Overleg:Latijn/Naamwoorden: verschil tussen versies

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 1: Regel 1:
==naamvallen==
=naamvallen=


incompleet..
incompleet..


De nominativus (nom.)
==De nominativus (nom.)==
De nominativus geeft het onderwerp van een werkwoord aan.
De nominativus geeft het onderwerp van een werkwoord aan.
(onderwerpsvorm) (nominare = benoemen)
(onderwerpsvorm) (nominare = benoemen)
Regel 13: Regel 13:
Aemilia magistra est. 1. Aemilia is een lerares.
Aemilia magistra est. 1. Aemilia is een lerares.


De genitivus (gen.)
==De genitivus (gen.)==
De genitivus wordt gebruikt op een zinsdeel dat hetgeen in een ander
De genitivus wordt gebruikt op een zinsdeel dat hetgeen in een ander
zinsdeel wordt uitgedrukt in bezit heeft. De genitivus staat meestal
zinsdeel wordt uitgedrukt in bezit heeft. De genitivus staat meestal
Regel 20: Regel 20:
Vox servi est. 1. De stem is van de slaaf.
Vox servi est. 1. De stem is van de slaaf.


De dativus (dat.)
==De dativus (dat.)==
De dativus geeft het indirecte object weer. Het indirect object is de
De dativus geeft het indirecte object weer. Het indirect object is de
zaak in een zin waarop de door het werkwoord uitgevoerde handeling níet
zaak in een zin waarop de door het werkwoord uitgevoerde handeling níet
Regel 28: Regel 28:
2. Marcus geeft de slaaf hulp.
2. Marcus geeft de slaaf hulp.


De accusativus (acc.)
==De accusativus (acc.)==
De accusativus staat in een zin meestal tussen de nominativus en het
De accusativus staat in een zin meestal tussen de nominativus en het
gezegde (werkwoord). Als het subject de ‘bezitter’is van het object kun
gezegde (werkwoord). Als het subject de ‘bezitter’is van het object kun
Regel 37: Regel 37:
2. Vader ziet zijn nieuwe slaven.
2. Vader ziet zijn nieuwe slaven.


De ablativus (abl.)
==De ablativus (abl.)==
Een bijwoordelijke bepaling in de ablativus geeft meestal aan
Een bijwoordelijke bepaling in de ablativus geeft meestal aan
waar, wanneer, hoe, met wie / wat, zonder wie / wat of vanwaar, door wie waardoor, waarmee. (De laatste drie vaak voorafgaand met a of ab)
waar, wanneer, hoe, met wie / wat, zonder wie / wat of vanwaar, door wie waardoor, waarmee. (De laatste drie vaak voorafgaand met a of ab)

Versie van 4 jan 2008 22:45

naamvallen

incompleet..

De nominativus (nom.)

De nominativus geeft het onderwerp van een werkwoord aan. (onderwerpsvorm) (nominare = benoemen) Voorbeeld Pater ridet. 1. Vader lacht.

Het naamwoordelijk deel van het gezegde congrueert aan de nominativus Voorbeeld Aemilia magistra est. 1. Aemilia is een lerares.

De genitivus (gen.)

De genitivus wordt gebruikt op een zinsdeel dat hetgeen in een ander zinsdeel wordt uitgedrukt in bezit heeft. De genitivus staat meestal gewoonlijk achter het zelfstandig naamwoord. (van-vorm) (genus = afkomst) Voorbeeld Vox servi est. 1. De stem is van de slaaf.

De dativus (dat.)

De dativus geeft het indirecte object weer. Het indirect object is de zaak in een zin waarop de door het werkwoord uitgevoerde handeling níet direct betrekking heeft. (meewerkend voorwerpsvorm) (dare = geven) Voorbeeld Marcus servo auxilium dat. 1. Marcus geeft hulp aan de slaaf. 2. Marcus geeft de slaaf hulp.

De accusativus (acc.)

De accusativus staat in een zin meestal tussen de nominativus en het gezegde (werkwoord). Als het subject de ‘bezitter’is van het object kun je dit in het Nederlands beter aangeven met een woordje dat de bezitter aangeeft. (lijdend voorwerpsvorm) (accusare = aanklagen) Voorbeeld Pater servos novos videt. 1. Vader ziet de nieuwe slaven. 2. Vader ziet zijn nieuwe slaven.

De ablativus (abl.)

Een bijwoordelijke bepaling in de ablativus geeft meestal aan waar, wanneer, hoe, met wie / wat, zonder wie / wat of vanwaar, door wie waardoor, waarmee. (De laatste drie vaak voorafgaand met a of ab) Voorbeeld Sine amica maestus sum 1. Zonder vriendin ben ik bedroefd.

Dikwijls kun je een ablativus vertalen met de woorden: Rijtjes – voorzetsels ablativus van uit met door in op te

De vocativus (voc.)

De vocativus wordt gebruikt als iemand of iets wordt aangesproken. (aanspreekvorm) De vocativus komt qua uitgang overeen met de nominativus. Regel Het zelfstandig naamwoord op –us verandert in een vocativus in –e.

Voorbeeld Quid dicis, Marce? 1. Wat zeg je, Marcus?

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.