Geo-visualisatie/Deel C: Kaartopmaak: verschil tussen versies
k tip toegevoegd |
k foutje verbeterd |
||
Regel 340: | Regel 340: | ||
<div style="background:#FFEFD5;"> |
<div style="background:#FFEFD5;"> |
||
[[Afbeelding:Crystal Clear app ktip.png|20px]] '''TIP:''' De |
[[Afbeelding:Crystal Clear app ktip.png|20px]] '''TIP:''' De intensiteit laten afnemen oftewel de kleur donkerder maken, gebeurt vaak bij [[Geo-visualisatie/Classificatie#Kleurenschema.27s|kleurenschema's]] waarbij de hoogste / donkerste klassen extra onderscheid behoeven. De kleur loopt dan van lichtroze naar 100% rood, waarna er in één of meer klassen doorboven zwart wordt toegevoegd. |
||
</div> |
</div> |
||
Versie van 22 feb 2008 22:20
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bestand:Boek.gif Doelstellingen van deze module 'Kaartopmaak'
Deze module gaat er van uit dat de data en het GIS inmiddels hun werk hebben gedaan: er is een informatieve kaart, maar de leesbaarheid is nog niet automatisch goed, bijvoorbeeld door slecht kleurgebruik, te veel of te weinig kaartlagen, kaartobjecten of labels. De kaartopmaak moet dus nog worden afgestemd op de kaartlezer. Hoe dat moet, staat in dit laatste deel C. Na het lezen van dit deel kent de lezer de belangrijkste aspecten die daarbij nodig zijn, zoals kleurgebruik, labels, de benodigde kaartelementen en de inrichting daarvan tot een goed kaartbeeld, de visuele hiërarchie, ouputformaten en resolutie. De lezer is zo in staat om de kaart goed op te leveren, en ook (bijna) opgeleverde kaarten te evalueren en verbeteren. Dat laatst kan met opdrachten en vragen getest worden.
Vooraf / over de subjectiviteit van de cartografieTuinarchitect, modeontwerper, beeldhouwer, binnenhuisarchitect, stylist van een magazine en reclameontwerper. Dit zijn stuk voor stuk beroepen waarbij de ene persoon wél een bepaalde gave lijkt te hebben en de andere niet. Hun succes lijkt er aan af te lezen. De succesvollen onder hen lijken een speciaal gevoel voor ruimte, kleur, verhoudingen te hebben. Hun producten komen wel over, slaan wel aan, worden wel gekocht, zijn veel besproken en worden nagemaakt... Bij kaartopmaak is dit ook zo. Het aspect geo-visualisatie uit deel B was nog theoretisch goed te onderbouwen. Een discussie was minder vaak nodig. De theorie bepaalde daar nog het aantal klassen waarin de data moest worden opgedeeld, of er genormaliseerd moest worden, en hoe de kleuren gekozen moesten worden. Geo-visualisatie stond nog 'dicht bij de data', werd sterk door de (on)mogelijkheden van de geo-informatie en het thema bepaald. Kaartopmaak staat 'dichter bij de eindgebruiker'.Bij kaartopmaak speelt er meer. Naast visuele regels en richtlijnen uit de communicatie spelen soms minder grijpbare begrippen als smaak, gevoel en ervaring meer een rol. Subjective begrippen dus. En sommige ontwerpers pakken dat gevoel sneller op dan een ander. Zij hebben die gave van zichzelf en leren het snel. Waar moeten de labels staan, waar plaats ik de kaartonderdelen als legenda, titel en een eventuele toelichting? Wat is letterlijk achtergrondinformatie? De ene durft meer, is creatiever. De ander is wat behoudender, traditioneler. Moet er altijd wel kleur gebruikt worden? Een slecht ontworpen kaart wordt terzijde geschoven. Wanneer de kaart niet lekker smoelt, de pixels van de te grove resolutie zichtbaar zijn, als de titel onduidelijk is, de onderdelen niet netjes uitgelijnd zijn of de kaart op een andere wijze hobbymatig overkomt, zal de inhoud van de kaart - hoe belangrijk ook - niet gezien worden. Het is net als bij een boek. Is de kaft saai en het letterype slecht leesbaar, dan wordt de inhoud ook niet bekeken. Middels vele simpele cartografische richtlijnen en voorbeelden zal in dit deel blijken dat de kaartopmaak niet alleen een kwestie is van smaak, gevoel en ervaring, maar ook van simpel nadenken over het doel van de kaart en de eindgebruiker. De laatste stap van het proces, de kaartopmaak, kan een kaart maken of breken. Het is vanuit communicatief standpunt gezien de belangrijkste stap. En daarmee een dankbare, leuke en vaak creatieve stap. Toch kunnen we het niet ontkennen: kaartopmaak is voor een GIS-specialist een niet te onderschatten (cartografische) kunst. Net zoals dat het geval is bij die andere expressieve beroepen. Je moet je moet ermee gestoeid hebben, je moet er een gevoel voor hebben en ..., je moet er enige kennis van hebben... KaartonderdelenEen kaartgebruiker zal willen weten welk deel van de wereld wordt afgebeeld en hoe de kaart is geörienteerd. Een juiste, overdachte titel (bijvoorbeeld "Bevolkingsdichtheid" in plaats van "Bevolking") kan er voor zorgen dat de legenda niet eens geraadpleegd hoeft te worden. Een kaart moet daarom vergezeld gaan van de volgende kaartonderdelen:
TIP: Een goede kaart is een kaart waarvan de legenda zo min mogelijk geraadpleegd hoeft te worden. Denk aan groene driehoekjes voor campings, blauwe huisjes met een golfje eronder voor overdekte zwembaden, en het gebruikelijke oranje voor bebouwde gebieden. Een goede kaart heeft maximaal 6 tot 8 kleuren, maar dat is ook afhankelijk van de doelgroep. Bij geologische kaarten en bodemkaarten wordt hier noodzakelijkerwijs van afgeweken; hier moeten nu eenmaal meer legendaeenheden worden beschreven. Dan wordt er gewerkt met kleurgroepen. Alle kalk-achtige gebieden hebben dan een blauw-achtige kleur, bijvoorbeeld. Een goede kaart maken is te vergelijken met goed communiceren. De maker van een kaart moet kennis hebben van de onderliggende informatie, van de problematiek, van de doelstelling van de kaart en van (de kennis van) de doelgroep. TitelDe titel dient in het ideale geval de volgende drie 'W's' te bevatten:
Soms zullen daar nog twee 'W's' aan toegevoegd kunnen worden:
Soms zullen enkele van de eerstgenoemde drie 'W's' juist mogen ontbreken:
Daarnaast dienen die drie aspecten zo kernachtig mogelijk te worden opgeschreven. Dit zijn dus goede voorbeelden:
Een titel staat altijd (links) boven aan een kaart, nooit ergens anders. Een (westerse) kaartlezer leest immers van links boven naar rechts beneden. De lettergrootte van de titel dient minimaal twee tot drie maal zo groot te zijn als de letters die elders op de kaart gebruikt worden. Langere titels kunnen voorzien worden van een ondertitel / subtitel. Zeker bij een kaartserie kan dit handig zijn. Denk bijvoorbeeld aan:
Wanneer je kaarten maakt voor een website, komt het vaak voor dat die titel onder de afbeelding (kaart) wordt gezet. In die gevallen laat je de titel weg, maar geef je de exacte titel door aan de webbeheerder. Dit kan uiteraard ook gelden voor drukwerk. Creatieve koppen, koppen met humor, uitroeptekens, vraagtekens zijn niet gewenst. Houd je titel kort en zakelijk. Gebruik in principe geen afkortingen, of de doelgroep moet die afkortingen kennen. NS (Nederlandse Spoorwegen) mag, maar gebruik liever Verenigde Staten in plaats van VS. Vermijd obv, a.g.v. en andere cryptische afkortingen die de kaartlezer zullen afschrikken. Zorg voor niet te veel tekst. De titel "Locaties Joodse synagoges in Amsterdam 2007" in een krant van vandaag kan beter worden: "Synagoges Amsterdam". Uit het feit dat de synagoges op een kaart staan, weet de lezer al dat het om de locaties gaat. Joodse en synagoges is dubbel, en 2007 is in een krant niet nodig, bijvoorbeeld bij een artikel over de onderhoudstaat van nu synagoges op dit moment. Overzichtskaarten, detailkaarten en 'locatormaps'Bij een kaart is niet altijd sprake van slechts één kaartframe. Is er sprake van het aspect 'tijd', of worden er meerdere thema's van één en hetzelfde gebied weergegeven, dan zijn meerdere kaarten naast elkaar te zien.
Hieronder word van beide soorten 'inzet'kaarten een voorbeeld gegeven. Rechts twee zogenaamde 'locatormaps' (Engelse term; Nederlandse term onbekend). De naam 'locatormap' wordt vaak gebruikt voor heel simpele voorbeelden van overzichtskaarten. Het eerste voorbeeld toont een locatormap zonder overzichtskaart, het voorbeeld uiterst rechts toont een locatormap mét overzichtskaart. Locatormaps zijn vaak 'slechts' (maar zeer waardevolle) topografische illustraties en geen thematische kaarten. Ze worden veel in reisbrochures, internet en in kranten gebruikt. Zie ook de vele voorbeelden van locatormaps op Wikimedia Commons. TIP1: Voor overzichtskaarten geldt dat hierin de ligging van de hoofdkaart op moet worden weergegeven. Voor detailkaarten geldt dat op de hoofdkaart de ligging van de detailkaart moet zijn aangegeven. Anders mist deze extra steun aan de kaartlezer wellicht zijn doel. TIP2 in het geval van detailkaarten: Door in of direct bij alle kaartframes een schaalaanduiding of schaalstok te zetten, geef je de kaartlezer expliciet een waarschuwing: de objecten liggen op beide kaartframes visueel misschien even ver uit elkaar en de labels zijn misschien visueel even groot, maar de beide kaarten mogen niet direct vergeleken worden. TIP3: Zorg dat de ligging (vorm én positie) van de rechthoek (soms: cirkel) van waar de detailkaart (op de hoofdkaart) of de hoofkaart (op de overzichtskaart) klopt. Wordt dit slordig uitgevoerd, dan zal de kaartlezer al gauw gaan twijfelen aan de juistheid van de rest van de kaart. Die ligging wordt namelijk vaak handmatig aangebracht door het toevoegen ven een rechthoek. Overigens, sommige GIS-pakketten die kunnen werken met meerdere kaartframes, kunnen dit wel geheel automatisch en foutloos. TIP4: Zorg voor een goede balans tussen de grootte van de overzichtskaart en de detailkaart ten opzichte van de hoofdkaart. De hoofdkaart dient in vrijwel alle gevallen de grootste kaart te zijn; daar gaat het immers om. De overzichtskaart dient bij voorkeur ook niet met spetterende kleuren en veel detail behebt te zijn; dat leidt de aandacht af van de hoofdkaart. ConcessiesConsessies aan bovenstaande 'minimale eisen' kunnen gedaan worden:
Informatie-lagenIn Deel B hebben we de basis gelegd voor een mooie thematische kaart. Door een juiste classificatie en een mooie symbologie hebben we een mooie kaart. Of toch niet? Inderdaad, er zullen altijd extra kaartlagen (informatie-lagen) bij moeten. Dat kan om drie redenen:
Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Een kaart bestaat uit een titel, een kaartframe, legenda, en meestal ook een noorpijl en schaalaanduiding en begeleidende tekst. Het kaartframe bevat een aantal informatielagen ('kaartlagen') over elkaar heen, met daarin voor elke kaartlaag meerdere ruimtelijke objecten. Het aantal zichtbare ruimtelijke objecten en het aantal informatielagen dient beperkt en afgestemd te zijn op het doel en de doelgroep van de kaart. De titel verdient veel aandacht, en zorgt er - in het goede geval - voor dat de kaart niet verkeerd geïnterpreteerd hoeft te worden, en dat de legenda niet noodzakelijkerwijs geraadpleegd hoeft te worden. TIPS over kaartopmaak (de 'layout' van de gehele kaart):
Speel wat met allerlei mogelijkheden van het opmaken / layouten van de kaartonderdelen. Kom je er niet uit probeer dan eens een ander kaartformaat, bijvoorbeeld Nederland op een landscape-formaat (horizontaal gelegen) in plaats van het voor de handliggende portret-formaat (verticaal gelegen). TIP over de finishing touch / het gebruik van tekenpakketten Lege ruimten op de kaart zelf / wel of niet maximaal inzoomenIn een goede klassieke film zal de regisseur een stilte laten vallen na een belangrijke opmerking. Of er wordt ingezoomd op een voorwerp dat de sleutel zal worden bij het oplossen van een misdaad. Een kaartenmaker kent ook deze twee technieken ook.
Intermezzo: Kaarten in reclame / de afdeling Marketing
Dit alles staat in dienst van een snel leesbare kaart: Ietsje verder is ietsje duurder, maar nog steeds onder de honderd euro. En doordat er zo ver ingezoomd is op Europa, kom je niet op het idee dat je ook naar Barcelona of Milaan zou kunnen; dan is niet de trein maar het vliegtuig plotseling goedkoper. Dat is de reden dat hier dus zo ver ingezoomd is. Je hebt door de 'volle' kaart (al die labels bij elkaar) ook het idee dat deze steden zo ongeveer alle steden zijn. Kies maar uit deze opties, lijkt de kaart te zeggen. Dat de steden niet exact op de juiste plek worden gezet is geen enkel probleem. De ondergrond is zo algemeen weergegeven, en de labels zijn zo groot, dat waarschijnlijk geen enkele kaartlezer op het idee komt om de exacte afstanden na te meten of de ligging van de steden te controleren. Overigens; dit is een mooi voorbeeld van de meerwaarde van een kaart: een tabel met prijzen en namen van deze steden had nooit zo'n mooi overzicht gegeven voor de reiziger; die weet vaak al de richting waar die heen wil; door de kaart wordt hij daar weer op gewezen.
Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Cartografen vinden witte vlakken dus om meerdere redenen fantastisch! Less is more! Vul die ruimten niet zonder meer op met bijvoorbeeld labels of begeleidende tekst. Die ruimten hebben een functie. Sterker: creëer die ruimten om het onderwerp meer aandacht te geven. Zoom niet per definitie maximaal in op een fenomeen / een deel van de kaart. TIP: Bedenk wat het onderwerp is van de kaart. Betreft het 't fenomeen (hoe zijn de kalksteengrotten verspreid, waar liggen ze), zoom daar dan maximaal op in, ook al liggen alle kalksteengrotten in het oosten van België. Betreft het 't gebied (waar bevinden zich in België kalksteengrotten), zoom dan niet in op het fenomeen in het oosten van België, maar laat héél België zien. Andere opties zijn het gebruik maken van een 'inzet'. Dit is nodig als het fenomeen zich alléén of voornamelijk in één bepaald gebied zich bevindt. Laat dan op een kleine kaart het héle gebied / land zien, en laat op de hoofdkaart het fenomeen (al die grotten daar bij elkaar) flink ingezoomd zien. Zowel 'het detail' van het fenomeen is zichtbaar, als de ligging ten opzichte van het hele gebied. Visuele hiërarchieWanneer een schilder een onderwerp bepaalde nadruk wil geven, kan hij onder andere gebruik maken van technieken als licht en donker en afwijkende kleuren. In een aantal van de beroemdste schilderijen is dit goed te zien. Rembrandt van Rijn en Johannes Vermeer staan bekend als 'lichtkunstenaars'. Bij het Melkmeisje van Vermeer zie je dat de aandacht van het meisje gericht is op waar zij voor moet zorgen: het eten. Dat komt niet alleen door dat haar blik daar op gericht is. De lichtstralen vanuit het raam versterken namelijk dit effect: zij verlichten dat waar zij naar kijkt. De tafel en de muur achter het eten zijn juist weer contrasterend zwart. Het bovenlichaam van het meisje staat niet alleen in het licht, er is ook gekozen voor de meest verzadigde kleur geel die er maar is. Andere verzadigde kleuren (blauw) zijn door de kunstenaar maar weinig gebruikt, zodat het melkmeisje (niet voor niets de titel van het schilderij) echt het onderwerp blijft. Tot slot de lege witte ruimte rechts, de muur. Dit zou oninteressant kunnen lijken, ware het niet dat deze de donkere rechterzijde van het melkmeisje als het ware 'naar voren brengt'. Dit heet visuele hiërarchie.
Ook de beide andere schilderijen zijn op een dergelijke manier te analyseren. De Mona Lisa kent detail, op de achtergrond, maar die is wazig en licht in een andere kleur getekend. Het hoofd wordt daardoor 'opgetild'. Ook krijgt het schilderij diepte door de witte handen, voor de donkere buste te plaatsen. De schilder heeft op deze manier zowel detail als het hoofdonderwerp in een goede harmonie geschilderd. De details staan er - bij het melkmeisje letterlijk: op tafel -, maar vertolken door het bescheiden voorkomen alleen de rol van ondersteuning: alles ten behoeve van het onderwerp / de boodschap. Dit zorgt voor een weldadige rust, bij beide schilderijen. Misschien behoren beide schilderijen daarom wel tot de mooiste ter wereld. Een cartograaf kan - en moet - dergelijke technieken ook gebruiken. Visuele hiërachie dient er voor om wat belangrijk is, zo goed mogelijk over te brengen op de kaartlezer, en hem te leiden in wat belangrijk is. Het kaartvoorbeeld van de VS toont een kaart met meerdere kaartframes. Binnen de kaartframes en tussen de kaartframes zelf is gebruik gemaakt van visuele hiërarchie om de boodschap te ondersteunen:
Een goede visuele hiërarchie dient de inhoudelijke hiërarchie te onderstrepen / versterken. Overigens, de kaart van de VS lijkt eerder voor het scherm gemaakt te zijn dan voor een zwart-wit printer. Het grijs van de omringende landen zal donkerder in beeld komen dan de staten en de zee. Op een zwart-wit printer zal de visuele hiërarchie minder goed uitkomen. Tot slot een kaart met daarop de voorzieningen in het centrum van een (fictieve) stad. Deze linker kaart - dat is tevens de goede versie - kent de volgende kenmerken die de visuele hiërarchie gebruiken om het tot een goede kaart te laten zijn:
De tweede kaart toont al die kenmerken in de omgekeerde uitvoering. Het is daardoor een kaart met een zeer slechte visuele hiërarchie. Merk onder andere op:
De werking van een goede visuele hiërarchie wordt getoond door het rechter figuur. Door donkerdere, verzadigdere kleuren en superpositie van elementen op andere (vlak) elementen wordt de belangrijkheid zoals die door het brein wordt ervaren op een juiste manier afgedwongen. De kaartlezer ervaart de kaart daardoor als het ware drie-dimensionaal; de donkerste elementen worden als hoger en belangrijker ervaren. Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Visuele hiërarchie is een sterk en onmisbaar middel om kaarten op te maken, en om kaartframes de juiste belangrijkheid mee te geven. Niet alleen grootte en positionering, maar ook licht, kleur en overlapping kunnen hiertoe gebruikt worden om de kaartlezer te helpen. Een visuele hiërachie die in overeenstemming is met de inhoudelijke hiërarchie versterkt de boodschap. Een verkeerde visuele hiërarchie zal daarentegen de kaart ontkrachten, ook al is die verder qua inhoud goed. Voor zowel het kaartframe, als de totale kaart geldt dat de visuele hiërarchie in orde moet zijn. TIP: Bekijk je eigen en andermans kaarten hoe de visuele hiërarchie gebruikt wordt. Bekijk of die wel in overeenstemming is met de inhoudelijke hiërarchie. Doe dit zowel voor de symbolen (cartografisch, binnen de kaartframes) als voor de onderlinge kaartframes (opmaaktechnisch). De relatie tussen kaartformaat en detailEen kaart ontworpen voor een A0 (zie figuur) kan in theorie op een A4 worden afgedrukt, en andersom. Dit zal echter niet altijd de bedoeling zijn. Sterker, vaak zal dit niet lukken. Zie de twee foto's van een bekende reclametechniek. Van veraf lijkt het tweede paar 10 euro te kosten. Van dichtbij blijkt dat het tweede paar slechts 10 euro extra korting mee krijgt. En dan ook nog eens alleen schoenen duurder dan 79 euro. Wat is de link met kaarten? Kaarten en reclameuitingen zijn beide grafische uitdrukkingsvormen om een boodschap over te brengen aan een doelgroep. In het algemeen zal de boodschap van een kaartenmaker goede bedoelingen hebben. De maker van de reclameboodschap heeft waarschijnlijk bewust kleine letters gebruikt. Het lokkertje is van ver te zien, de waarheid pas indien je voor de winkelruit staat. Zou een kaart zo ontworpen zijn, bewust of onbewust, dan kan iemand de kaart dus verkeerd interpreteren. Een (kaart op een) A0 kan ontworpen zijn om zowel voorin als achter in een zaal zichtbaar te zijn. Dergelijke A0's kunnen vaak best op een A4 worden afgedrukt, voor in een rapportage. Maar wanneer een A0 ontworpen is als referentie of hulp (detailkaart) voor naast iemandsbureau, zal het formaat A0 bewust gekozen zijn om er veel detail op terug te kunnen vinden. Overigens, voor tussenliggende formaten, tussen een A0 en een A4, geldt dit uiteraard ook; zij het wellicht in mindere mate. In het voorbeeld hieronder worden de verschillen benoemd. Merk op dat het thema hetzelfde is, maar de boodschap niet dezelfde kán zijn. De schaal is wel hetzelfde. Schaal zegt dus niet per definitie iets over de gedetaileerdheid! De opmaak, inhoud, gedetailleerdheid, hoeveelheid tekst en het lettertype (ook van de titel!) is steeds verschillend, zoals te zien in de figuur en tabel hieronder.
Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: formaten kunnen bij kaarten gebruikt worden voor verschillende doelen: zichtbaarheid op grotere afstand, en het kwijt kunnen van detail. Voor beide toepassingen geldt een andere kaartop. Layout en lettertype dienen er op geselecteerd te zijn. Een goede kaart laat aan het lettertype zien welk doel een grootformaat heeft en of het ook op een A4 afgedrukt zou kunnen worden. TIP: Publiceer je kaarten, bijvoorbeeld in PDF, vermeld dan voor welk gebruik het bedoeld is. Kan je zelf een PDF downloaden, let dan op in de begeleidende tekst, of vermeld op de kaart, voor welk doel het gebruikt dient te worden. KleurenIn Deel B is dit onderwerp al een aantal malen aan de orde gekomen; via de legenda hebben de symbolen al bepaalde kleuren meegekregen. Maar kleuren spelen ook bij de kaartopmaak een rol. Denk aan de kleuren van de kaartframes, labels, titels, enzovoort. Maar afhankelijk van de media waarmee de kaarten verspreid worden (drukwerk, printers of het scherm) is het van belang om kleuren goed te kiezen. Al deze onderwerpen komen in deel C aan de orde. Vandaar dat hieronder meer theoretische achtergrond over kleuren wordt gegeven. Via je GIS-software of grafische tekenpakketten kan je elke kleur die je maar wilt kiezen. Er zijn verschillende systemen om kleuren te selecteren (zie figuur): Het is logisch dat er verschillende kleur(meng)systemen bestaan, omdat bij drukken en printen kleuren op een andere manier ontstaan dan op een scherm (zie ook het onderstaande figuur). De drie bovenstaande selectiemethoden worden hieronder toegelicht. Toch is het voor de nieuwschieriger lezer verstandig om bovenstaande drie selectiemethoden, en vooral de 'kleur-schuifjes' die er op zichtbaar zijn, in relatie met de genoemde percentages / getallen ernaast, eens heel goed te bekijken. Er is al heel veel uit af te leiden. Lees anders eerst de drie volgende paragrafen, en bekijk bovenstaande afbeelding dan nogmaals. Als het goed is begrijp je dan elk 'schuifje'. Het HSV-systeemHSV staat voor Hue (welke kleurtint (golflengte, of 'kleur uit de regenboog' wordt gebruikt), Saturation (de verzadiging van de kleurtint) en de Value (de mate van bijmenging van zwart). Met verzadiging wordt bedoeld hoeveel er van die kleurtint gebruikt wordt ten opzichte van het bijgemengde zwart. 100% verzadigd betekend de kleur zelf zonder bijmenging van zwart. 0 % verzadigd is zwart of grijs, en ziet er voor elke kleur dus hetzelfde uit; immers, er is 0% kleur toegevoegd. Hieronder zie je ee voorbeeld van hoe de drie variabelen onafhankelijk van elkaar er uitzien wanneer deze variëren:
TIP: De intensiteit laten afnemen oftewel de kleur donkerder maken, gebeurt vaak bij kleurenschema's waarbij de hoogste / donkerste klassen extra onderscheid behoeven. De kleur loopt dan van lichtroze naar 100% rood, waarna er in één of meer klassen doorboven zwart wordt toegevoegd.
Er zijn uiteraard meer tussenliggende golflengten, maar hierboven zie je de meest basale golflengten en hun kleurnamen die de mensen daaraan hebben gegeven. Let op: in het besturingssysteem Windows van Microsofts wordt ook wel het HSB-systeem gebruikt, waarin de H weer voor Hue (tint) staat, de S weer voor Saturation (verzadiging), en de B voor Brightness. Dit is net weer een ander systeem dus. Bovenstaande kleuren (golflengten) worden op een beeldscherm en op papier nagebootst door het combineren van kleuren. Dat kan omdat het menselijk oog die exacte golflengten toch niet zo nauwkeurig kan waarnemen. Bij een beeldscherm gebeurt dat met het additief mengen van kleuren, op papier gebeurt dat door het subtractief mengen van kleuren. In onderstaande twee paragrafen worden deze twee manieren van het nabootsen van kleuren uitgelegd. Het RGB-systeemEen beeldscherm werkt met de schermpixels waarbij Rood (R), Groen (G) en Blauw (B) per pixel niet, maximaal, of daar iets tussen in worden opgelicht. Geen oplichting van alle kleuren R, G en B toont een zwarte pixel. Maximale oplichting van alle kleuren R, G en B levert een witte pixel. Daartussen in verschijnen de kleuren. De waarde nul betekent geen oplichting, de waarde 255 betekent Maximale oplichting. Een RGB-waarde bestaat steeds uit drie opeenvolgende getallen. Een RGB-waarde van 255,0,0 is Rood. Een RGB-waarde van 0,255,0 is groen en een RGB waarde van 255,255,0 levert geel op. Op deze wijze zijn alle tussenliggende kleuren te definiëren. Dit worden ook wel 'ware' kleuren genoemd. Dit zijn: 256 x 256 x 256 = 16.777.216 kleuren. NB: het menselijk oog kan al die kleuren niet eens allemaal zuiver van elkaar onderscheiden. Dit systeem heet additieve kleurenmenging; bundels licht worden gecombineerd; hoe meer licht elke bundel geeft, hoe witter de kleur. Het CYMK-systeemBij drukken en printen (rechts) worden de (druk)tinten Cyaan, Yellow (geel), Magenta en - indien nodig - Zwart gemengd. De K in CYM(K) staat voor blacK of Key. Cyaan is een groen/blauwe drukint, magenta een roze/rode drukinkt. Het is bij de druktechniek gebleken dat deze 3 kleuren, samen met zwart - bij de gangbare vierkleurenpersen - het beste alle kleuren kunnen opleveren. Elke (zeer kleine) plek op het papier krijgt van deze inktkleuren geen, weinig of veel inkt mee. Omdat het papier wit is - in tegenstelling tot het beeldscherm dat in principe zwart is! - betekent het dat wanneer er méér Cyaan, Yellow, Magenta en Zwart wordt toegevoegd, de kleur steeds donkerder uitvalt. Dit heet het subtractieve kleurmengsysteem, omdat er van het witte licht dat het papier weerkaatst, steeds weer meer kleur onttrokken wordt. Welke manier van het kleuren in stellen je ook gebruikt, de kleuren op het scherm wijken soms sterk af van die op een plotter of printer. Dat komt omdat plotters en printers - net zoals drukwerk - op een wit papier kleuren steeds toevoegen. Op je scherm komen die kleuren met een andere techniek tot stand. Ook een beamer werkt weer anders dan een scherm. Tot slot zijn alle monitoren weer verschillend, en dezelfde monitoren zijn weer verschillend ingesteld. Bij minder kwalitatieve platte beeldschermen is de hoek waaronder je naar het scherm kijkt vaak bepalend voor de kleur. Vooral zachtere kleuren komen op schermen totaal anders over dan op printers en plotters, en ook het uiteindelijke drukwerk zal weer anders zijn. Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Het RGB-systeem en CYM(K)-systeem zijn verschillende kleurmengsystemen. Het RGB-systeem gaat uit van een additieve kleurmenging. Het start bij een zwarte kleur (zwart scherm). Hoe hoger de RGB-waarden (respectievelijk: Rood, groen en Blauw) hoe lichter de kleur. De maximale RGB waarden (255,255,255) leveren wit. Het CYM(K)-systeem daarentegen gaat uit van een subtratieve kleurenmenging. Het start bij een witte kleur (het witte papier). Hoe hoger de CYM(K)- waarden (respectievelijk Cyaan, Yellow (geel) Magenta en de B van blacK, zwart) hoe donkerder juist de kleur. Het HSV-systeem is geen kleurmengsysteem, maar is gebaseerd op één exacte kleurtint (Hue, oftewel een bepaalde golflengte 'kleur uit de regenboog'), waarna de Saturation de hoeveelheid van die tint bepaalt, en de Value de hoeveelheid bijmenging van zwart. De drie systemen zijn uitwisselbaar. TIP1: Test de in te stellen kleuren op het scherm altijd op (druk)papier als de output uiteindelijk niet het scherm is, maar ook op (druk)papier moet komen. Printers en plotters, zeker inktjetprinters, zijn vaak van een mindere en wisselende (!) kwaliteit. Voor professionele kaartenmakers zijn er manieren om je scherm te callibreren. Meestal zijn kleuren ook in je GIS- of tekenpakket te converteren van RGB naar CYM(K) naar HSV en weer terug. Lukt dit niet? Zie dan bijvoorbeeld Colorbrewer op het Internet. Hiermee kun je in een aantal stappen (die keurig worden uitgelegd) de ideale kleuren voor choropleten en chorochromatische kaarten bepalen. Nadat het 'ideale' kleurenpalet is bepaald en door jouw getest op een imaginaire kaart kan je deze voor je eigen kaart gebruiken. Maar ook zijn de 'RGB'- en 'CMYK' waarden in te stellen en af te lezen. Soms kunnen ook de kleurennamen worden gebruikt. Mocht je met PMS-kleuren te maken krijgen (Pantome Matching System; dit zijn kleurcodes uit de drukwereld), ook die zijn te converteren naar bijvoorbeeld RGB-waarden. Zie bijvoorbeeld Van PMS naar RGB op het Internet. Kleurwaarden van het ene systeem naar het andere converteren kan bijvoorbeeld met conversies op www.seoconsultants.com. TIP2: Niet altijd worden de RGB-waarden (maar ook die van de andere kleurmengsystemen) in getallen uitgedrukt van tussen de 0 en 255. Soms zie je getallen zoals bijvoorbeeld FFDAB9. Dat zijn de hexadecimale codes. Het eerte paar getallen (in dit voorbeeld FF) staat voor Rood, de tweede (DA) voor Groen en de derde (B9) voor Blauw. Deze zijn om te rekenen met een rekenmachine of handmatig. Zie bijvoorbeeld op Wikipedia. TIP3: Meer over kleuren, en het converteren van het RGB- naar het CYM- en HSV-systeem met simpele formules staat op Kleur op Wikipedia. Webveilige kleurenDithering, is een voor cartografen, web-ontwerpers en -beheerders niet altijd plezierig effect. Kleuren op het scherm worden door dithering min of meer verminkt (zie later in deze module). Deze techniek kan bewust gebruikt worden bij het maken van (grafische / kaart) bestanden. Vaker gebeurt dit onbewust, namelijk wanneer er met (te) weinig (<256) kleuren wordt gewerkt. Tegenwoordig kunnen bijna alle schermen, servers en browsers véél meer kleuren aan: 'ware kleuren', zoals hierboven uitgelegd. Toch zijn er een beperkt aantal (VGA) monitoren, servers of browsers die niet alle kleuren ondersteunen. Bedrijven die er véél waarde aan hechten dat hun websites goed worden weergegeven, kiezen daarom voor niet meer dan een aantal van 216 webveilige (Engels: websave) kleuren. Daardoor wordt voorkomen dat met dithering bepaalde tinten worden nagebootst door op een achtergrondkleur, regelmatig of onregelmatig, pixels met een bepaalde andere kleuren er door heen te zetten. Ook voor kaarten zou je dit probleem willen kunnen voorkomen. Overigens zal je dit probleem sporadisch voorkomen. Voor het geval je klachten krijgt; je weet bij deze de oplossingsrichting. Stelt je opdrachtgever de eis dat de kaart (op zijn site) bij elke PC/moinitor er perfect uit moet zien, kies dan gewoon vooraf voor webveilige kleuren. In de figuur rechtsboven vind je het (beperkende) effect voor het kleurbereik van deze (vervelende) eis. Links zie je alle mogelijke kleuren met 100% rood. Dat wil zeggen Rood (R) = 255, en daarnaast kennen alle Groen (G) en Blauw (B) alle mogelijke waarden van 0 tot 255). In het rechter deel van de figuur zie je de web-veilige varianten daarvan. Daaronder zie je een kleurenpallet met álle (216) web-veilige kleuren. Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Kies alleen voor webveilige kleuren wanneer je opdrachtgever hier expliciet om vraagt én wanneer jou product op het web gezet gaat worden, of om vooraf mogelijke problemen te voorkomen. Bij grote effen vlakken met één bepaalde kleur kan dit effect voor lelijke plaatjes zorgen. Voor web-kaarten waar je toch maar enkele kleuren gebruikt is het voor jou waarschijnlijk weinig meer moeite om deze webveilige kleuren te gebruiken. Voor drukwerk-kaarten en alle andere gevallen kies je gewoon het maximum aantal kleuren dat het output format aan kan; meestal is dat ruim 16 miljoen kleuren! TIP: Meer info en de exacte kleuren (RGB-waarden en dergelijk) vind je onder andere op Websafe kleuren op de Engelse Wikipedia (onder Web-safe colors). Met 'het pipetje' in Microsoft Paint of andere teken-programma's kan je de RGB waarde ook uit het webveilige kleurenpallet van de figuur hierboven 'opsnuiven' / opmeten. Je leest dan de RGB waardes af en vervolgens gebruiken je die in je GIS om de kleuren in de legenda te definiëren. Doe je die conversie achteraf, dan ga ja je waarschijnlijk al direct last krijgen van 'dithering': lelijke puntjes komen te voorschijn op de (vlak) kleuren die niet met de juiste kleuren zijn gedefinieerd. Kleurgebruik en kleurassociatiesBij het instellen van kleuren dient door de cartograaf uiteraard gelet te worden op:
Voor wat betreft het eerste aspect. Er mogen nooit te veel kleuren (klassen) in een kaart staan. Zie de kaart van de Kaukasus. Deze zal (gelukkig) bedoeld zijn voor een specialistische doelgroep, die de tijd en interesse heeft om al deze kleuren te kunnen overzien. Gelukkig zijn de kleuren gegroepeerd (roze tinten horen bij elkaar, rode tinten horen bij elkaar). Maar het is géén overzichtelijke kaart. De kleurverschillen zijn onderling ook te zwak. Zelfs na langdurige bestudering blijft het een lastige kaart. De kaart is - om met de cartograaf Bertin - te spreken, niet een kaart om te zien, maar een leeskaart. Voor wat betreft dat laatste aspect; kleurenblinden, maar ook ouderen, zien bepaalde kleurencombinaties niet goed. 8 % van de mensen ziet bepaalde kleuren niet goed, of is zelfs kleurenblind. Kleur wegen niet rood als deze over groene vlakken gaan. En kleur de ene soort wegen niet rood en de andere soort groen, om dezelfde reden. Heb je genoeg keuzemogelijkheden, varieer dan niet alleen in kleur, maar ook in lijndikte, lijnstijl, de lichtheid van de kleur, en gebruik eventueel labels bij de verschillend gekleurde wegen. Blauw en groen zijn slecht zichtbaar voor veel ouderen, maar kleurenblinden zien dit verschil vaak weer wel. Wanneer je op save wilt spelen, maak dan je eindproduct, de gekleurde kaart, eens zwart-wit. Is die dan nog goed te lezen, dan zal ook een kleurenblinde er geen probleem mee hebben. Hier een lijst met kleurencombinaties die voor de meesten wél goed onderscheidbaar zijn[3]:
Veel kleuren stel je als vanzelf logisch en goed in. De zee wordt blauw, het land groen. Maar bij veel thematische kaarten kan er meer spelen. Hoe geef je verschillende percentages weer als het gaat om AIDS, droogte, islam, of landen waar wel of geen prostitutie wordt gedoogd of toegestaan? Wat voor jou, of een westers publiek misschien een mooie, evenwichtig gekleurde kaart is, is voor een ander persoon, met een andere cultuur of andere voorkeuren misschien helemaal niet mooi. Wanneer je voor websites met een breed publiek, een multicultureel publiek, of specifiek voor een andere cultuur een kaart gaat maken, moet je rekening houden met hoe mensen bepaalde kleuren beleven. Dit noemt met kleurassociaties. Zeker wanneer je kaart over wellicht gevoelige onderwerpen gaat als de verspreiding van AIDS, het communisme, de islam. Wanneer je het percentage zwarten in de VS met de kleur zwart weergeeft wanneer dat boven de 80% van de bevolking uit komt, lijkt dat een leuke cartografische vondst. Immers, zwart is toch zwart? Nee. Zwart wordt ook met dood, negatief, misdaad en verderf geassocieerd. Hieronder een overzicht van met welke kleuren welke associatie kunnen hebben. De meeste associaties zijn westerse associaties. Daar waar dat niet het geval is, is dat aangegeven.
Doe met deze tabel je voordeel. Een kaart voor een vakantiefolder zal eerder uit oranje dan grijs moeten bestaan, en een industriegebied is eerder bruin of paars dan wit of groen. Islamitische landen zijn eerder groen dan paars. Uiteraard is deze lijst nooit compleet, het zijn sechts gangbare, algemene voorbeelden. Blauw is misschien wel de meest neutrale, veilige kleur. Daarnaast blijkt dat vrouwen en mannen andere voorkeuren hebben. Kan er gekozen worden tussen rood en blauw? Mannen vinden rode tinten mooier waar vrouwen blauwe tinten willen zien. Kan er gekozen worden tussen oranje en geel? Mannen vinden oranje mooier, vrouwen willen dan gele tinten zien. Moet je choropleten maken voor kaartillustraties in typische mannen-bladen of vrouwen bladen, dan zou je hier misschien gebruik van kunnen maken. Kijk ook eens naar de troepenbewegingskaart van Centraal Europa. De kleur van Duitsland is ongelukkig gekozen. Dit lijkt wel een zee! Polen, Tsjechoslowakije en Oostenrijk lijken daardoor aan zee te liggen. Daarnaast zijn treden alle achtergrond kleuren te veel op de voorgrond. Het onderwerp (de troepenbewegingen) moeten meer opvallen. De politieke achtergrondkaart had daardwerkelijk lichtere achtergrondkleuren (pasteltinten bijvoorbeeld) moeten hebben. Ook vallen de rode pijlen in Roemenië minder op dan in Tsjechoslowakije. Het gebrek aan dit cartografisch inzicht bij het samenstellen van deze kaart is erg jammer, te meer daar inhoudelijk de kaart met veel aandacht is samengesteld. De boodschap komt, ondanks de moeite die in de kaart is gestoken, echter minder goed aan. Overigens, bij dergelijke chorochromatische kaarten als die van 'Centraal Europa in 1944-1945' en helemaal die van de 'Etnische kaart van de Kaukasus' is het van belang voor kleine oppervlakken afwijkende, opvallende, en/of verzadigde kleuren te kiezen. Zeker wanneer juist die kleine vlakken relatief belangrijk zijn. Een voorbeeld. De hoogste toppen van bergen zijn over het algemeen én belangrijk én komen per definitie minder vaak voor dan het omringende gebied er omheen. Het is dan ook logisch dat op hoogtekaarten, gebieden boven de 5000 meter dieprood (verzadigd rood) zijn, en gebieden van onder de 2000 meter, zachtere, groene tinten kennen. Bijkomend voordeel: de wegen en dorpen in de lagere gebieden, kunnen op die achtergrond goed worden weergegeven. Bestand:Leer meer.png SAMENVATTING: Kleuren voor zowel topografische als thematische kaarten kan je op een logische wijze uitkiezen. Heide wordt paars vanwege de paarse heideplantjes en water wordt blauw. Vaak zijn dit inmiddels ook conventies geworden. Het is onlogisch om hier van af te wijken. Kleuren brengen, gedeeltelijk afhankelijk van de cultuur, bij veel mensen onbewust of bewust ook uit zich zelf bepaalde gevoelsmatige associaties met zich mee. De meeste zijn algemeen bekend zoals groen is goed en rood is fout, druk bevolkt of communistisch. Houd hier rekening mee bij het uitkiezen van de kleuren. LiteratuurVoor literatuur zie Overige informatie en links.
Ga naar de opdrachten en vragen over deze module 'Geo-visualisatie'.
|