Overleg:Latijn/Naamwoorden: verschil tussen versies

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pagina aangemaakt: "==naamvallen== incompleet.. De nominativus (nom.) De nominativus geeft het onderwerp van een werkwoord aan. (onderwerpsvorm) (nominare = benoemen) Voorbeeld Pater ridet. 1. V..."
 
Regel 46: Regel 46:
Rijtjes – voorzetsels ablativus
Rijtjes – voorzetsels ablativus
van uit met door in op te
van uit met door in op te

=De vocativus (voc.)=
De vocativus wordt gebruikt als iemand of iets wordt aangesproken.
(aanspreekvorm) De vocativus komt qua uitgang overeen met de nominativus.
Regel
Het zelfstandig naamwoord op –us verandert in een vocativus in –e.

Voorbeeld
Quid dicis, Marce? 1. Wat zeg je, Marcus?

Versie van 4 jan 2008 22:44

naamvallen

incompleet..

De nominativus (nom.) De nominativus geeft het onderwerp van een werkwoord aan. (onderwerpsvorm) (nominare = benoemen) Voorbeeld Pater ridet. 1. Vader lacht.

Het naamwoordelijk deel van het gezegde congrueert aan de nominativus Voorbeeld Aemilia magistra est. 1. Aemilia is een lerares.

De genitivus (gen.) De genitivus wordt gebruikt op een zinsdeel dat hetgeen in een ander zinsdeel wordt uitgedrukt in bezit heeft. De genitivus staat meestal gewoonlijk achter het zelfstandig naamwoord. (van-vorm) (genus = afkomst) Voorbeeld Vox servi est. 1. De stem is van de slaaf.

De dativus (dat.) De dativus geeft het indirecte object weer. Het indirect object is de zaak in een zin waarop de door het werkwoord uitgevoerde handeling níet direct betrekking heeft. (meewerkend voorwerpsvorm) (dare = geven) Voorbeeld Marcus servo auxilium dat. 1. Marcus geeft hulp aan de slaaf. 2. Marcus geeft de slaaf hulp.

De accusativus (acc.) De accusativus staat in een zin meestal tussen de nominativus en het gezegde (werkwoord). Als het subject de ‘bezitter’is van het object kun je dit in het Nederlands beter aangeven met een woordje dat de bezitter aangeeft. (lijdend voorwerpsvorm) (accusare = aanklagen) Voorbeeld Pater servos novos videt. 1. Vader ziet de nieuwe slaven. 2. Vader ziet zijn nieuwe slaven.

De ablativus (abl.) Een bijwoordelijke bepaling in de ablativus geeft meestal aan waar, wanneer, hoe, met wie / wat, zonder wie / wat of vanwaar, door wie waardoor, waarmee. (De laatste drie vaak voorafgaand met a of ab) Voorbeeld Sine amica maestus sum 1. Zonder vriendin ben ik bedroefd.

Dikwijls kun je een ablativus vertalen met de woorden: Rijtjes – voorzetsels ablativus van uit met door in op te

De vocativus (voc.)

De vocativus wordt gebruikt als iemand of iets wordt aangesproken. (aanspreekvorm) De vocativus komt qua uitgang overeen met de nominativus. Regel Het zelfstandig naamwoord op –us verandert in een vocativus in –e.

Voorbeeld Quid dicis, Marce? 1. Wat zeg je, Marcus?

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.