ook gelden voor drukwerk.

Creatieve koppen, koppen met humor, uitroeptekens, vraagtekens zijn niet gewenst. Houd je titel kort en zakelijk. Gebruik in principe geen afkortingen, of de doelgroep moet die afkortingen kennen. NS (Nederlandse Spoorwegen) mag, maar gebruik liever Verenigde Staten in plaats van VS. Vermijd obv, a.g.v. en andere cryptische afkortingen die de kaartlezer zullen afschrikken. Zorg voor niet te veel tekst. De titel "Locaties Joodse synagoges in Amsterdam 2007" in een krant van vandaag kan beter worden: "Synagoges Amsterdam". Uit het feit dat de synagoges op een kaart staan, weet de lezer al dat het om de locaties gaat. Joodse en synagoges is dubbel, en 2007 is in een krant niet nodig, bijvoorbeeld bij een artikel over de onderhoudstaat van nu synagoges op dit moment.

Overzichtskaarten, detailkaarten en 'locatormaps'

Bij een kaart is niet altijd sprake van slechts één kaartframe. Is er sprake van het aspect 'tijd', of worden er meerdere thema's van één en hetzelfde gebied weergegeven, dan zijn meerdere kaarten naast elkaar te zien.

  • Het kan dat het gebied dat gekarteerd wordt relatief onbekend is, of er moet om cartografische redenen ver op een gebied worden ingezoomd. Bijvoorbeeld omdat het verschijnsel (de lynx in Spanje) alleen in een zeer beperkt gebied voorkomt. Het is ondoenlijk om heel Spanje in beeld te brengen voor de herkenbaarheid, en gelijktijdig de 30 locaties waar de lynx is gespot in dat ene kleine stukje van de Pyreneeën goed in beeld te brengen. Een overzichtskaart is dan in beide gevallen een uitkomst.
  • Daarnaast kan het zijn dat er op één bepaald gebied uit de hoofdkaart wordt ingezoomd. Deze is dan zichtbaar in een tweede (kleiner) kaartframe. Zo'n kaartframe heet dan een detailkaart. Vaak geldt dat op die plek erg veel symbolen of erg veel detail zichtbaar is; dat gebied verdient dan een extra kaart. Op deze wijze voorkom je als cartograaf dat je je in allerlei bochten moet wringen. Was er namelijk géén extra detailkaart gemaakt, dan zouden de labels en symbolen elkaar wellicht storend moeten overlappen om nog leesbaar te zijn, of ze zouden te klein (onleesbaar) in beeld worden gebracht.

Hieronder word van beide soorten 'inzet'kaarten een voorbeeld gegeven. Rechts twee zogenaamde 'locatormaps' (Engelse term; Nederlandse term onbekend). De naam 'locatormap' wordt vaak gebruikt voor heel simpele voorbeelden van overzichtskaarten. Het eerste voorbeeld toont een locatormap zonder overzichtskaart, het voorbeeld uiterst rechts toont een locatormap mét overzichtskaart. Locatormaps zijn vaak 'slechts' (maar zeer waardevolle) topografische illustraties en geen thematische kaarten. Ze worden veel in reisbrochures, internet en in kranten gebruikt. Zie ook de vele voorbeelden van locatormaps op Wikimedia Commons.

Voorbeeld van een kaart met een overzichtskaart: door de overzichtskaart linksboven is gelijk duidelijk waar de hoofdkaart is gesitueerd: het midden van Noorwegen
Voorbeeld van een kaart met een (dubbele) detailkaart
Een locatormap zonder overzichtskaart
Een locatormap zonder overzichtskaart

TIP1: Voor overzichtskaarten geldt dat hierin de ligging van de hoofdkaart op moet worden weergegeven. Voor detailkaarten geldt dat op de hoofdkaart de ligging van de detailkaart moet zijn aangegeven. Anders mist deze extra steun aan de kaartlezer wellicht zijn doel.

TIP2 in het geval van detailkaarten: Door in of direct bij alle kaartframes een schaalaanduiding of schaalstok te zetten, geef je de kaartlezer expliciet een waarschuwing: de objecten liggen op beide kaartframes visueel misschien even ver uit elkaar en de labels zijn misschien visueel even groot, maar de beide kaarten mogen niet direct vergeleken worden.

TIP3: Zorg dat de ligging (vorm én positie) van de rechthoek (soms: cirkel) van waar de detailkaart (op de hoofdkaart) of de hoofdkaart (op de overzichtskaart) klopt. Wordt dit slordig uitgevoerd, dan zal de kaartlezer al gauw gaan twijfelen aan de juistheid van de rest van de kaart. Die ligging wordt namelijk vaak handmatig aangebracht door het toevoegen ven een rechthoek. Overigens, sommige GIS-pakketten die kunnen werken met meerdere kaartframes, kunnen dit wel geheel automatisch en foutloos.

TIP4: Zorg voor een goede balans tussen de grootte van de overzichtskaart en de detailkaart ten opzichte van de hoofdkaart. De hoofdkaart dient in vrijwel alle gevallen de grootste kaart te zijn; daar gaat het immers om. De overzichtskaart dient bij voorkeur ook niet met spetterende kleuren en veel detail behebt te zijn; dat leidt de aandacht af van de hoofdkaart.

Concessies

Consessies aan bovenstaande 'minimale eisen' kunnen gedaan worden:

  • De legenda kan weg wanneer de legenda-eenheden (=kaartsymbolen) vanzelfsprekende kleuren hebben en of zeer simpel zijn. Stel, de titel is "Stedelijke gebieden Nederland in 1800". Wanneer die gebieden oranje zijn, samen met de buitengrens van Nederland en de rivieren (blauwe, ter oriëntatie) worden aangegeven, kan een legenda ontbreken. De titel fungeert dan namelijk al als de legenda! 'Nog' een legenda zou de kaart onnodig druk maken.
  • Wanneer de buitengrenzen van een gebied bij de doelgroep van een kaart helder zijn (bv: Nederland in het voorbeeld van zojuist), mag ook de noordpijl ontbreken, tenzij de kaart juist (iets) gedraaid is. Toen deze voor het eerst werd uitgegeven in de jaren negentig, was de papieren uitgave van de Nieuwe Kaart van Nederland (zie ook http://www.kaart.nieuwekaart.nl) hier een mooi voorbeeld van: deze kaart werd namelijk bewust een aantal graden verdraaid. De doelgroep (bestuurders en burgers) konden daardoor minder makkelijk zich oriënteren, omdat de onderlinge ligging van de steden anders was dan verwacht. Daardoor werd de aandacht beter gericht, namelijk op de groei van de steden (en ander ruimtegebruik) naar het buitengebied.
  • Nog een reden om een noordpijl weg te laten is wanneer er op een kaart al ruitkruisjes opgenomen zijn met pijlen naar het noorden, of wanneer er sprake is van een kleinschalige projectie inclusief een grid van breedte- en lengtegraden, al of niet met de noord- of zuidpool in beeld.

Informatie-lagen

Het belang van extra kaartlagen. Kaart 1 toont geen buiten- en binnengrenzen. Kaart 2 kent deze grenzen wel, waardoor de kaart plotseling wèl een betekenis krijgt. Met dergelijke grenzen wordt de geldigheid van het in kaart gebrachte gebied en symbolen duidelijk. Blijkbaar gaan de symbolen over deze hele gebieden, en gaan ze niet over individuele plaatsen.

In Deel B hebben we de basis gelegd voor een mooie thematische kaart. Door een juiste classificatie en een mooie symbologie hebben we een mooie kaart. Of toch niet? Inderdaad, er zullen altijd extra kaartlagen (informatie-lagen) bij moeten. Dat kan om drie redenen:

  1. Kaartlagen met een referentiefunctie. Uiteraard willen we er ook wat topografische gegevens bij, landsgrenzen, rivieren en wegen. Wees hier echter spaarzaam mee. In Deel A hebben we om 'politieke' redenen al gezien dat de opdrachtgever en het doel van de kaart kunnen bepalen welke kaartlagen vooral wel of niet in beeld moeten komen. Daarnaast is het van belang om alléén die (topografische) informatie in beeld te komen die iets toevoegt, waardoor extra kennis wordt overgedragen. Soms volstaat een landsgrens, een andere keer willen we veel meer topografische gegevens.
  2. Kaartlagen met een analysefunctie. Deze informatie-lagen zetten de kaartlezer aan het denken en / of geven een relatie weer met het thema. Wanneer er een kaart is met all moordlocaties, verkeersslachtoffers of de honderd smerigste straten in Nederland, is het verstandig om de grote steden al of niet met hun bebouwde kommen op de achtergrond te zetten; zo is direct de reden te zien waarom er zulke hoge waarden in het westen te zien zijn; hier wonen de meeste mensen. Een ander voorbeeld. In Amsterdam zijn in de zomer van 2006 een aantal mensen binnen enkele weken ernstig ziek geworden, besmet met de Legionella bacterie. Aangezien al deze zieken in één deel van Amsterdam ziek zijn geworden, en géén gezamenlijk activiteit of hobby hadden, werd al gauw vermoed dat zij besmet zijn geraakt door een besmette airco van een groot bedrijf. De dagelijkse routes van al die slachtoffers is nagetrokken. Een deel van die routes kwam overeen. Zou jij een kaart moeten maken van die routes, zet dan vooral ook een dataset aan 'bedrijfslocaties', of een topografische kaart 1:25.000. Een complete wegenkaart met namen is voor het kunnen maken van die routes wel interessant, echter niet voor de uiteindelijke kaart; Legionella verspreidt zich door (vochtige) lucht...
  3. Kaartlagen met een geldigheidsfunctie. Deze informatie-lagen geven zogenaamde administratieve of registratieve grenzen weer waarbinnen de getoonde data geldt. Bij Geo-visualisatie/Inleiding_Cartografie#Choropleet choropleten gebeurt dit als vanzelf; de bevolkingsdichtheid is nu eenmaal voor een bepaald begrensd gebied (gemeente, staat, land)berekend. Die buitengrens is dan vanzelf in beeld. Ander wordt het wanneer proportionele (zie figuur) of figuratieve symbolen (een tentsymbool op een campingterrein) in beeld worden gebracht; die symbolen hebben een beperkte geldigheid. De kaartlezer wil zien voor welke gebied de getoonde aantallen gelden, en voor welke gebied het figuratieve symbool geldt. Zie ook de figuur met de twee kaarten. Kaart 1 zegt werkelijk niets. Met de buitengrenzen als referentielaag, en de binnengrenzen die de geldigheid van de symbolen weergeven, krijgt de kaart pas zijn betekenis. Blijkbaar gaan deze getallen niet over steden, maar over bepaalde gebieden. Dergelijke kaartlagen mogen nooit ontbreken wanneer sprake is van een gebiedskenmerk dat vertaald wordt naar een puntsymbool.

Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Een kaart bestaat uit een titel, een kaartframe, legenda, en meestal ook een noorpijl en schaalaanduiding en begeleidende tekst. Het kaartframe bevat een aantal informatielagen ('kaartlagen') over elkaar heen, met daarin voor elke kaartlaag meerdere ruimtelijke objecten. Het aantal zichtbare ruimtelijke objecten en het aantal informatielagen dient beperkt en afgestemd te zijn op het doel en de doelgroep van de kaart. De titel verdient veel aandacht, en zorgt er - in het goede geval - voor dat de kaart niet verkeerd geïnterpreteerd hoeft te worden, en dat de legenda niet noodzakelijkerwijs geraadpleegd hoeft te worden.

TIPS over kaartopmaak (de 'layout' van de gehele kaart):

  1. Plan de kaart niet overvol. Dus benut niet elke 'lege' plek voor de legenda, bron of begeleidende tekst die je nog kwijt moet.
  2. Een goede, rustige, leesbare kaart heeft over het algemeen een beperkt aantal grotere, lege plekken, in plaats van veel kleine lege plekken[1].
  3. Geef elk kaartonderdeel (tekstvlak, overzichtskaart, kaartframe, begeleidende tekst, enzovoort) een grootte die in verhouding staat tot de belangrijkheid van dat kaartonderdeel ten opzichte van de andere onderdelen.
  4. Zet kaartonderdelen niet over het kaartframe heen(geheel of gedeeltelijk). Dit is onrustig. Bij bepaalde vormen van landen kan je hier van afwijken. Denk aan een kaart van Zuid-Amerika; rechtsonder is dan ruimte voor een legenda, zonder dat dit storend hoeft te zijn voor het gehele kaartbeeld.
  5. Vermijd een omtrek (of frame) om een legenda. Dit is niet altijd even mooi. Zo'n lijn is soms alleen noodzakelijk als je er voor gekozen hebt de legenda (toch) in het kaartframe zelf neer te zetten. Ook voor andere kaartonderdelen zoals teksten is dit niet altijd even mooi. Wil je dit toch, gebruik om de visuele hiërarchie (zie ook paragraaf hierna) niet verder te verstoren hooguit bijvoorbeeld een dunne grijze lijn, geen dikke zwarte.
  6. Maak niet onnodig te opvallende vlakken. Een witte (of andere afwijkende) kleur van de achtergrond van de legenda of begeleidende tekst kan erg afwijkend zijn wanneer deze binnen het kaartframe wordt gezet. Het deze kaartonderdeel krijgt dan te veel aandacht ten opzichte van het kaartframe. Bijvoorbeeld op het moment dat het gehele kaartframe bestaat uit blauwe en groene kleuren. Terwijl het om het kaartframe zou moeten gaan. Het kaartframe moet het grootste en opvallendste kaartonderdeel zijn.
  7. Een kaartlezer leest van linksboven naar rechtsonder; houdt hier rekening mee. Is er kans dat wanneer een begeleidende tekst niet gelezen wordt, dat de kaart verkeerd wordt geïnterpreteerd? Zet dit deel van de begeleidende tekst dan in een ondertitel, direct onder de titel. Is het mogelijk dat de kaart goed gelezen wordt door een groot deel van de kaartlezers, zonder de legenda te raadplegen, dan kan die legenda gerust iets kleiner en rechtsonder de kaart geplaatst worden. Probeer anders de legenda linksboven te plaatsen onder de titel (en ondertitel). Een detailkaart moet bij voorkeur dus ná de hoofdkaart geplaatst worden, omdat de ligging van de detailkaart pas blijkt uit (een rechthoek in) het hoofdkaartframe. Een overzichtskaart moet bij voorkeur voor (links of boven) het hoofdkaartframe gezet worden, omdat men de hoofdkaart pas kan localiseren als de overzichtskaart is gezien.
  8. Pas op bij het plaatsen van de schaal(balk) bij overzichts- en detailkaarten. Plaats de schaal(balk) dan niet tussen die verschillende kaartframes in, maar duidelijk onder (of net binnen) beide kaartframes. Er is dan geen verwarring waar deze schaal(balk) bij hoort.
  9. Maak gebruik van het links, rechts of gecentreerd uitlijnen van de kaartonderdelen. Doe je dat handmatig op het oog (dus slordig) of doe je het in het geheel niet, dan zou je kaart wel eens erg onrustig en onnodig amateuristisch over kunnen komen.
  10. Vermijd slordig of onnodig geplaatste labels of objecten bij de randen van kaartframe. Je GIS heeft ongetwijfeld een mooie kaart opgeleverd met mooie grenzen en mooie labels. Eenmaal in het kaartframe kan deze kaart er plotseling anders uitzien: labels van vlakken staan net bij de rand van het kaartframe, grenzen die er eigenlijk niet toe doen komen in beeld. Voorkom dat. Zoom ver genoeg in dat gebieden / objecten die er niet toe doen en die het kaartbeeld mogelijk onrustig maken (net) niet in beeld komen. Soms leent de kaart zich er zelfs voor om de omliggende gebieden (buurlanden) in het geheel niet in beeld te brengen. Bij een kaart van België zal je dat eerder willen doen dan bij een kaart van Nederland.
  11. Zet (het midden van) het kaartframe net iets boven het midden van de kaart. Het visuele centrum van een rechthoek (dus ook een kaart) ligt namelijk net iets boven het midden. Het is daarom aantrekkelijker om het kaartframe liever iets hoger op de kaart te positioneren, dan exact in het midden. Er is dan ook meer ruimte over aan de onderkant van de kaart over voor begeleidende teksten, legenda's, et cetera.
  12. Oogt je kaart te druk? Heb je moeite om het laatste kaartonderdeel nog ergens te plaatsen? Kies dan voor een groter (papier)formaat, maak je kaartframe dan kleiner. (In principe had je die zo groot mogelijk gemaakt). Andere trucs om onrustige kaarten rustiger te maken zijn het weghalen van frames (rechthoeken rondom teksten en legenda's) en het (gelijk) uitlijnen van kaartonderdelen.
  13. Zet kaartonderdelen niet te dicht op elkaar.
  14. Zorg voor een goede balans. Bij het bekijken van een (goede) kaart zal je vaak een zogenaamde balans ervaren. De balans wordt bepaald door de onderlinge verhouding tussen de verschillende kaartonderdelen. De grootte, de positie, en het onderlinge contrast (gemiddeld licht of juist donker) speelt hierbij een rol. Er is sprake van een goede balans als deze kaart 'stabiel' overkomt bij de kaartlezers. Een te grote legenda met weinig kaart onderdelen links, gevolgd door rechts onder een donker kaartframe, is onevenwichtig; er is dan sprake van een onbalans. Sommige kaartonderdelen zijn misschien te licht of te klein weergegeven. Er zijn meerdere mogelijkheden[2]:
  1. Bij kaarten kunnen de elementen alle gecentreerd zijn. De elementen zijn dan zodanig uitgelijnd, dat deze evenver links als rechts van de bladspiegel (het midden van de kaart) uitsteken. Dat oogt vaak klassiek of traditioneel, betrouwbaar en volgens sommigen soms misschien wat saai, maar het is wel goed.
  2. Alles links uilijnen (of rechts) terwijl er rechts (respectievelijk links) allemaal witte ruimtes overblijven is niet mooi.
  3. Bij een kaart met een asymmetrische opmaak zijn wordt gekenmerkt doordat meestal de bovenste kaartonderdelen links, en onderste rechts zijn uitgelijnd. Dit oogt weer wat moderner en creatiever dan de 'traditionele' opmaak.

Speel wat met allerlei mogelijkheden van het opmaken / layouten van de kaartonderdelen. Kom je er niet uit probeer dan eens een ander kaartformaat, bijvoorbeeld Nederland op een landscape-formaat (horizontaal gelegen) in plaats van het voor de handliggende portret-formaat (verticaal gelegen).

TIP over de finishing touch / het gebruik van tekenpakketten
Een GIS kan nog zo geavanceerd zijn, soms wil jij met de legenda of de andere kaartonderdelen dingen die niet of niet makkelijk met je GIS-pakket zijn uit te voeren. Gelukkig bieden de meeste GIS-pakketten ook al de mogelijkheid om elementen uit legenda's, of zelfs elementen uit de kaart - zoals diagrammen of ingekleurde gebieden - te kopiëren naar de maplayout (kaart). Daarna kan je ze als graphic zelf uitvergroten, aanpassen, et cetera. Het toevoegen van allerlei afbeeldingen en eigen gemaakte legenda's is ook mogelijk. Ook in andere tekenpakketten, zelfs met Microsoft Paint, is het resultaat van je GIS bijvoorbeeld het PNG-bestand - heel goed te verwerken en aan te passen. Maak hier gerust gebruik van.

Lege ruimten op de kaart zelf / wel of niet maximaal inzoomen

Olie exporterende landen. Er is bewust niet ingezoomd op deze landen.

In een goede klassieke film zal de regisseur een stilte laten vallen na een belangrijke opmerking. Of er wordt ingezoomd op een voorwerp dat de sleutel zal worden bij het oplossen van een misdaad. Een kaartenmaker kent ook deze twee technieken ook.

  1. Een leeg stuk kaart: Dit kan twee functies hebben: 1) 'hier is helemaal niets': dat ergens géén doden vallen, in bepaalde wijken, is ook informatie. 2) lege vlakken zorgen voor meer aandacht op het hoofdonderwerp, bijvoorbeeld, de transportbewegingen (pijlen) vanaf Nederland naar VS en Z.O.-Azië. Vul de omgeving (Afrika en Zuid-Amerika) vooral niet in met allerlei labels, landsgrenzen, extra tekst-uitleg of de legenda. Zou je dat doen, dan valt het beeld dat je wil overbrengen (vooral op het noordelijk halfrond is handel) niet meer op. In het voorbeeld van de kaart met olie-exporterende landen geldt hetzelfde; zou worden ingezoomd op een smalle strook rond de evenaar, dan zou het afhankelijke, minder bedeelde noorden, waar de olie hard nodig is, niet zo opvallen.
  2. Inzoomen op een detail: zorg dat de hoofdkaart niet te veel omgeving laat zien, maar vooral dat gebied waar het om draait. Of maak een extra inzetje voor één of twee gebieden waar je meer over wil zeggen. Zoom ook weer niet zo ver in dat het land / onderwerp bijna tegen de rand van het kaartframe komt te liggen. Dat geeft een te onrustig beeld, en de kaartlezer kan niet zien wat nu de omringende landen zijn en hoe ze heten.
Prijzen van treinreizen op een kaart. Op deze kaart is maximaal ingezoomd op het fenomeen: de steden waarvoor goedkope treinstickets zijn te verkrijgen.

Intermezzo: Kaarten in reclame / de afdeling Marketing
De afdeling marketing heeft uiteraard een legitiem doel: zo veel mogelijk de aandacht vestigen op een (goed) product, zodat dit product goed verkocht wordt. Daarbij kan ook een beroep gedaan worden op de cartografie. Zonder daarbij de werkelijkheid te verdraaien zijn allerlei cartografische principes zodanig in te zetten dat de kaart bij draagt aan de doelen die de afdeling marketing stelt. Kijk bijvoorbeeld eens naar het figuur waarop de aandacht wordt gevestigd op de prijzen en lokaties van internationale treinreizen in een goedkopere prijscategorie, dus voor 'een weekendje weg' bijvoorbeeld. Deze kaart is - behalve mooi - ook als cartografisch zeer goed te beoordelen. Er is duidelijk naar de doelen van de opdrachtgevers gekeken. Dat is te zien aan:

  • goed leesbare teksten
  • niet te veel informatie / niet te veel details, landsgrenzen zijn grof weergegeven en vallen niet op. De landen zijn nog net te herkennen. Landen die niet ter zake doen zijn vervaagd, of daar liggen de labels overheen
  • er is maximaal ingezoomd op waar het om gaat. Het bedieningsgebied van de aanbieder. Het lijkt zo dat 'héél Europa' bediend wordt.
  • het product zelf, de treinreis, is middels de pijl ook in beeld: het betreft een bewegingskaart. Maar doordat de Europese steden middels het label zo duidelijk in beeld zijn, lijkt het alsof je 'de stad er gratis bij krijgt!'

Dit alles staat in dienst van een snel leesbare kaart: Ietsje verder is ietsje duurder, maar nog steeds onder de honderd euro. En doordat er zo ver ingezoomd is op Europa, kom je niet op het idee dat je ook naar Barcelona of Milaan zou kunnen; dan is niet de trein maar het vliegtuig plotseling goedkoper. Dat is de reden dat hier dus zo ver ingezoomd is. Je hebt door de 'volle' kaart (al die labels bij elkaar) ook het idee dat deze steden zo ongeveer alle steden zijn. Kies maar uit deze opties, lijkt de kaart te zeggen. Dat de steden niet exact op de juiste plek worden gezet is geen enkel probleem. De ondergrond is zo algemeen weergegeven, en de labels zijn zo groot, dat waarschijnlijk geen enkele kaartlezer op het idee komt om de exacte afstanden na te meten of de ligging van de steden te controleren. Overigens; dit is een mooi voorbeeld van de meerwaarde van een kaart: een tabel met prijzen en namen van deze steden had nooit zo'n mooi overzicht gegeven voor de reiziger; die weet vaak al de richting waar die heen wil; door de kaart wordt hij daar weer op gewezen.

Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Cartografen vinden witte vlakken dus om meerdere redenen fantastisch! Less is more! Vul die ruimten niet zonder meer op met bijvoorbeeld labels of begeleidende tekst. Die ruimten hebben een functie. Sterker: creëer die ruimten om het onderwerp meer aandacht te geven. Zoom niet per definitie maximaal in op een fenomeen / een deel van de kaart.

TIP: Bedenk wat het onderwerp is van de kaart. Betreft het 't fenomeen (hoe zijn de kalksteengrotten verspreid, waar liggen ze), zoom daar dan maximaal op in, ook al liggen alle kalksteengrotten in het oosten van België. Betreft het 't gebied (waar bevinden zich in België kalksteengrotten), zoom dan niet in op het fenomeen in het oosten van België, maar laat héél België zien. Andere opties zijn het gebruik maken van een 'inzet'. Dit is nodig als het fenomeen zich alléén of voornamelijk in één bepaald gebied zich bevindt. Laat dan op een kleine kaart het héle gebied / land zien, en laat op de hoofdkaart het fenomeen (al die grotten daar bij elkaar) flink ingezoomd zien. Zowel 'het detail' van het fenomeen is zichtbaar, als de ligging ten opzichte van het hele gebied.

Visuele hiërarchie

Het melkmeisje, Johannes Vermeer, circa 1658-1660
De Mona Lisa, Leonardo da Vinci, circa 1503 - 1507

Wanneer een schilder een onderwerp bepaalde nadruk wil geven, kan hij onder andere gebruik maken van technieken als licht en donker en afwijkende kleuren. In een aantal van de beroemdste schilderijen is dit goed te zien.

Rembrandt van Rijn en Johannes Vermeer staan bekend als 'lichtkunstenaars'. Bij het Melkmeisje van Vermeer zie je dat de aandacht van het meisje gericht is op waar zij voor moet zorgen: het eten. Dat komt niet alleen door dat haar blik daar op gericht is. De lichtstralen vanuit het raam versterken namelijk dit effect: zij verlichten dat waar zij naar kijkt. De tafel en de muur achter het eten zijn juist weer contrasterend zwart. Het bovenlichaam van het meisje staat niet alleen in het licht, er is ook gekozen voor de meest verzadigde kleur geel die er maar is. Andere verzadigde kleuren (blauw) zijn door de kunstenaar maar weinig gebruikt, zodat het melkmeisje (niet voor niets de titel van het schilderij) echt het onderwerp blijft. Tot slot de lege witte ruimte rechts, de muur. Dit zou oninteressant kunnen lijken, ware het niet dat deze de donkere rechterzijde van het melkmeisje als het ware 'naar voren brengt'. Dit heet visuele hiërarchie.

De Verenigde Staten van Amerika, Bron: Wikipedia / The World Factbook, CIA


Overigens, ook andere technieken zijn zichtbaar:

  • weglating: onbelangrijke details op de muur, onder de tafel zijn weggehaald.
  • richting van lijnen: het tafelblad is getekend richting het melkmeisje, de enige details op het schilderij die niet betrekking hebben op het melkmeisje (linksboven en rechts beneden) versterken de richting van het licht dat van het raam op het meisje valt.

Ook de beide andere schilderijen zijn op een dergelijke manier te analyseren. De Mona Lisa kent detail, op de achtergrond, maar die is wazig en licht in een andere kleur getekend. Het hoofd wordt daardoor 'opgetild'. Ook krijgt het schilderij diepte door de witte handen, voor de donkere buste te plaatsen.

De schilder heeft op deze manier zowel detail als het hoofdonderwerp in een goede harmonie geschilderd. De details staan er - bij het melkmeisje letterlijk: op tafel -, maar vertolken door het bescheiden voorkomen alleen de rol van ondersteuning: alles ten behoeve van het onderwerp / de boodschap. Dit zorgt voor een weldadige rust, bij beide schilderijen. Misschien behoren beide schilderijen daarom wel tot de mooiste ter wereld.

Een cartograaf kan - en moet - dergelijke technieken ook gebruiken. Visuele hiërachie dient er voor om wat belangrijk is, zo goed mogelijk over te brengen op de kaartlezer, en hem te leiden in wat belangrijk is.

Het kaartvoorbeeld van de VS toont een kaart met meerdere kaartframes. Binnen de kaartframes en tussen de kaartframes zelf is gebruik gemaakt van visuele hiërarchie om de boodschap te ondersteunen:

  • De visuele hiërarchie binnen de kaartframes: De zee is lichtblauw, als een heldere omlijsting van het grijze land. En - zeer opvallend - de staten van de VS zelf zijn geel-groen gemaakt. Vooral op een computerscherm is dit zeer effectief. Merk op dat de grens van de VS (zwart) blijkbaar een belangrijkere grens is dan die van alle andere grenzen. Hierdoor wordt de VS nog verder uitgetild boven de grenzen van de staten en boven de grijze (!) buurlanden. De VS is echt het belangrijkste, zo lijkt de kaart te willen zeggen. Als dat het doel was, is de (inderdaad: Amerikaanse) cartograaf hier goed in geslaagd. Merk overigens op dat de begeleidende tekst van het belangrijkste kaartframe (links onder in het middelste kaartframe, die van de VS) over Mexico is heen geplaatst. Daardoor wordt de onbelangrijkheid van dat gebied nog verder duidelijk gemaakt.
  • De Visuele hiërarchie van de kaart zelf: Zeer mooi is het frame waarin Washington D.C. in is geplaatst. Normaal is Washington D.C. op een kaart van de VS niet snel het belangrijkste. Echter, vanuit het standpunt van de makers van de kaart wél. De CIA is daar gehuisvest, en enig patriotisme prediken is hen niet vreemd. Door dit frame een ander vorm, andere kleur te geven, en - het meest duidelijk - over de ander kaartframes heen te plaatsen, is een prachtig voorbeeld van visuele hiërarchie bereikt: Washington 'staat boven' de andere staten.

Een goede visuele hiërarchie dient de inhoudelijke hiërarchie te onderstrepen / versterken.

Overigens, de kaart van de VS lijkt eerder voor het scherm gemaakt te zijn dan voor een zwart-wit printer. Het grijs van de omringende landen zal donkerder in beeld komen dan de staten en de zee. Op een zwart-wit printer zal de visuele hiërarchie minder goed uitkomen.

Tot slot een kaart met daarop de voorzieningen in het centrum van een (fictieve) stad.

Kaart met een goede visuele hiërarchie
Kaart met een slechte visuele hiërarchie
De werking van een goede visuele hiërarchie

Deze linker kaart - dat is tevens de goede versie - kent de volgende kenmerken die de visuele hiërarchie gebruiken om het tot een goede kaart te laten zijn:

  • Achtergrond is rustiger ten opzichte van de voorgrond (die is gedetailleerder). Alleen de belangrijkste items zijn gelabeld.
  • De kleuren van de vlakken (van wit via licht blauw naar blauw), de lijnen en de punten zijn van licht naar donkerder (of verzadigder)
  • De kleuren van de voorzieningen zijn verzadigder en opvallender dan de kleuren van de wegen. De kleuren van de wegen zijn weer verzadigder en opvallender dan de kleuren van de achtergrond(vlakken). Het belangrijkste (de postkantoren) worden met opvallendere kleuren weergegeven dan alle andere punten, lijnen e vlakken.
  • De lijnen en punten zijn van dun (onbelangrijk) naar dik (belangrijk) weergegeven.
  • Er is niet te ver ingezoomd op het onderwerp (het centrum), waardoor een rustiger kaartbeeld ontstaat. Sterker, de drukte van het centrum, het onderwerp, wordt door de relatieve leegte er omheen onderstreept.

De tweede kaart toont al die kenmerken in de omgekeerde uitvoering. Het is daardoor een kaart met een zeer slechte visuele hiërarchie. Merk onder andere op:

  • Lijnen (wegen) liggen boven op de punten (fout!).
  • Onbelangrijke lijnen (wegen) liggen boven op belangrijkere lijnen (fout!).
  • Brievenbussen zijn te groot weergegeven (zijn immers veel minder belangrijker dan postkantoren) (fout!).
  • Gesloten voorzieningen en nevenvestigingen vallen meer op dan open vestigingen en de hoofdvestiging. Dat komt door de verkeerde kleur en de verkeerde grootte van de symbolen (fout!).
  • Alle objecten hebben een label (het adres) meegekregen, zelfs onbelangrijke brievenbussen buiten het centrum. Het grote aantal labels stoort, de kaart wordt te druk, er is (daardoor) te ver ingezoomd op het midden (fout!).
  • De achtergrond (verzadigde, paarse tinten) valt visueel meer op dan de lichte voorgrond (met punten / postkantoren) (fout!).

De werking van een goede visuele hiërarchie wordt getoond door het rechter figuur. Door donkerdere, verzadigdere kleuren en superpositie van elementen op andere (vlak) elementen wordt de belangrijkheid zoals die door het brein wordt ervaren op een juiste manier afgedwongen. De kaartlezer ervaart de kaart daardoor als het ware drie-dimensionaal; de donkerste elementen worden als hoger en belangrijker ervaren.

Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Visuele hiërarchie is een sterk en onmisbaar middel om kaarten op te maken, en om kaartframes de juiste belangrijkheid mee te geven. Niet alleen grootte en positionering, maar ook licht, kleur en overlapping kunnen hiertoe gebruikt worden om de kaartlezer te helpen. Een visuele hiërachie die in overeenstemming is met de inhoudelijke hiërarchie versterkt de boodschap. Een verkeerde visuele hiërarchie zal daarentegen de kaart ontkrachten, ook al is die verder qua inhoud goed. Voor zowel het kaartframe, als de totale kaart geldt dat de visuele hiërarchie in orde moet zijn.

TIP: Bekijk je eigen en andermans kaarten hoe de visuele hiërarchie gebruikt wordt. Bekijk of die wel in overeenstemming is met de inhoudelijke hiërarchie. Doe dit zowel voor de symbolen (cartografisch, binnen de kaartframes) als voor de onderlinge kaartframes (opmaaktechnisch).

De relatie tussen kaartformaat en detail

De meest gebruikelijke papierformaten, van posterformaat A0 en kleiner. Een A1 is de helft van een A0, een A2 is de helft van een A1, enzovoort.
Een reclameboodschap van veraf gezien. Een reclame boodschap is net als een kaart een grafische uitdrukkingsvorm.
Dezelfde reclameboodschap van dichtbij.

Een kaart ontworpen voor een A0 (zie figuur) kan in theorie op een A4 worden afgedrukt, en andersom. Dit zal echter niet altijd de bedoeling zijn. Sterker, vaak zal dit niet lukken.

Zie de twee foto's van een bekende reclametechniek. Van veraf lijkt het tweede paar 10 euro te kosten. Van dichtbij blijkt dat het tweede paar slechts 10 euro extra korting mee krijgt. En dan ook nog eens alleen schoenen duurder dan 79 euro. Wat is de link met kaarten?

Kaarten en reclameuitingen zijn beide grafische uitdrukkingsvormen om een boodschap over te brengen aan een doelgroep. In het algemeen zal de boodschap van een kaartenmaker goede bedoelingen hebben. De maker van de reclameboodschap heeft waarschijnlijk bewust kleine letters gebruikt. Het lokkertje is van ver te zien, de waarheid pas indien je voor de winkelruit staat. Zou een kaart zo ontworpen zijn, bewust of onbewust, dan kan iemand de kaart dus verkeerd interpreteren.

Een (kaart op een) A0 kan ontworpen zijn om zowel voorin als achter in een zaal zichtbaar te zijn. Dergelijke A0's kunnen vaak best op een A4 worden afgedrukt, voor in een rapportage. Maar wanneer een A0 ontworpen is als referentie of hulp (detailkaart) voor naast iemandsbureau, zal het formaat A0 bewust gekozen zijn om er veel detail op terug te kunnen vinden. Overigens, voor tussenliggende formaten, tussen een A0 en een A4, geldt dit uiteraard ook; zij het wellicht in mindere mate.

In het voorbeeld hieronder worden de verschillen benoemd. Merk op dat het thema hetzelfde is, maar de boodschap niet dezelfde kán zijn. De schaal is wel hetzelfde. Schaal zegt dus niet per definitie iets over de gedetaileerdheid!

De opmaak, inhoud, gedetailleerdheid, hoeveelheid tekst en het lettertype (ook van de titel!) is steeds verschillend, zoals te zien in de figuur en tabel hieronder.

verschillen Gedetailleerde informatie, voor dichtbij (A0-links) Algemene informatie, voor veraf, A0-rechts)
Tekstgrootte klein (ook van titel!) groot ('leesbaar voor achterin de zaal')
Begeleidende tekst Mogelijk, inclusief zelfs index Beperken (wel indien belangrijk, bron en schaal, kleine tekstgrootte kan)
Legenda, labels Veel labels & details zijn mogelijk. Echter streef altijd voor niet te veel details en niet te veel labels, niet te veel verschillende soorten labels/labelstijlen, vermijd altijd overlappende labels Leesbaar, weglaten indien mogelijk
Gebruik Voor het delen van exacte (locatie en benamings) gegevens. Voor persoonlijk gebruik. Voor specialisten, frequente raadpleging, 'achter het bureau' Voor het (eenmalig) illustreren van voorkomen, verscheidenheid of spreiding van een bepaald gegeven. Voor afstemmen beeld aan een groep, 'in een zaal'
Verschillen in kaartopmaak bij een A0-kaart voor dichtbij en een A0-kaart voor veraf.

Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: formaten kunnen bij kaarten gebruikt worden voor verschillende doelen: zichtbaarheid op grotere afstand, en het kwijt kunnen van detail. Voor beide toepassingen geldt een andere kaartop. Layout en lettertype dienen er op geselecteerd te zijn. Een goede kaart laat aan het lettertype zien welk doel een grootformaat heeft en of het ook op een A4 afgedrukt zou kunnen worden.

TIP: Publiceer je kaarten, bijvoorbeeld in PDF, vermeld dan voor welk gebruik het bedoeld is. Kan je zelf een PDF downloaden, let dan op in de begeleidende tekst, of vermeld op de kaart, voor welk doel het gebruikt dient te worden.

Kleuren

In Deel B is dit onderwerp al een aantal malen aan de orde gekomen; via de legenda hebben de symbolen al bepaalde kleuren meegekregen. Maar kleuren spelen ook bij de kaartopmaak een rol. Denk aan de kleuren van de kaartframes, labels, titels, enzovoort. Maar afhankelijk van de media waarmee de kaarten verspreid worden (drukwerk, printers of het scherm) is het van belang om kleuren goed te kiezen. Al deze onderwerpen komen in deel C aan de orde. Vandaar dat hieronder meer theoretische achtergrond over kleuren wordt gegeven.

Via je GIS-software of grafische tekenpakketten kan je elke kleur die je maar wilt kiezen.

Er zijn verschillende systemen om kleuren te selecteren (zie figuur):

Het is logisch dat er verschillende kleur(meng)systemen bestaan, omdat bij drukken en printen kleuren op een andere manier ontstaan dan op een scherm (zie ook het onderstaande figuur). De drie bovenstaande selectiemethoden worden hieronder toegelicht. Toch is het voor de nieuwschieriger lezer verstandig om bovenstaande drie selectiemethoden, en vooral de 'kleur-schuifjes' die er op zichtbaar zijn, in relatie met de genoemde percentages / getallen ernaast, eens heel goed te bekijken. Er is al heel veel uit af te leiden. Lees anders eerst de drie volgende paragrafen, en bekijk bovenstaande afbeelding dan nogmaals. Als het goed is begrijp je dan elk 'schuifje'.

Het HSV-systeem

HSV staat voor Hue (welke kleurtint (golflengte, of 'kleur uit de regenboog' wordt gebruikt), Saturation (de verzadiging van de kleurtint) en de Value (de mate van bijmenging van zwart). Met verzadiging wordt bedoeld hoeveel er van die kleurtint gebruikt wordt ten opzichte van het bijgemengde zwart. 100% verzadigd betekend de kleur zelf zonder bijmenging van zwart. 0 % verzadigd is zwart of grijs, en ziet er voor elke kleur dus hetzelfde uit; immers, er is 0% kleur toegevoegd.

Hieronder zie je ee voorbeeld van hoe de drie variabelen onafhankelijk van elkaar er uitzien wanneer deze variëren:


grootheid voorbeeld-gradiënt bereik
H tint ('hue') van blauw-violet naar groen
S verzadiging ('saturation') van 0 naar 75% verzadiging
V intensiteit ('value') van 0 naar 60% intensiteit


TIP: De intensiteit laten afnemen oftewel de kleur donkerder maken, gebeurt vaak bij kleurenschema's waarbij de hoogste / donkerste klassen extra onderscheid behoeven. De kleur loopt dan van lichtroze naar 100% rood, waarna er in één of meer klassen doorboven zwart wordt toegevoegd.

Kleur: Rood Oranje Geel Groen Blauw Indigo Violet
R O G G B I V
Golflengte (nm): 690 610 580 530 470 430 400

Er zijn uiteraard meer tussenliggende golflengten, maar hierboven zie je de meest basale golflengten en hun kleurnamen die de mensen daaraan hebben gegeven. Let op: in het besturingssysteem Windows van Microsofts wordt ook wel het HSB-systeem gebruikt, waarin de H weer voor Hue (tint) staat, de S weer voor Saturation (verzadiging), en de B voor Brightness. Dit is net weer een ander systeem dus.

Het additief mengen van kleuren zoals bij beeldschermen; het RGB-systeem
Het subtractief mengen van kleuren zoals bij printen en drukken; het CYM(K)-systeem

Bovenstaande kleuren (golflengten) worden op een beeldscherm en op papier nagebootst door het combineren van kleuren. Dat kan omdat het menselijk oog die exacte golflengten toch niet zo nauwkeurig kan waarnemen. Bij een beeldscherm gebeurt dat met het additief mengen van kleuren, op papier gebeurt dat door het subtractief mengen van kleuren. In onderstaande twee paragrafen worden deze twee manieren van het nabootsen van kleuren uitgelegd.

Het RGB-systeem

Een beeldscherm werkt met de schermpixels waarbij Rood (R), Groen (G) en Blauw (B) per pixel niet, maximaal, of daar iets tussen in worden opgelicht. Geen oplichting van alle kleuren R, G en B toont een zwarte pixel. Maximale oplichting van alle kleuren R, G en B levert een witte pixel. Daartussen in verschijnen de kleuren. De waarde nul betekent geen oplichting, de waarde 255 betekent Maximale oplichting. Een RGB-waarde bestaat steeds uit drie opeenvolgende getallen. Een RGB-waarde van 255,0,0 is Rood. Een RGB-waarde van 0,255,0 is groen en een RGB waarde van 255,255,0 levert geel op. Op deze wijze zijn alle tussenliggende kleuren te definiëren. Dit worden ook wel 'ware' kleuren genoemd. Dit zijn: 256 x 256 x 256 = 16.777.216 kleuren. NB: het menselijk oog kan al die kleuren niet eens allemaal zuiver van elkaar onderscheiden. Dit systeem heet additieve kleurenmenging; bundels licht worden gecombineerd; hoe meer licht elke bundel geeft, hoe witter de kleur.

Het CYMK-systeem

Bij drukken en printen (rechts) worden de (druk)tinten Cyaan, Yellow (geel), Magenta en - indien nodig - Zwart gemengd. De K in CYM(K) staat voor blacK of Key. Cyaan is een groen/blauwe drukint, magenta een roze/rode drukinkt. Het is bij de druktechniek gebleken dat deze 3 kleuren, samen met zwart - bij de gangbare vierkleurenpersen - het beste alle kleuren kunnen opleveren. Elke (zeer kleine) plek op het papier krijgt van deze inktkleuren geen, weinig of veel inkt mee. Omdat het papier wit is - in tegenstelling tot het beeldscherm dat in principe zwart is! - betekent het dat wanneer er méér Cyaan, Yellow, Magenta en Zwart wordt toegevoegd, de kleur steeds donkerder uitvalt. Dit heet het subtractieve kleurmengsysteem, omdat er van het witte licht dat het papier weerkaatst, steeds weer meer kleur onttrokken wordt.

Welke manier van het kleuren in stellen je ook gebruikt, de kleuren op het scherm wijken soms sterk af van die op een plotter of printer. Dat komt omdat plotters en printers - net zoals drukwerk - op een wit papier kleuren steeds toevoegen. Op je scherm komen die kleuren met een andere techniek tot stand. Ook een beamer werkt weer anders dan een scherm. Tot slot zijn alle monitoren weer verschillend, en dezelfde monitoren zijn weer verschillend ingesteld. Bij minder kwalitatieve platte beeldschermen is de hoek waaronder je naar het scherm kijkt vaak bepalend voor de kleur. Vooral zachtere kleuren komen op schermen totaal anders over dan op printers en plotters, en ook het uiteindelijke drukwerk zal weer anders zijn.

Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Het RGB-systeem en CYM(K)-systeem zijn verschillende kleurmengsystemen. Het RGB-systeem gaat uit van een additieve kleurmenging. Het start bij een zwarte kleur (zwart scherm). Hoe hoger de RGB-waarden (respectievelijk: Rood, groen en Blauw) hoe lichter de kleur. De maximale RGB waarden (255,255,255) leveren wit. Het CYM(K)-systeem daarentegen gaat uit van een subtratieve kleurenmenging. Het start bij een witte kleur (het witte papier). Hoe hoger de CYM(K)- waarden (respectievelijk Cyaan, Yellow (geel) Magenta en de B van blacK, zwart) hoe donkerder juist de kleur. Het HSV-systeem is geen kleurmengsysteem, maar is gebaseerd op één exacte kleurtint (Hue, oftewel een bepaalde golflengte 'kleur uit de regenboog'), waarna de Saturation de hoeveelheid van die tint bepaalt, en de Value de hoeveelheid bijmenging van zwart. De drie systemen zijn uitwisselbaar.

TIP1: Test de in te stellen kleuren op het scherm altijd op (druk)papier als de output uiteindelijk niet het scherm is, maar ook op (druk)papier moet komen. Printers en plotters, zeker inktjetprinters, zijn vaak van een mindere en wisselende (!) kwaliteit. Voor professionele kaartenmakers zijn er manieren om je scherm te callibreren. Meestal zijn kleuren ook in je GIS- of tekenpakket te converteren van RGB naar CYM(K) naar HSV en weer terug. Lukt dit niet? Zie dan bijvoorbeeld Colorbrewer op het Internet. Hiermee kun je in een aantal stappen (die keurig worden uitgelegd) de ideale kleuren voor choropleten en chorochromatische kaarten bepalen. Nadat het 'ideale' kleurenpalet is bepaald en door jouw getest op een imaginaire kaart kan je deze voor je eigen kaart gebruiken. Maar ook zijn de 'RGB'- en 'CMYK' waarden in te stellen en af te lezen. Soms kunnen ook de kleurennamen worden gebruikt. Mocht je met PMS-kleuren te maken krijgen (Pantome Matching System; dit zijn kleurcodes uit de drukwereld), ook die zijn te converteren naar bijvoorbeeld RGB-waarden. Zie bijvoorbeeld Van PMS naar RGB op het Internet. Kleurwaarden van het ene systeem naar het andere converteren kan bijvoorbeeld met conversies op www.seoconsultants.com.

TIP2: Niet altijd worden de RGB-waarden (maar ook die van de andere kleurmengsystemen) in getallen uitgedrukt van tussen de 0 en 255. Soms zie je getallen zoals bijvoorbeeld FFDAB9. Dat zijn de hexadecimale codes. Het eerte paar getallen (in dit voorbeeld FF) staat voor Rood, de tweede (DA) voor Groen en de derde (B9) voor Blauw. Deze zijn om te rekenen met een rekenmachine of handmatig. Zie bijvoorbeeld op Wikipedia.

TIP3: Meer over kleuren, en het converteren van het RGB- naar het CYM- en HSV-systeem met simpele formules staat op Kleur op Wikipedia.

Webveilige kleuren

Alle 216 webveilige kleuren
Het effect van het instellen van webveilige kleuren op een (rood) kleurenpallet

Dithering, is een voor cartografen, web-ontwerpers en -beheerders niet altijd plezierig effect. Kleuren op het scherm worden door dithering min of meer verminkt (zie later in deze module). Deze techniek kan bewust gebruikt worden bij het maken van (grafische / kaart) bestanden. Vaker gebeurt dit onbewust, namelijk wanneer er met (te) weinig (<256) kleuren wordt gewerkt. Tegenwoordig kunnen bijna alle schermen, servers en browsers véél meer kleuren aan: 'ware kleuren', zoals hierboven uitgelegd.

Toch zijn er een beperkt aantal (VGA) monitoren, servers of browsers die niet alle kleuren ondersteunen. Bedrijven die er véél waarde aan hechten dat hun websites goed worden weergegeven, kiezen daarom voor niet meer dan een aantal van 216 webveilige (Engels: websave) kleuren. Daardoor wordt voorkomen dat met dithering bepaalde tinten worden nagebootst door op een achtergrondkleur, regelmatig of onregelmatig, pixels met een bepaalde andere kleuren er door heen te zetten. Ook voor kaarten zou je dit probleem willen kunnen voorkomen. Overigens zal je dit probleem sporadisch voorkomen. Voor het geval je klachten krijgt; je weet bij deze de oplossingsrichting. Stelt je opdrachtgever de eis dat de kaart (op zijn site) bij elke PC/moinitor er perfect uit moet zien, kies dan gewoon vooraf voor webveilige kleuren.

In de figuur rechtsboven vind je het (beperkende) effect voor het kleurbereik van deze (vervelende) eis. Links zie je alle mogelijke kleuren met 100% rood. Dat wil zeggen Rood (R) = 255, en daarnaast kennen alle Groen (G) en Blauw (B) alle mogelijke waarden van 0 tot 255). In het rechter deel van de figuur zie je de web-veilige varianten daarvan.

Daaronder zie je een kleurenpallet met álle (216) web-veilige kleuren.

Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Kies alleen voor webveilige kleuren wanneer je opdrachtgever hier expliciet om vraagt én wanneer jou product op het web gezet gaat worden, of om vooraf mogelijke problemen te voorkomen. Bij grote effen vlakken met één bepaalde kleur kan dit effect voor lelijke plaatjes zorgen. Voor web-kaarten waar je toch maar enkele kleuren gebruikt is het voor jou waarschijnlijk weinig meer moeite om deze webveilige kleuren te gebruiken. Voor drukwerk-kaarten en alle andere gevallen kies je gewoon het maximum aantal kleuren dat het output format aan kan; meestal is dat ruim 16 miljoen kleuren!

TIP: Meer info en de exacte kleuren (RGB-waarden en dergelijk) vind je onder andere op Websafe kleuren op de Engelse Wikipedia (onder Web-safe colors). Met 'het pipetje' in Microsoft Paint of andere teken-programma's kan je de RGB waarde ook uit het webveilige kleurenpallet van de figuur hierboven 'opsnuiven' / opmeten. Je leest dan de RGB waardes af en vervolgens gebruiken je die in je GIS om de kleuren in de legenda te definiëren. Doe je die conversie achteraf, dan ga ja je waarschijnlijk al direct last krijgen van 'dithering': lelijke puntjes komen te voorschijn op de (vlak) kleuren die niet met de juiste kleuren zijn gedefinieerd.

Kleurgebruik en kleurassociaties

Een etnische kaart van de Kaukasus, toont een veelheid aan kleuren.
Eritrea in de Tweede Wereldoorlog. Deze kaart is voor kleurblinden niet geschikt. De rode wegen hadden beter zwart kunnen zijn, omdat deze rode lijnen zich voornamelijk op een groene achtergrond bevinden.
Of jij als kaartenmaker, of jouw doelgroep, last heeft van kleurenblindheid is na te gaan met de Ishihara-test. Wat is het getal dat tussen de gekleurde stippen zit? Zie je het niet, dan ben je kleurenblind.

Bij het instellen van kleuren dient door de cartograaf uiteraard gelet te worden op:

  • onderscheidbaarheid t.o.v. andere klassen (zie Deel B)
  • onderscheidbaarheid t.o.v. andere kaartlagen (lijn- en puntsymbolen die over vlakkleuren vallen).
  • hoe de kleur over komt bij de doelgroep.

Voor wat betreft het eerste aspect. Er mogen nooit te veel kleuren (klassen) in een kaart staan. Zie de kaart van de Kaukasus. Deze zal (gelukkig) bedoeld zijn voor een specialistische doelgroep, die de tijd en interesse heeft om al deze kleuren te kunnen overzien. Gelukkig zijn de kleuren gegroepeerd (roze tinten horen bij elkaar, rode tinten horen bij elkaar). Maar het is géén overzichtelijke kaart. De kleurverschillen zijn onderling ook te zwak. Zelfs na langdurige bestudering blijft het een lastige kaart. De kaart is - om met de cartograaf Bertin - te spreken, niet een kaart om te zien, maar een leeskaart.

Voor wat betreft dat laatste aspect; kleurenblinden, maar ook ouderen, zien bepaalde kleurencombinaties niet goed. 8 % van de mensen ziet bepaalde kleuren niet goed, of is zelfs kleurenblind. Kleur wegen niet rood als deze over groene vlakken gaan. En kleur de ene soort wegen niet rood en de andere soort groen, om dezelfde reden. Heb je genoeg keuzemogelijkheden, varieer dan niet alleen in kleur, maar ook in lijndikte, lijnstijl, de lichtheid van de kleur, en gebruik eventueel labels bij de verschillend gekleurde wegen. Blauw en groen zijn slecht zichtbaar voor veel ouderen, maar kleurenblinden zien dit verschil vaak weer wel. Wanneer je op save wilt spelen, maak dan je eindproduct, de gekleurde kaart, eens zwart-wit. Is die dan nog goed te lezen, dan zal ook een kleurenblinde er geen probleem mee hebben. Hier een lijst met kleurencombinaties die voor de meesten wél goed onderscheidbaar zijn[3]:

  • rood met blauw of paars
  • blauw met oranje of bruin of grijs
  • paars met oranje of bruin
  • geel met paars of blauw of grijs

Veel kleuren stel je als vanzelf logisch en goed in. De zee wordt blauw, het land groen. Maar bij veel thematische kaarten kan er meer spelen. Hoe geef je verschillende percentages weer als het gaat om AIDS, droogte, islam, of landen waar wel of geen prostitutie wordt gedoogd of toegestaan?

Wat voor jou, of een westers publiek misschien een mooie, evenwichtig gekleurde kaart is, is voor een ander persoon, met een andere cultuur of andere voorkeuren misschien helemaal niet mooi. Wanneer je voor websites met een breed publiek, een multicultureel publiek, of specifiek voor een andere cultuur een kaart gaat maken, moet je rekening houden met hoe mensen bepaalde kleuren beleven. Dit noemt met kleurassociaties. Zeker wanneer je kaart over wellicht gevoelige onderwerpen gaat als de verspreiding van AIDS, het communisme, de islam. Wanneer je het percentage zwarten in de VS met de kleur zwart weergeeft wanneer dat boven de 80% van de bevolking uit komt, lijkt dat een leuke cartografische vondst. Immers, zwart is toch zwart? Nee. Zwart wordt ook met dood, negatief, misdaad en verderf geassocieerd. Hieronder een overzicht van met welke kleuren welke associatie kunnen hebben. De meeste associaties zijn westerse associaties. Daar waar dat niet het geval is, is dat aangegeven.

Kleur Cartografische (meestal topografische) conventies Mogelijke, westerse associaties Enkele niet westerse associaties
Blauw  zee, water, staal (mijnbouw), VN (Verenigde Naties), (zee-)diepte Afzettingen in de Jura (geologische periode), afzettingen uit het Siluur (lichtblauw), afzettingen door ijs, water of de Waddenzee waarheid, helderheid, waardigheid, macht, hemels, positieve getallen, Amerika (of het westen, de NATO, versus de rode, communistische wereld)
Bruin  (vruchtbare) grond, akkers, veenafzettingen, vervuild gebied, geomorfologische vormen zoals bergen, afzettingen uit het Devoon (geologische periode) mannelijkheid, stabiliteit, gewichtigheid, saaiheid, ouwbolligheid, naderend einde, herfst
Groen  gras, vegetatie, bos, laagland, betreedbaar, te ontwikkelen gebied, mariene afzettingen, klei, afzettingen uit het Krijt (geologische periode), afzettingen uit het Ordovicium (geologische periode) blauwroen, afzettingen uit het Cambrium (geologische periode) donkergroen vruchtbaarheid, vrede, natuur, jeugdig, gratis toegankelijk, veilig gebied heilig (islam)
Geel  goud, mijnbouw, droogte, savanne, woestijn, middelhoog (gebergte), (fijn) zand, strand, rivierafzettingen, afzettingen in het Tertiair (geologische periode) energie, vreugde
Oranje  bebouwing, toeristisch gebied, grof (zand), afzettingen uit het Perm (geologische periode), rivierafzettingen feest, niet altijd toegankelijk, oogst, vuur
Rood  vulkanisch, bewoond, dichtbevolkt gevaarlijk, oorlog, warmte, onrust, revolutie, bloed, energie, beweging, verboden toegang, communistisch, belangrijk, negatieve getallen, actie
Paars  (hoog)veen gebied, (zware) industrie koninklijk, rijkdom, katholiek, gevaarlijk (kleur van de kruisvaarders), spiritueel prostitutie (islam)
Roze/Violet  industriegebied, (lichte) industrie / bedrijvenpark, (laag)veengebied, keileemafzettingen feminisme, homo's, gezag, rouw, tweeslachtigheid, geheim, conflict, labiliteit
Wit  sneeuw, vergletsjerd, onbewoond, nog niet bebouwd gebied, gebied in aanleg, 'wel data bekend, maar de waarde is nul', verlichte gebieden licht, neutraal, zuiverheid, netheid, leegte, ongereptheid, ziekte rouw (Suriname / India), ongeluk (India)
Grijs  onbekend, onbepaalde (waarde), afzettingen uit het Carboon (geologische periode) saai, rustig, neutraal
Zwart  niet verlichte gebieden, vulkanische as, lavastromen, steenkool (mijnbouw) dood, rebellie, duisternis, verderf, vernietiging, mysterieus, verbrand
Centraal Europa in 1944-1945
De NAVO en het Warshau-pact (1949-1990). Bestaande tegenstellingen werden in die jaren cartografisch flink benadrukt / versterkt. "Het rode gevaar uit komt duidelijk uit het oosten!'. De vraag is of een dergelijke kaart anno nu nog juist zou overkomen...

Doe met deze tabel je voordeel. Een kaart voor een vakantiefolder zal eerder uit oranje dan grijs moeten bestaan, en een industriegebied is eerder bruin of paars dan wit of groen. Islamitische landen zijn eerder groen dan paars. Uiteraard is deze lijst nooit compleet, het zijn sechts gangbare, algemene voorbeelden. Blauw is misschien wel de meest neutrale, veilige kleur. Daarnaast blijkt dat vrouwen en mannen andere voorkeuren hebben. Kan er gekozen worden tussen rood en blauw? Mannen vinden rode tinten mooier waar vrouwen blauwe tinten willen zien. Kan er gekozen worden tussen oranje en geel? Mannen vinden oranje mooier, vrouwen willen dan gele tinten zien. Moet je choropleten maken voor kaartillustraties in typische mannen-bladen of vrouwen bladen, dan zou je hier misschien gebruik van kunnen maken.

Kijk ook eens naar de troepenbewegingskaart van Centraal Europa. De kleur van Duitsland is ongelukkig gekozen. Dit lijkt wel een zee! Polen, Tsjechoslowakije en Oostenrijk lijken daardoor aan zee te liggen. Daarnaast zijn treden alle achtergrond kleuren te veel op de voorgrond. Het onderwerp (de troepenbewegingen) moeten meer opvallen. De politieke achtergrondkaart had daardwerkelijk lichtere achtergrondkleuren (pasteltinten bijvoorbeeld) moeten hebben. Ook vallen de rode pijlen in Roemenië minder op dan in Tsjechoslowakije. Het gebrek aan dit cartografisch inzicht bij het samenstellen van deze kaart is erg jammer, te meer daar inhoudelijk de kaart met veel aandacht is samengesteld. De boodschap komt, ondanks de moeite die in de kaart is gestoken, echter minder goed aan.

Overigens, bij dergelijke chorochromatische kaarten als die van 'Centraal Europa in 1944-1945' en helemaal die van de 'Etnische kaart van de Kaukasus' is het van belang voor kleine oppervlakken afwijkende, opvallende, en/of verzadigde kleuren te kiezen. Zeker wanneer juist die kleine vlakken relatief belangrijk zijn. Een voorbeeld. De hoogste toppen van bergen zijn over het algemeen én belangrijk én komen per definitie minder vaak voor dan het omringende gebied er omheen. Het is dan ook logisch dat op hoogtekaarten, gebieden boven de 5000 meter dieprood (verzadigd rood) zijn, en gebieden van onder de 2000 meter, zachtere, groene tinten kennen. Bijkomend voordeel: de wegen en dorpen in de lagere gebieden, kunnen op die achtergrond goed worden weergegeven.

Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Kleuren voor zowel topografische als thematische kaarten kan je op een logische wijze uitkiezen. Heide wordt paars vanwege de paarse heideplantjes en water wordt blauw. Vaak zijn dit inmiddels ook conventies geworden. Het is onlogisch om hier van af te wijken. Kleuren brengen, gedeeltelijk afhankelijk van de cultuur, bij veel mensen onbewust of bewust ook uit zich zelf bepaalde gevoelsmatige associaties met zich mee. De meeste zijn algemeen bekend zoals groen is goed en rood is fout, druk bevolkt of communistisch. Houd hier rekening mee bij het uitkiezen van de kleuren.

TIP: Gebruik bovenstaande tabel bij de kleurkeuzes.

Literatuur

Voor literatuur zie Overige informatie en links.


Ga naar de opdrachten en vragen over deze module 'Geo-visualisatie'.



Gefeliciteerd! Je hebt het Handboek Geo-visualisatie afgerond.

  • In het laatste deel Overige Informatie vind je sites om je verder te verdiepen, ideeën op te doen, geo-informatie te kunnen vinden of meer te weten te komen over GIS-software.
  • Succes als GIS-specialist, adviseur, gegevensbeheerder, analist, cartograaf, onderzoeker, beleidsmedewerker of wat je functie dan ook moge zijn!
  1. Designing Better Maps, A Guide for GIS-users; C.A. Brewer, 2005, blz 20 - 22
  2. Making Maps, A visual guide to Map Design for GIS, J. Kryger en D. Wood, 2005; blz 134 t/m 137.
  3. C.A. Brewer; Designing Better Maps, ESRI-press Redlands California, 2005, pag.130
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.