Onderwijsprofessional/Onderwijsentrepreneur: verschil tussen versies

Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 132: Regel 132:
|style="background:orange;width:1%;"|
|style="background:orange;width:1%;"|
|}
|}

== Onderwijsontwikkelaar ==
{{Onderwijsprofessional/Artikel|Titel= Onderwijsontwikkelaar}}

=== Inleiding ===
Een '''onderwijsontwerper''' wordt ook wel een '''onderwijsontwikkelaar''' genoemd. Echter er is een verschil. De taken van de onderwijsontwikkelaar zijn gericht op het ontwerpen en ontwikkelen van onderwijsmaterialen, terwijl de onderwijsontwerper zich vooral richt op ontwerpen van het organiseren van het onderwijs (onderwijsvormen, onderwijsmethoden, werkvormen) waarbij onderwijsmaterialen een ondersteund middel voor hem zijn. Een onderwijsontwerper gaat dus verder dan het maken van leerboeken, lesbrieven, onderwijsfilms, software, websites, elo's en games. Toch komen veel competenties overeen. Zoals ervaring met [[Onderwijzer|onderwijzen]] aangevuld met een stevige [[Onderwijsdeskundige|deskundigheid]] op het gebied van onderwijs. Als deze deskundigheid zich richt op ICT dan kan de onderwijsontwerper zich ontwikkelen tot [[Onderwijstechnoloog|onderwijstechnoloog]].

Een '''onderwijsontwikkelaar''' is iemand die producten voor het onderwijs voortbrengt. Het produceren van leerstof<ref group="begrip">Leerstof = de verzameling van alle leermaterialen die een lerende dient te bestuderen</ref> is de taak van de [[onderwijsontwikkelaar]], het formuleren van de wensen en de structuur is het werk van de [[onderwijsontwerper]]. Een '''onderwijsontwerper''' is iemand die een opzet maakt voor het onderwijs. Van een onderwijsontwerper wordt door het veld vaak verwacht dat die minimaal zelf heeft [[Onderwijzer|onderwezen]] en [[Onderwijsdeskundige|deskundig]] is op het onderwijs dat hij schetst. Daarbovenop legt de onderwijsontwerper een grote doses creativiteit. Hij dient de uitdagingen waar het onderwijs voor staat te zien als een paradox. De sleutel is er, aan hem de taak die te vinden.

=== Onderwijsontwikkelaar ===

De taken van de onderwijsontwikkelaar, niet te verwarren met [[onderwijsontwerper|leerplanontwikkelaar]], zijn gericht op het ontwerpen en ontwikkelen van onderwijsmaterialen. Hij houdt zich niet - zoals de [[onderwijsontwerper]] - bezig met het ontwerpen van het organiseren van het onderwijs (onderwijsvormen, onderwijsmethoden, werkvormen). De onderwijsmaterialen als een ondersteund middel voor deze onderwijsontwerpen is het product van de onderwijsontwikkelaar. Deze onderwijsmaterialen kunnen bijvoorbeeld zijn: leerboeken, lesbrieven, onderwijsfilms, software, websites, elo's en games. De onderwijsontwikkelaar heeft ervaring met [[Onderwijzer|onderwijzen]] aangevuld met een stevige [[Onderwijsdeskundige|deskundigheid]] op het gebied van onderwijs. Als deze deskundigheid zich richt op ICT, dan kan de onderwijsontwikkelaar zich ontwikkelen tot [[Onderwijstechnoloog|onderwijstechnoloog]]. Als de onderwijsontwikkelaar zich meer en meer ook bezighoudt met het ontwerpen van onderwijs, dan kan hij zich ontwikkelen tot [[onderwijsontwerper]].

==== Kwaliteit ====

De onderwijsontwikkelaar start zijn werk soms vanuit het niets maar bij voorkeur vanuit een onderwijsontwerp. Omdat de eerste werkwijze in dit boek (en in de serie) niet als professioneel wordt beschouwd gaan we uit van een concreet onderwijsontwerp (met eventueel prototype) van waar uit de onderwijsontwikkelaar zijn producten, de onderwijsmaterialen, maakt.

Een onderwijsontwikkelaar kan zijn werk professionaliseren door er al bij de bouw van uit te gaan dat hij al zijn onderwijsmaterialen uiteindelijk gaat "uitgeven". Hij gaat zich dan al vooraf bedenken aan welke eisen zijn producten moeten voldoen om een uitgever te bewegen de producten voor hem te produceren. Dit zal de kwaliteit van de producten alleen maar ten goede komen, dus stellen we als eis in dit boek dat de producten van de onderwijsontwikkelaar van voldoende kwaliteit zijn om uit te geven.

Kwaliteitseisen in dit boek aan de onderwijsontwikkelaar:
* De onderwijsontwikkelaar start altijd vanuit een onderwijsontwerp.
* De producten van de onderwijsontwikkelaar zijn van een dusdanige kwaliteit dat een uitgever ze zou kunnen produceren.

==== Ontwikkelmodellen ====

Een van de zaken die een onderwijsontwikkelaar zal vaststellen is op welk medium hij zijn materialen het beste kan ontwikkelen. De zogenaamde mediamodellen geven hier op een antwoord. Het is van belang dat de ontwikkelaar hierbij niet op de stoel van de [[onderwijsontwerper]] gaat zitten in de zin dat de techniek ten dienste moet staan aan het ontwerp en niet andersom. De verleiding om mee te gaan met de nieuwste technische snufjes mag geen rol spelen. De vraag welk medium het beste het onderwijsontwerp dient wel. Door het hanteren van produktiemodellen zorgt de onderwijsontwikkelaar ervoor dat de doelstellingen zoals vastgesteld door de onderwijsontwerper voorop staan.

==== Werkwijze ====
Als een onderwijsontwerper zijn werk goed heeft gedaan dan kan de onderwijsontwikkelaar volstaan met het volgen van een handboek of een kookboekmodel<ref name="SCHIFFMAN">{{citeer boek | Achternaam = Schiffman, S.S. | Titel = '''Instructional systems design, five views of the field''' | Uitgever = Journal of instructional development, 9 | Datum = 1986 | Bladzijdes = 14-19}}</ref>. Door de onderwijsontwerper is er immers gegarandeerd dat er een gedegen analyse is gedaan van de wensen en dat de resultaten achteraf zorgvuldig, formatief, worden geëvalueerd.

De onderwijsontwikkelaar start in de werkwijze met minimaal een beschrijving van de functies die het product moet bezitten. Vandaar dat men zegt dat een onderwijsontwikkelaar minimaal een functioneel ontwerp nodig heeft om zijn werk te organiseren. Zo'n functioneel ontwerp heeft wel de onderdelen van de oplossing en hun onderlinge samenhang geduid maar ze niet concreet uitgewerkt zoals bij een detail ontwerp of technisch ontwerp het geval is. Mist zo'n detailontwerp dan is het aan de onderwijsontwikkelaar om deze in afstemming met de onderwijsontwerpen alsnog op te stellen, voordat hij de onderwijsmaterialen gaat produceren. In plaats van of samen met een detailontwerp wordt ook vaak een prototype gebouwd om nog beeldender en daardoor concreter aan te tonen wat de uiteindelijke bedoeling is. Ook als de onderwijsontwikkelaar zelf een prototype bouwt, zal hij dit in nauw overleg met de onderwijsontwerper dienen te doen. Een prototype is voor de onderwijsontwerper een prachtig middel om de opdrachtgever, die vaak niet over de technische ontwerpkennis bezit om een functioneel ontwerp - laat staan een detailontwerp - te begrijpen en te beoordelen, te informeren.

=== Onderwijsontwerper ===

Een onderwijsontwerper onderscheidt zich van een [[onderwijsontwikkelaar]] omdat hij zich bezighoudt met het oplossen van problemen met de organisatie of uitvoering van het onderwijs. Het gaat dan ook de situaties die zelfs voor een ervaren [[onderwijsprofessional]] problematisch zijn en niet routinematig kunnen worden aangepakt. Een onderwijsontwerper houdt zich bezig met die problemen die een onderwijsontwikkelaar als te complex ervaart. Het vraagt van de ontwerper om het probleem vanuit verschillende perspectieven te aanschouwen en dat vraagt een ruime ervaring in verschillende onderwijsrollen. Een onderwijsontwerper is in ieder geval een [[onderwijsdeskundige]] als het gaat om onderwijsvormen, -methoden en -middelen.

Wanneer spreken van het onderwijskundig ontwerpen? Het gaat bij ontwerpen vooral om de strategie die men kiest om een probleem opgelost te krijgen. Een oplossing die natuurlijk zo goed mogelijk antwoord geeft op het probleem. Maar wat verstaan we dan onder onderwijskundige problemen? Bij een onderwijskundig probleem gaat het om een verschil tussen de gewenste onderwijssituatie en de bestaande onderwijssituatie<ref name="PLOMP">{{citeer boek | Achternaam = Plomp, Tj. en Verhagen, P.W. | Titel = '''Onderwijstechnologie en onderwijskundige technologie, Onderwijskunde een inleiding''' | Plaats = Groningen | Uitgever = Wolters-Noordhof | Datum = 1987}}</ref>. Het kan gaan om onderzoeken of veranderen of een combinatie van beiden<ref name ='''SWANBORN'''>{{citeer boek | Achternaam = Swanborn, P.G. | Titel ='''Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek''' | Plaats = Meppel | Uitgever = Boom | Datum = 1987}}</ref>. Voor een onderwijsontwerper gaat het alleen om het veranderen van de ongewenste situatie, om iets nieuws te maken; de ontwerpproblemen. Dit maken kan leiden tot een nieuwe procedure, werkwijze, systeem of product zoals een nieuwe opleiding, een onderwijsprogramma, een softwareprogramma, onderwijsprotocollen of een onderwijsmethode.

==== Terminologie ====

In de Angelsaksische literatuur kom je het ontwerpen van onderwijs tegen onder verschillende namen als curriculum design, instructional systems design, instructional technology en het meest gangbaar als educational technology. Omdat de laatste term in het Nederlands vertaald wordt als onderwijstechnologie (door Plomp onderwijskundige technologie genoemd) maar men daar meestal het gebruik van ICT en nieuwe media aan koppelt, zullen we in dit boek spreken van onderwijsontwerp, onderwijsontwerpen en onderwijsontwerper.

Een onderwijsontwerper kan zijn werk structureren en vereenvoudigen door het hanteren van een model voor het onderwijsontwerpen. Er zijn zogenaamde procedurele onderwijsmodellen zoals het [[Onderwijsontwerper/Gereedschappen#IDI-model|IDI-model]] en conceptuele onderwijsmodellen zoals het [[Sjabloon:Onderwijsontwerper/Onderwijsvorm/Objectgeoriënteerd_onderwijs#Objectgeori.C3.ABnteerd_onderwijs|objectgeoriënteerde model]]. De procedurele modellen geven aan welke activiteiten in welke volgorde moeten worden uitgevoerd. De conceptuele modellen beschrijven een deel van de werkelijkheid in een vereenvoudigde weergave. Deze onderwijsmodellen komen voort uit de [[w:onderwijskunde|onderwijskunde]] of uit de onderwijspraktijk. De onderwijsontwerper begint altijd met het omzetten van de wensen van de opdrachtgever. De opdrachtgever is bijvoorbeeld een schooldirecteur of een team van docenten die tegen uitdagingen in het onderwijs aanlopen en een verandering wensen. Als er zaken moeten worden geproduceerd door een [[onderwijsontwikkelaar]] dan maakt de onderwijsontwerper een beschrijving van dat produkt.

Een goede ontwerper is verder niet alleen creatief in het maken van eigen ontwerpen maar laat zich daarin ook inspireren door bestaande ontwerpen. Voor een onderwijsontwerper zijn onderstaande onderwijsvormen interessante gereedschappen voor in de gereedschapskist. De bouwsteen van een ontwerp is het leerobject.

=== Ontwerpmodellen ===

==== Romiszowski ====
'''Alexander Joseph Romiszowski'''<ref group="persoon">{{Persoon|Alexander Romiszowski}}</ref> benadert een probleem als een discrepantie tussen de bestaande en de gewenste situatie. In deze systematische benadering van het onderwijsontwerp kijkt hij op een heuristische wijze naar de aard, de fase en het niveau van ontwerpen. Dat doet hij zonder zijn benadering als kookboek te poneren om te komen van onderwijsprobleem tot onderwijsoplossing. Hij onderscheidt onderwijskundige (educational context) van opleidingskundige (training context) problemen op grond van zijn constatering dat bij de eerste categorie de doelen (en de mogelijkheden die doelen te bereiken) minder nauwkeurig zijn vastgesteld dan bij de laatste soort.

Ontwerpen van onderwijs volgens Romiszowski
{|align=center width=100% style="margin:0 auto; width:100%; padding:1em 0; text-align:left; letter-spacing:5px; border:3px solid orange; background:orange; color:#9===78F; font-size: 10px; font-weight: bold; font: 'Helvetica Neue', Helvetica, Arial, sans-serif"
|-
| colspan="1" rowspan="1" style="width:3%;" | <font color="#FFFFFF"></font>
| colspan="1" rowspan="1" style="width:2%;" | <font color="#FFFFFF"></font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:17%;" | <font color="#FFFFFF">''Defineer probleem''</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:17%;" | <font color="#FFFFFF">''Analyseer probleem''</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:17%;" | <font color="#FFFFFF">''Ontwerp oplossing''</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:17%;" | <font color="#FFFFFF">''Implementeer''</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:17%;" | <font color="#FFFFFF">''Beheer/evalueer''</font>
|-
| colspan="3" |<font color="#FFFFFF">''niveau 1 ontwerp''</font>
|
|
|
|
|-
|style="background: #FFFFFF;"| analyse
|
|style="background: #FFFFFF;"|
wat moet gedaan worden/bekend zijn?
wat is gedaan/bekend
|style="background: #FFFFFF;"|
front-end-analyse
is instructie een deel van de vereiste oplossing?
|style="background: #FFFFFF;"|
overdenk andere typen van oplossingen
|style="background: #FFFFFF;"|
|style="background: #FFFFFF;"|
is het probleem echt opgelost
|-
|style="background: #FFFFFF;"| synthese
|
|style="background: #FFFFFF;"|
transformeer discrepantie in meetbare projectdoelen
|style="background: #FFFFFF;"|
voer een volledige job/onderwerp-analyse uit om de doelen na de instructie te verkrijgen
|style="background: #FFFFFF;"|
ontwerp evaluatie-instrumenten
|style="background: #FFFFFF;"|
besturende stappen om van het bestaande systeem gebruik te maken
|style="background: #FFFFFF;"|
voer een langetermijn-evaluatie uit van de effecten op de gemeenschap of organisatie
|-
|style="background: #FFFFFF;"| evaluatie
|
|style="background: #FFFFFF;"|
zijn de projectdoelen levensvatbaar?
stop of reviseer
|style="background: #FFFFFF;"|
bestaat er al een geschikt instructiesysteem?
|style="background: #FFFFFF;"|
evalueer en selecteer het bestaande systeem
|style="background: #FFFFFF;"|
|style="background: #FFFFFF;"|
produceer en evalueer de langetermijnevaluatie-instrumenten
|-
| colspan="3" |<font color="#FFFFFF">''niveau 2 ontwerp''</font>
|
|
|
|
|-
|style="background: #FFFFFF;"| analyse
|
|style="background: #FFFFFF;"|
|style="background: #FFFFFF;"|
voer een doelgroep/taak/onderwerpanalyse uit van wat relevant is voor instructie
|style="background: #FFFFFF;"|
wat zijn de kenmerken van de kennis en de vaardigheden?

inhoud?
|style="background: #FFFFFF;"|
identificeer mogelijkheden voor implementatie
|style="background: #FFFFFF;"|
analyseer de effecten van de instructie
|-
|style="background: #FFFFFF;"| synthese
|
|style="background: #FFFFFF;"|
|style="background: #FFFFFF;"|
leid gedetailleerde instructiedoelen af
|style="background: #FFFFFF;"|
ontwikkel het instructieplan
* structuur/volgorde
* strategieën/methoden
* media
* beheer/evaluatie
|style="background: #FFFFFF;"|
verspreiding van plan aan leerkrachten
oriëntatie en voorbereiding
|style="background: #FFFFFF;"|
controleer en evalueer het gehele project
|-
|style="background: #FFFFFF;"| evaluatie
|
|style="background: #FFFFFF;"|
wat is het klimaat en de filosofie van het omgevingssysteem?
|style="background: #FFFFFF;"|
wat is de waarde en de praktische bruikbaarhied van het voorgestelde systeem?
|style="background: #FFFFFF;"|
welk ontwerpniveau is vereist?
|style="background: #FFFFFF;"|
|style="background: #FFFFFF;"|
produceer en evalueer de eindtest
|-
| colspan="3" |<font color="#FFFFFF">''niveau 3 ontwerp''</font>
|
|
|
|
|-
|style="background: #FFFFFF;"| analyse
|
| rowspan="3" style="background: #FFFFFF;"|
invoer gedefinieerd in eerder fases
* doelen
* inhoud
* instructieplan
* projectbronnen
* bestaande materialen
* doelgroep
|style="background: #FFFFFF;"|
analyseer de gedetailleerde instructiedoelen en inhoud
|style="background: #FFFFFF;"|
identificeer geschikte onderwijsactiviteiten
|style="background: #FFFFFF;"|
identificeer implementatie-moeilijkheden
|style="background: #FFFFFF;"|
analyseer het effect van iedere les/lesonderdeel
|-
|style="background: #FFFFFF;"| synthese
|
|style="background: #FFFFFF;"|
analyseer het instructieplan om een lessenvolgorde te definiëren
|style="background: #FFFFFF;"|
ontwikkel gedetailleerde plannen voor ieder les, inclusief materiaalspecificatie
|style="background: #FFFFFF;"|
ontwikkel een evaluatieplan

train de leerkrachten
|style="background: #FFFFFF;"|
pilot-project
test het systeem onder realistische condities
|-
|style="background: #FFFFFF;"| evaluatie
|
|style="background: #FFFFFF;"|
analyseer al het bestaande instructiemateriaal
|style="background: #FFFFFF;"|
voldoet bestaand materiaal aan deze specificaties?
|style="background: #FFFFFF;"|
hebben alle leerkrachten noodzakelijke vaardigheden/ervaring?
|style="background: #FFFFFF;"|
produceer en valideer de test
|-
| colspan="3" |<font color="#FFFFFF">''niveau 4 ontwerp''</font>
|
|
|
|
|-
|style="background: #FFFFFF;"| analyse
|
|style="background: #FFFFFF;"|
|style="background: #FFFFFF;"|
analyseer de kenmerken van de doelgroep gedetailleerd
|style="background: #FFFFFF;"|
voer een gedragsanalyse uit
|style="background: #FFFFFF;"|
identificeer geschikte steekproeven van de doelgroep
|style="background: #FFFFFF;"|
analyseer de effecten van iedere volgorde of oefening
|-
|style="background: #FFFFFF;"| synthese
|
|style="background: #FFFFFF;"|
|style="background: #FFFFFF;"|
selecteer de structuur van elke oefening
|style="background: #FFFFFF;"|
ontwikkel materiaal
* geprogrammeerde test
* informatiekaarten
* structureel
* audiovisueel
|style="background: #FFFFFF;"|
ontwikkel een produktie- en validatierooster
|style="background: #FFFFFF;"|
test al ontwikkelende het materiaal in kleine groepen
|-
|style="background: #FFFFFF;"| evaluatie
|
|style="background: #FFFFFF;"|
|style="background: #FFFFFF;"|
|style="background: #FFFFFF;"|
evalueer voor accuratesse en consistentie (expertevaluatie)
|style="background: #FFFFFF;"|
implementeer en reviseer indien nodig
|style="background: #FFFFFF;"|
produceer en valideer de vragen van de criteriumtest
|-
|
|
|
|
|
|
|
|}
''Bron Romiszowski (1981)''<ref name="ROMISZOWSKI">{{citeer boek | Achternaam = Romiszowski, A.J. | Titel = '''Designing instructional systems. Decision making in course planning and cuirriculum design''' | Uitgever = Kogan Page| Plaats = Londen | Datum = 1981}}</ref>

==== AT&T Development-Model ====
{{Onderwijsprofessional/Artikel|Titel=AT&T Development-Model}}
Het '''AT&T Development-Model''' is een aanpak om onderwijs te ontwerpen ontwikkeld door het telecombedrijf [[w:American_Telephone_%26_Telegraph|American Telephone and Telegraph]] de voorganger van het huidige AT&T Inc. Het werd gebruikt voor opleidingen die binnen het bedrijf werden ontwikkeld en verzorgd.

Een van de redenen voor het ontwikkelen van een eigen model voor training- en onderwijsprogramma's was dat dit een onderdeel vormde in de overeenkomst met de Communications Workers of America (CWA), de grootste vakbond in de VS op het werkgebied van communicatie en media. Een andere reden was dat ze een van de grootste bedrijven in de VS was en daarmee een grote opleider, waarmee investeren in effectiever opleiden een significante return on investement opleverde.

Het model bestaat uit acht fasen van ontwerpen:
# ''Vooronderzoek en planning'': er komt een verzoek binnen die door een onderwijsontwerper wordt verkend en leidt tot een concrete opdracht voor de onderwijsontwikkelaars
# ''Functieanalyse en schrijven van doelstelling'': de onderwijsontwerper stelt een team van ontwikkelaars samen, plant het project, achterhaalt de gewenste functies en formuleert ontwikkeldoelen
# ''Taakanalyse, cursusontwerp en casus/-toetsontwikkeling'': de onderwijsontwerper specificeert de te leren taken, beschrijft het gewenste instapniveau en eindniveau, een aanpak om deze te overbruggen, welke casussen dienen te worden ontwikkeld en hoe de doelen kunnen worden getoetst.
# ''Materiaalontwikkeling, technische validering en voorbereiding van proeftoetsing'': de onderwijsontwikkelaar schrijft de leerstof en de onderwijsontwerper ontwikkelt een test om de leerstof te toetsen.
# ''Proeftoetsing en revisie'': de onderwijsontwerper doet de test en de onderwijsontwikkelaar wijzigt indien nodig de leerstof
# ''Definitieve documentatie en overschakeling op uitvoering'': de onderwijsontwerper verzamelt alle documentatie en maakt die definitief alvorens deze over te dragen aan de opdrachtgever
# ''Onderhoud'': de onderwijsontwerper houdt de resultaten van het onderwijsontwerp bij
# ''Effectiviteitsonderzoek'': de onderwijsontwerper doet onderzoek naar de effectiviteit van het onderwijsontwerp en rapporteert deze aan de opdrachtgever

Het model levert de volgende producten op:
* een informatiepakket voor de definitie en planning van het project
* een rapport over de functies van het te ontwerpen onderwijs
* een ontwerp voor het onderwijs
* een rapport voor de validering van de leerdoelen
* een prototype van het ontwerp voor een praktijktest
* een evaluatie van de praktijktest
* de leerstof bij het onderwijsontwerp
* een onderzoeksverslag naar de effectiviteit van het ontwerp

Voorbeelden van cursussen die AT&T met dit model hebben ontwikkeld zijn: Business Sales Leadership Development Program, Retail Leadership Development Program, MAnagement TRansition Exchange (MATREX) Program, IT Internship,Network Engineering Technical Development Program (NETDP), Network Engineering Technical Development Program Internship (NETDP), Network Transition Exchange (NETREX) Program, AT&T Labs Internships, Leadership Development Program, Leadership Development Program Internship, Financial Leadership Program, Finance Summer Internship Program, General Business Opportunities en de Internship Opportunities.

==== IDI-model ====
{{Onderwijsprofessional/Artikel|Titel=IDI-model}}
Het '''IDI-model''' is een schematische en lineaire procedure voor het ontwerpen van onderwijs. In 9 fasen wordt een stappenplan doorlopen voor het oplossen van onderwijskundige vraagstukken die vragen om een verandering van de bestaande situatie.

'''IDI''' is een afkorting van het Instructional Development Institute een programma voor nascholing, door de University Consortium for Instructional Development and Technology ontwikkeld, waar het model aan ten grondslag ligt. In dit consortium werkten de U.S. International University, Indiana University, Syracuse University, University of South California en de Michigan State University samen. Het programma was bedoeld om [[onderwijsprofessional|onderwijsprofessionals]] te helpen bij het ontwerpen van onderwijs.

Een overzicht van het model uit Plomp (1992)<ref name="PLOMP">{{citeer boek | Titel = '''Ontwerpen van onderwijs en trainingen''' | Achternaam = Plomp, Tj., Feteris, A., Pieters J.M. en Tomic W. | Datum = 1992 | Plaats = Utrecht | Uitgever = Uitgeverij Lemma B.V. | ISBN = 90-5189-104-0}}</ref>:
{|align=center width=100% style="margin:0 auto; width:100%; padding:1em 0; text-align:left; letter-spacing:5px; border:3px solid orange; background:orange; color:#9===78F; font-size: 10px; font-weight: bold; font: 'Helvetica Neue', Helvetica, Arial, sans-serif"
|-
| colspan="1" rowspan="3" style="width:10%;" | <font color="#FFFFFF">Definieer</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:30%;" | <font color="#FFFFFF">''Stap 1:''<br/>Stel het probleem vast</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:30%;" | <font color="#FFFFFF">''Stap 2:''<br/>Analyseer de omgeving en de context</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:30%;" | <font color="#FFFFFF">''Stap 3:''<br/>Organiseer te verrichten werkzaamheden</font>
|-
|
|
|
|
|-
|style="background: #FFFFFF;"|
* Stel de behoeften vast
* Stel de prioriteiten vast
* Formuleer het probleem
|style="background: #FFFFFF;"|
* Betrokkenen
* Randvoorwaarden
* Relevante bronnen
|style="background: #FFFFFF;"|
* Taken
* Verantwoordelijkheden
* Tijdplanning en limieten
|-
|
|
|
|
|}


{|align=center width=100% style="margin:0 auto; width:100%; padding:1em 0; text-align:left; letter-spacing:5px; border:3px solid orange; background:orange; color:#9===78F; font-size: 10px; font-weight: bold; font: 'Helvetica Neue', Helvetica, Arial, sans-serif"
|-
| colspan="1" rowspan="3" style="width:10%;" | <font color="#FFFFFF">Ontwikkel</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:30%;" | <font color="#FFFFFF">''Stap 4:''<br/>Stel doelen c.q. doelstellingen vast</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:30%;" | <font color="#FFFFFF">''Stap 5:''<br/>Specificeer methoden</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:30%;" | <font color="#FFFFFF">''Stap 6:''<br/>Construeer prototypen</font>
|-
|
|
|
|
|-
|style="background: #FFFFFF;"|
* Uiteindelijke doelen
* Tussendoelen
|style="background: #FFFFFF;"|
* Voor leren
* Voor onderwijzen
* Media
|style="background: #FFFFFF;"|
* Instructiematerialen
* Evaluatie-instrumenten
|-
|
|
|
|
|}


{|align=center width=100% style="margin:0 auto; width:100%; padding:1em 0; text-align:left; letter-spacing:5px; border:3px solid orange; background:orange; color:#9===78F; font-size: 10px; font-weight: bold; font: 'Helvetica Neue', Helvetica, Arial, sans-serif"
|-
| colspan="1" rowspan="3" style="width:10%;" | <font color="#FFFFFF">Evalueer</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:30%;" | <font color="#FFFFFF">''Stap 7:''<br/>Test de prototypen</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:30%;" | <font color="#FFFFFF">''Stap 8:''<br/>Analyseer de resultaten</font>
| colspan="1" style="background: #F265===;width:30%;" | <font color="#FFFFFF">''Stap 9:''<br/>Reviseer en implementeer de oplossing</font>
|-
|
|
|
|
|-
|style="background: #FFFFFF;"|
* Beproef prototypen
* Verzamel evaluatiegegevens
|style="background: #FFFFFF;"|
* m.b.t. de doelen
* m.b.t. de methoden
* m.b.t. de evaluatiemethoden
|style="background: #FFFFFF;"|
* herzie
* beslis
* voer uit
|-
|
|
|
|
|}

==== Seminar ====
{{Onderwijsprofessional/Artikel|Titel=Seminar}}

[[Bestand:Dialogue Seminar '09.jpg|thumb|right|Dialoog seminar tussen Joodse en Arabische Israeli's]]
Een '''seminar''' is een omvangrijke bijeenkomst rond een bepaald onderwerp, waarin deskundigen, meestal via workshops en lezingen, kennis met elkaar delen. Synoniem aan een seminar is het congres, dat in tegenstelling tot het seminar meerdere betekenissen kan hebben. Een seminar met een wetenschappelijk karakter wordt ook wel symposium of conferentie genoemd.

[[Bestand:Scientific seminar.jpg|thumb|left|Wetenschappelijk seminar]] In Engelstalige Landen duidt een seminar op een academische instructie. Meestal bij een universiteit maar soms ook door een commerciële organisatie verzorgd. Het heeft in die betekenis als doel mensen bij elkaar te brengen voor terugkerende ontmoetingen, altijd gericht op hetzelfde onderwerp. Inbreng van een ieder wordt daarbij verwacht, meestal via een Socratische dialoog<ref name=''SOCRATES''>{{citeer boek | Achternaam =CG Hawkins-Leon | Titel = '''Socratic Method-Problem Method Dichotomy: The Debate Over Teaching Method Continues''' | Datum = 1998 | Uitgever = BYU Educ. en LJ}}</ref> of een presentatie. Bij sommige Europese universiteiten wordt de term seminar gebruikt om een uitgebreid college, door een vaak externe expert, te duiden. In andere Europese landen doelt men met een seminar op een hele collegereeks of academisch project. In alle gebruikte betekenissen gaat men uit van een zekere deskundigheid van de deelnemers zodat uitwisseling en niet consumptie van kennis voorop staat.
Steeds vaker wordt de term gebruikt om een commercieel evenement te beschrijven. Deelnemers kunnen dan, soms gratis, informatie ontvangen over allerlei onderwerpen.

[[Bestand:COLLECTIE TROPENMUSEUM Seminarium in Ombalata TMnr 10016579.jpg|thumb|right|Seminarium in de tropen, Ombalata]]
Het woord seminar stamt af van het Latijnse woord seminarium wat kweekschool betekent. Een ''seminarium'', ook wel ''seminarie'', was een katholiek internaat waar predikanten werden opgeleid. Het is ontstaan in de 16e eeuw als onderdeel van de contrareformatie.

{| class="wikitable" width="75%"
! Seminars
|-
| De Kamer van Koophandel hanteert het begrip seminar voor bijeenkomsten die startende ondernemers ondersteunen<ref name=''KVK''>{{citeer boek | Achternaam = Kamer van Koopphandel | Titel = '''Seminars voor startende ondernemers''' | URL = http://www.kvk.nl/ondernemen_in_uw_regio/noord_nederland/actueel/seminars_kvk_noord/seminars_voor_startende_ondernemers/}}</ref>.
|-
| Seminars over finance en beleggen<ref name=''DFT''>{{citeer boek | Achternaam = De Telegraaf | Titel = '''DFT Seminars''' | URL = http://onlineseminar.dft.nl/}}</ref>
|-
| Seminars die onderwijsinstellingen tegen betaling aan derden aanbieden<ref name=''CIC''>{{citeer boek | Achternaam = Customer Insights Center | Titel = '''Seminar Behavioral Targeting''' | URL = http://www.rug.nl/feb/onderzoek/onderzoekscentra/cic/activiteiten}}</ref>
|-
| Seminar over Onderzoek en Ondernemerschap in de Kunstvakopleidingen<ref name=''NVAO''>{{citeer boek | Achternaam = NVAO | Titel = '''SSeminar Onderzoek en Ondernemerschap in de Kunstvakopleidingen''' | URL = http://www.nvao.net/seminar-kunstvakonderwijs}}</ref>
|}

==== Leerobject ====
{{Onderwijsprofessional/Artikel|Titel=Leerobject}}

Een '''leerobject''' is een logische ordening van herbruikbare bouwstenen uit het [[onderwijs]].<ref name=''DEFINITIE''>{{citeer boek | Achternaam = Johnson, L. | Titel = '''Elusive vision: Challenges impeding the learning object economy''' | Datum = 2003 | Plaats = San Francisco | Uitgever = Macromedia Inc.}}</ref> De bouwstenen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit teksten, geluiden of (bewegende) beelden. Een leerobject is een voorwerp dat een hulpmiddel is bij het [[leren]]; het is geen vorm of methode.<ref name=''VOORWERP''>{{citeer boek | Achternaam = Mayer, R. E. | Titel = ''The promise of multimedia learning: using the same instructional design methods across different media'' | Datum = 2003 | Uitgever = Learning and Instruction, 13 | Bladzijdes = 125-139}}</ref>

==== Geschiedenis ====

De term '''leerobject''' wordt vaak ten onrechte toegeschreven aan M.D. Merrill,<ref name = ''MERRILL''>{{citeer boek | Achternaam = Merrill, M. D. | Titel = '''Reflections on a four decade search for effective, efficient and engaging instruction''' | Datum = 2008 | Uitgever = Michael Allen's 2008 e-Learning Annual: Wiley Pfieffer | Bladzijdes = 141-167}}</ref> die dit begin jaren tachtig zou hebben geïntroduceerd. In onderwijskringen werd de term daarvoor ook al in beperkte mate toegepast.<ref name=''VOORHEEN'>{{citeer boek | Achternaam = Van Mondfrans and Travers | Titel = '''Paired-Associate Learning Within and Across Sense Modalities and Involving Simultaneous and Sequential Presentations''' | Datum = 1965 | Uitgever = American Educational Research Journal, 1965, 2 | Bladzijdes = 89-99}}</ref> De term leerobject kwam vooral in gebruik toen in de jaren negentig [[elektronische leeromgeving]]en werden geïnstalleerd in het onderwijs.<ref name=''OPKOMST''>{{citeer boek | Achternaam = Marcel Mirande | Titel = '''De onstuitbare opkomst van de leermachine: over de precaire verhouding tussen technologie en onderwijs in de periode 1925-2005''' | Datum = 2006 | Uitgever = Uitgeverij Van Gorcum | ISBN = 9023242874}}, {{ISBN|9789023242871}}</ref> Dit leidde snel tot een grote hoeveelheid digitale [[onderwijsmateriaal|onderwijsmaterialen]].<ref name='' ''>{{citeer boek | Achternaam = Susan Smith Nash | Titel = '''Learning Objects, Learning Object Repositories, and Learning Theory: Preliminary Best Practices for Online Courses''' | Datum = 2005 | Plaats = Excelsior College, Albany, NY, USA | Uitgever = Interdisciplinary Journal of Knowledge and Learning Objects, Volume 1, 2005}}</ref> Het opslaan en beheren van deze gegevens werd een uitdaging voor de [[Informatie- en Communicatietechnologie|ICT]]-wereld. De gegevens moesten worden gerubriceerd en geordend. De sets van elementen uit het onderwijs die ontstonden noemde men in de [[leertechnologie]] leerobjecten.<ref name=''LEERTECHNOLOGIE''>{{citeer boek | Achternaam = Pierre Gorissen, Jocelyn Manderveld, Frank Benneker, Bas Cordewener | Titel = '''Leertechnologie in de Lage Landen''' | Datum = 2004 | Uitgever = Stichting SURF | ISBN = 90-74256-28-7}}</ref>

==== Metadata ====

De karakteristieken die men als een label toevoegde aan de digitale leerobjecten noemt men [[metadata]]. In de wereld van [[e-learning]] ontstond zo de term leerobjectmetadata. Het model dat hieraan te grondslag ligt noemt men Learning Object Metadata.<ref>Zie hiervoor het [[:en:Learning_object_metadata|Engelse wikipedia-artikel]].</ref> Dit model is door IMS<ref name=''IMS''>{{citeer boek | Titel = '''Learning Resource Meta-data Specification''' | Uitgever = IMS Global Learning Consortium | URL= http://www.imsglobal.org/metadata/}}</ref> ontleend aan een model ontwikkeld aan de [[Open Universiteit]], genaamd EML.<ref name=''EML''>{{citeer boek | Achternaam = Rob Koper and Jocelyn Manderveld | Titel = '''Educational modelling language: modelling reusable, interoperable, rich and personalised units of learning''' | Datum = 2004 | Uitgever = British Journal of Educational Technology, Vol 35 No 5 2004 | Bladzijdes = 537–551}}</ref> Later zijn er veel meer varianten ontwikkeld<ref = ''VARIANT''>{{citeer boek | Achternaam = Katrien Verbert, Erik Duval | Titel = '''Towards a Global Component Architecture for Learning Objects: A Comparative Analysis of Learning Object Content Models''' | Datum = 2004 | Uitgever = Katholieke Universiteit Leuven}}</ref> en daarmee alternatieve definities.

==== LCMS ====

Het verzamelen van al die leerobjecten heeft bij [[onderwijsinstelling]]en, onderwijs[[uitgeverij]]en en andere onderwijsorganisaties geresulteerd in grote [[database]]s met digitale onderwijsmaterialen, ook wel [[software repository|repository]] of leer(object)contentmanagementsysteem ([[LCMS]]) genoemd. Door de leerobjectmetadata kunnen deze partijen eenvoudig met hulp van [[zoekmachine]]s, de verzamelde leerobjecten uitwisselen en hergebruiken.

=== Casus ===

Een docent wordt getraind in het maken van een onderwijsontwerp voor universitaire scheikunde vak. De afspraken zijn dat studenten verzwaarde leerdoelen bereiken die van kennis en begrip naar analyse niveau zijn gebracht. Daarnaast dienen de studenten blijk te geven van een grote waardering voor de docent en de schoonheid van het vak. De opleiding mag aan begeleiding door een ervaren onderwijsontwerper niet meer dan 20 uren bedragen. De docent kan bij de eigen onderwijsondersteuningsinstelling beroep doen op verder didactisch advies.

==== Trainingsdoelen ====

# Professionalisering docent in het onderwijskundige en didactische doorontwikkeling van het eigen onderwijs.
# Training op specifieke vaardigheden die voor de uitvoering gevraagd zijn.
# Opstellen en implementeren van een onderwijs ontwerp voor het vak

==== Situatie ====

* Er is een matig studieboek.
* Studenten zijn 4de jaars.
* Het vak omvat 5 ECTS.
* Er zijn gemiddeld 15 deelnemers aan het vak.

==== Ontwerp ====

Studenten kunnen aan de hand van aangereikte scheikundecasussen beoordelen of - en zo ja, op welke manier - de methoden uit het vak een rol kunnen spelen bij het begrijpen, voorspellen en verifiëren van een oplossing.
De docent kiest/bedenkt een reeks casussen die samen alle belangrijke ideeën en strategieën uit de discipline toelichten. De casussen dagen de studenten flink uit maar zijn met de middelen die hun beschikbaar staan, te begrijpen, te onderzoeken en op te lossen. De studenten bekijken de casus vanuit het perspectief van de discipline. Ze dienen zich af te vragen
# of en waarom de casus een relatie heeft met het vak.
# welke ideeën en strategieën uit de discipline een rol kunnen spelen?
# hoe de casus kan worden herschreven in een beschrijving zoals een expert op het vakgebied de casus zou zien (perspectief)?
# hoe de beschrijving kan worden vertaald in vraagstellingen?
# welke oplossingsmethoden de vraagstelling kunnen beantwoorden?
# hoe selecteert men de beste oplossingsmethode?
# wat het antwoord is als deze beste oplossingsmethode wordt toegepast op de vraagstelling?
# hoe het antwoord gecontroleerd kan worden?

Deze hoofdvragen moeten leiden tot deelvragen. In het proces van het formuleren van vragen doet de student al voorspellingen. De deelvragen hebben tot doel de voorspellingen te bevestigen of te ontkrachten. Het zijn vooral de kwaliteit van de vragen die een student zichzelf stelt die bepalen in welke mate een student het leerdoel beheerst.

==== Vragen stellen ====

Om de casussen te kunnen oplossen is het nodig dat studenten over een goed gevulde gereedschapkist uit de discipline beschikken. Het is de wens van de docent er zeker van te zijn dat studenten minimaal over deze gereedschapkist bezitten. Een manier om te controleren of een student de stof diepgaand begrijpt, er mee kan werken en professioneler naar vaksituaties is gaan kijken, is de student er moeilijke vragen over te laten verzinnen. Vragen die analytisch, persoonlijk maar vooral [[w:casuïstiek|casusgericht]] van aard zijn en niet zondermeer kunnen worden opgelost. De docent bepaalt of hij een vraag van voldoende niveau vindt. Een suggestie is voorbeeldvragen aan de studenten te geven zodat ze weten welk niveau verwacht wordt. De vragen worden door studenten zo aangeboden dat andere studenten er naar kunnen kijken.

De docent verdeelt de leerstof in delen die niet verder kunnen worden opgesplitst. Deze eenheden worden op een lijst gezet. Als een student een vraag verzint zal deze een aantal van deze eenheden moeten aanspreken. Hij of zij dient zelf aan te geven welke eenheden worden gebruikt. Uiteindelijk dient de student alle eenheden minimaal 1 keer in een goedgekeurde vraag aan te spreken. Een vraag wordt alleen goedgekeurd als de docent van oordeel is dat hij van voldoende niveau is en niet teveel lijkt op een andere ingeleverde vraag. In het laatste geval geldt het principe; wie het eerst komt wie het eerst maalt.

De studenten moeten vragen stellen en beantwoorden; aan de hand van een aangereikte casus of aangereikte leerstof. Hierin worden ze ondersteund. Deze ondersteuning is zodanig gefaseerd dat de student uiteindelijk geheel zelfstandig ingewikkelde casussen kan oplossen in een beperkte tijd. Studenten worden verdeeld in groepen (4-5 studenten). Gezien de aantallen is de verwachting dat er twee tot drie groepen zullen ontstaan.

==== Fasering ====

Het onderwijsproces is verdeeld in drie fases. Een student of groep mag pas verder met een volgende fase indien een fase naar oordeel van de docent met een goed gevolg is doorlopen. De docent plant de fases bewust veel krapper dan de roosterplanning van zijn vak! We gaan immers ervan uit dat we de studenten verder helpen bij het leren leren dus dat ze nog niet aan het strakke leerschema zullen voldoen.

In de eerste fase doet de docent voor hoe je goede deelvragen uit de eerder genoemde hoofdvragen kunt formuleren en oplossen aan de hand van een scheikundecasus. Daarna vraagt de docent de groepen hem na te doen tijdens en tussen de bijeenkomsten. Hij zal de groepen intensief begeleiden. De student maakt individueel vragen over de aangereikte leerstof. Deze vragen worden besproken in de eigen groep die de student meehelpt bij het beter formuleren of bedenken daarvan. Het is in deze fase de groepsverantwoordelijkheid dat alle leden voldoende vragen formuleren. De docent zal dus de groep stevig aanspreken als studenten achterblijven. De student dient na deze fase de helft van de leerstof eenheden gedekt te hebben.

In de tweede fase doet de docent voor hoe je zelf goede casussen bedenkt. De groep doet hem na en maakt een of meerdere casussen die elk verschillen van elkaar en voorgaande casussen qua dekking van de leerstof. Deze casussen worden na goedkeuring door de docent gegeven aan de individuele studenten van de andere groep. De studenten maken dan een casus, aangereikt door een groep, zelfstandig, maar krijgen daarbij wel alle hulp van de groep. Het
maken van vragen over alle resterende leerstof eenheden doen de studenten nu geheel zelfstandig zonder hulp van de groep.

In de derde fase heeft de student zijn gereedschapkist (soms dubbel; zowel vragen maken als casussen beantwoorden) gevuld en zou nu geheel zelfstandig aangereikte casussen moeten kunnen aanpakken. Deze aangereikte casussen zorgen ervoor dat de nog niet aangesproken leerstof uit eerdere casussen alsnog wordt benaderd. De student oefent tijdens een voorlaatste bijeenkomst zijn snelheid in het aanpakken (een oefententamen). De laatste bijeenkomst bestaat uit een individueel spreekuur (10 minuten) tussen de docent met elke student waarbij een student aangeeft op welke punten hij op welke manier zichzelf moet ontwikkelen om het eindtentamen te halen. Het zou zo moeten zijn dat alle studenten het gewenste niveau al op het proeftentamen hebben gehaald. Dit moet de docent vooral niet communiceren; alleen de bereikte groei, de openstaande hiaten en het vertrouwen geven dat de student met zijn plan van aanpak deze hiaten zal opvullen. Mocht onverhoopt een student het op het eindtentamen minder goed doen dan op het oefententamen dan kan de docent besluiten het resultaat op het oefententamen als uitgangspunt te nemen. Het kan ook blijken dat de docent voldoende vertrouwen in sommige studenten heeft nadat zij vragen hebben geformuleerd en beantwoord tijdens het onderwijs, dat een tentamen geen toegevoegde waarde heeft en men daarvan kan worden vrijgesteld.

==== Onderbouwing ====

Het zowel maken als beantwoorden van vragen zorgt voor krachtige twee richting aanpak; van (casus naar) vragen naar oplossen en van oplossen (leerstof) naar vragen. Verder bevat het ontwerp vele stimuleringstechnieken om de studenten aan te zetten tot op tijd en diepgaand leren. Wanneer de uitdaging wordt gecombineerd met geruststelling en vertrouwen zullen de studenten het vak als zwaar maar leuk en zinvol gaan ervaren. Zij zullen de docent waarderen voor zijn vertrouwen in hun kunnen, voor zijn bijdrage aan een zinvolle zelfontplooiing en het laten zien van de schoonheid van de discipline.

==== Vaardigheden ====

Van de docent wordt nogal wat gevraagd. Hij zal
# een coachende rol moeten vertolken
# bewust aansturen op metacognitieve en sociaal-emotieve leerprocessen
# zich kwetsbaar durven opstellen
# zich in een zwart gat durven werpen
# goed kunnen improviseren
# groepen moeten begeleiden
# het leren bij de student moeten laten en niet overnemen
# de schoonheid van het vak vinden
# moeten reflecteren op zijn eigen mentale modellen en manier van kijken en oplossen
# studenten ondersteunen en prikkelen tot zelfreflectie

==== Acties ====

# het opzetten van een leeromgeving waarin genoemd ontwerp wordt ondersteund
# het opdelen van de leerstof in ondeelbare eenheden
# het bedenken van casussen die samen de leerstof dekken
# het opstellen van een proeftentamen en eindtentamen (wederom casussen dus)
# een maken van een rooster dat het onderwijsproces organiseert
# het opstellen van een voorbeelduitwerking van een casus
# het opstellen van voorbeeldvragen


== Onderwijsondernemer ==
== Onderwijsondernemer ==

Versie van 12 mei 2020 14:42

In dit boek gaat het over ondernemende onderwijsprofessionals die hun talenten in vrij ondernemerschap zouden kunnen uitdragen, dit noemen we een onderwijsentrepreneur.

Artikelen

Vanuit de serie Onderwijsprofessional zijn de volgende Wikipedia-artikelen gestart (N) of aangepast
A t/m N O t/m P Q t/m Z
N Alexander Romiszowski N Ondernemend leren N Schoolgids
Beroepskunstenaars In de Klas (BIK) N Ondernemend management N Schoolplan
N Constructivistisch onderwijs N Onderwijsfilm N Seminar
N Leeractiviteit N Onderwijsondernemer N Serious Game
N Leerdoel N Onderwijstechnoloog N Studax
N Leerobject N Onderwijstijd N Unique Selling Proposition
N Leerstof Onderwijsvorm Verhaal
N Leeromgeving Ouderbijdrage Virtual Action Learning
N Lumpsum N Projectonderwijs N Wet BIO
N MUVE N Projectplan
N Nieuwe leren
N AT&T Development-Model

Onderwijsondernemer

Inleiding

Het boek start met het profiel van een onderwijsondernemer. Immers een schets van zijn karakter en competenties bepaalt of en in welke mate hij capabel genoeg is om in het onderwijs ondernemend te opereren. Of bij de onderwijsprofessionals ook een kwart van de populatie als potentiële onderwijsondernemer mag worden gezien is de vraag die mede in het beschrijven van de doelgroep van dit boek wordt besproken. Het profiel van de onderwijsondernemer bepaalt ook in sterke mate welk uniek product hij op de markt brengt. Veel van de kenmerken en persoonlijkheidseigenschappen van de ondernemer zijn te ontwikkelen.

Een innovatie is een creatief product met een verdienmodel. Een succes is een product met een creatief verdienmodel.

De handelssteden in Noord-Europa aan de Noordzee en Oostzee en de handelswegen gingen in de Middeleeuwen steeds meer samenwerken om de handel te bevorderen en de kooplieden beter te beschermen. Dit samenwerkingsverband, dat bekend is geworden als de Hanze, leidde er onder meer toe dat de kooplieden steeds vaker mensen in dienst namen en werkten vanuit een vaste stek. Deze Hanzekooplieden kunnen als de eerste ondernemers in de regio's Nederland en Vlamingen worden beschouwd.

Profiel

Bij het vaststellen van een profiel van de onderwijsondernemer kijkt men naar persoonlijkheidskenmerken en competenties.

De volgende organisaties stimuleren ondernemerschap.

Het trainen van ondernemerschap wordt internationaal gezien als een belangrijk onderdeel binnen het onderwijs. Het kan helpen bij het ontwikkelen van vaardigheden die in de "echte" wereld tellen. Men kan bij onderwijs bijvoorbeeld denken aan naschoolse programma's, zomerkampen, competities, lessen of zelfs schooltypen. Enkele internationale voorbeelden van initiatieven die op dit gebied actief zijn:

Onderwijsintrapreneur

Een onderwijsintrapreneur is een ondernemende onderwijswerknemer. De term is een samenvoegsel van een intrapreneur[begrip 1] werkend in een onderwijsorganisatie. Om intrapreneurs binnen een organisatie te ondersteunen zijn er volgens de literatuur vijf factoren die aandacht verdienen[1]:"rewards and reinforcement", "time availability", "management support", "autonomy/work discretion" en "organizational boundaries". No one can possibly achieve any real and lasting success or get rich in business by being a conformist. - J. Paul Getty, American industrialist

BIK

Beroepskunstenaars In de Klas (BIK’ers) zijn kunstenaars met een bijscholing op het gebied van (project)onderwijs zodat zij scholen kunnen ondersteunen bij het ontwikkelen van eigen kunstprojecten.

In Nederland is het overheidsbeleid[2] erop gericht kinderen en jongeren meer te laten kennismaken met cultuur. Dit resulteerde in 1996 in het project Cultuur en School[3]. Tussen 1997 en 2003 richtte zich dit project met name op het voortgezet onderwijs[4]. Sinds 2003 sloot het basisonderwijs zich hierbij aan. De Nederlandse regering stimuleerde deze ontwikkeling in 2004 door de subsidieregeling Versterking cultuureducatie in het Primair Onderwijs[5]. Doel hiervan was dat alle basisscholen, in nauwe samenwerking met hun culturele omgeving, een gedegen cultuureducatie beleid te laten voeren. Een vorm van deze samenwerking is het project beroepskunstenaars in de klas (BIK). De door de Nederlandse overheid gewenste structurele onwikkeling uitte zich in het feit dat na een groot wetenschappelijk onderzoek[6], de financiering van de regeling in het schooljaar 2006/2007 is opgegaan in de lumpsum, de standaard financiering van een basisschool. Naast basisscholen wordt er van de Regeling Beroepskunstenaars in de Klas (BIK) ook in andere typen onderwijs gebruik gemaakt[7]. Beroepskunstenaars in de Klas wordt ook ingezet in het Wanita-concept[8]. Dit concept heeft als uitgangspunt om, naast een cursorisch deel van het programma voor de verwerven van de basisvaardigheden, een geïntegreerd programma te ontwikkelen inclusief de integratie van de kunsten.

De term beroepskunstenaar wordt gedefinieerd in de Wet werk en inkomen kunstenaars (Wwik)[9] en bij het beroepsmatigheidsonderzoek dat in het kader van de Wwik wordt uitgevoerd door Kunstenaars&CO[10]. In het rapport Kunstenaars in Nederland[11] (CBS 2007) wordt het aantal beeldende kunstenaars in Nederland op 7.000 geschat. De sectormonitor beeldende kunst[12] brengt de informatie betreffende de BIK uit deze en andere bronnen samen.

Om de kwaliteit van de beroepskunstenaars te waarborgen is er een erkende kwalificatie[13] ontwikkeld gekoppeld aan een opleiding. De BIK-opleiding is in 2002 ontwikkeld door Theo van Adrichem[14]en wordt op vele locaties in het land gegeven. Deze parttime (post-hbo) opleiding duurt één jaar en omvat naast een theoretisch deel ook een drietal stages op scholen. Na de met succes afgeronde studie wordt het BIK-certificaat uitgereikt. Het programma leert de deelnemers om naast het verzorgen van creatieve workshops of museumprojecten, ook kunstbeschouwing en cultuurlessen te verzorgen waarbij leerlingen op reflectieve wijze, dan wel op receptieve wijze in contact komen met beeldende kunst. Critici wijzen op het tekort aan agogische en didactische kennis in het programma[15].

Ondernemend Management

Visie

Een belangrijke visie die de rest van het boek kleurt is wat we verstaan onder ondernemerschap en ondernemendheid. Wanneer spreken we van een onderwijsondernemer en wanneer van een ondernemende onderwijsprofessional? Of definiëren we dat als hetzelfde? Wat zien we als ondernemende rollen binnen het ondernemend onderwijs? In welke werkgebieden werken ze? En welke competenties vragen we van elk van deze rollen?

Maatschappelijk

Maatschappelijk Ondernemen (MO), wat zowel profit als non-profit kan, wordt door de SER[16] gelijkgesteld aan Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Ondernemen op een verantwoorde manier, in het Engels geduid als Corporate Social Responsibility, hoeft een maatschappelijke verandering echter niet als doelstelling te hebben, wat in het Engels wordt geduid als Social Entrepreneurship. In dit boek wordt van de onderwijsondernemer verwacht dat hij niet alleen economische waarde (profit) toevoegt maar ook sociale (people) en ecologische waarde (planet). We zullen de begrippen maatschappelijk ondernemen en maatschappelijk verantwoord ondernemen als beide hebbende deze betekenis hiervoor inzetten (zoals ook op wikipedia gebeurt).

Ondernemerschap

Ondernemerschap is, in de visie van dit boek, kansen zien en benutten door middel van een eigen bedrijf of binnen een (groter) bedrijf waarmee je waarde creëert voor jezelf en je omgeving. Een definitie die aansluit bij die van Martijn Driessen [17]in zijn proefschrift over de entrepreneur als de ondernemende ondernemer, hoewel strikt genomen een ondernemer iemand is die een eigen bedrijf runt. Subsidie spuit voor een school die ondernemend wil opereren vaak op langere termijn zand in de motor in plaats van benzine.

Gereedschappen

In de gereedschapskist van de onderwijsondernemer vinden we instrumenten, materialen, methoden, netwerken en voorbeelden die hem kunnen bijstaan.

Een onderwijsondernemer zal in het algemeen gebruik kunnen maken van

of vakspecifiek

Onderstaande onderwijsfilms tonen handige vaardigheden uit de gereedschapskist van een (jonge) onderwijsondernemer.

Ontwikkeling

Ondernemen is in. In Nederland zijn in 2007 zo'n 103.000 onderneming gestart en dit aantal is sindsdien alleen maar toegenomen. Binnen de arbeidsmarkt zien we ook steeds meer ondernemerschap terug. Van 450.000 werknemers met een flexibel contract en 850.000 ZZP-ers in 2001 naar ongeveer 600.000 flexibele arbeidscontracten en 1.000.000 ZZP-ers in 2008. Om deze ontwikkelingen te ondersteunen is het van belang te weten wat de nieuwe ondernemers drijft. Als je kijkt naar de gemiddelde verdiensten en die vergelijkt met werknemers dan verdienen ondernemers 10% minder. Dus dat kan niet de drijfveer zijn. Wat dan wel? Het gaat de ondernemers om zelfbeschikking en vrijheid. Te gaan voor dat waar men zelf helemaal achterstaat en zich daarin persoonlijk ontplooien. Deze ondernemendheid hoeft, kan en moet zich niet perse in ondernemerschap te ontluiken maar kan ook in ondernemend gedrag binnen een onderwijsorganisatie demonstreren. En dat wordt ook steeds meer gevraagd van onderwijsorganisaties. Vanuit de maatschappelijke taak die het onderwijs heeft beschouwd, is zowel het ontwikkelen van ondernemerschap als ondernemendheid van belang.

De producten die men typisch van een onderwijsondernemer kan verwachten zijn:

Een onderwijsondernemer zal zijn profiel sterk verbinden aan het product dat hij levert. Zijn eigenheid zal vaak een groot deel van de unieke voordelen bepalen van zijn product. Deze voordelen noemt men wel USP.

USP

Een Unique Selling Proposition, ook wel Unique Selling Point of USP genoemd, is een eigenschap van een product die het onderscheidt van vergelijkbare producten.

Geschiedenis

De term Unique Selling Proposition (USP) werd bedacht door Rosser Reeves van de Ted Bates & Company. Het is een marketingconcept dat is ontstaan om patronen in succesvolle reclamecampagnes in de jaren '40 te verklaren. De theorie beweert dat zulke campagnes unieke voorstellen deden aan potentiële klanten. Deze voorstellen overtuigden de klanten om van merk te wisselen. Vandaag de dag wordt de term gebruikt om onderscheidende aspecten van een product te benoemen als basis voor marketingstrategieën.

Definitie

De USP duidt op de unieke en onderscheidende kenmerken van een dienst of product. Men brengt deze onder de aandacht van een bepaalde doelgroep om deze te wijzen op voordelen als kwaliteit, functionaliteit of prijs, met als doel de gevoelens van een klant t.o.v. een product positief te beïnvloeden. . Deze meerwaarde bepaalt mede of een dienst of product succesvol zal zijn. Tegenwoordig worden ook slimme marketingslogans, die niet meer direct het merk weergeven maar wel blijven "hangen", hieronder geschaard. Verwant aan USP zijn begrippen als Point of difference (POD), de Elevatorpitch en Unique Perceived Benefit (UPB).

Criteria

Oorspronkelijke criteria die de bedenker[18] opstelde zijn:

  • Elke reclame moet een voorstel doen aan de klant die hem zegt dat hij het product moet kopen om de bijbehorende voordelen te ontvangen.
  • Het voorstel moet er een zijn dat de concurrentie niet (kan) aanbieden.
  • Het voorstel moet zo sterk zijn dat grote aantallen klanten overgaan tot jouw product.

Tegenwoordig verwacht men van een goede USP dat deze:

  • zich verplaatst in de klant
  • begrijpt waarom een klant een product koopt
  • weergeeft wat maakt dat de klant voor dit product kiest en niet voor vergelijkbaar product

Voorbeelden

Voorbeelden van producten met een duidelijke USP zijn:

  • Head & Shoulders: Mooi en roosvrij haar

Ondernemend onderwijs

Ondernemend onderwijs betekent dat de lerende leert door te ondernemen of leert ondernemen.

Achtergrond

Ondernemen is het opzetten en uitvoeren van een eigen project of bedrijf. Een ondernemer is iemand die graag zaken willen beginnen, dingen wil aanpakken, verantwoordelijkheid wil aanvaarden en initiatieven op zich wil nemen. Ondernemend leren betekent dat de lerende een leeromgeving heeft waarin in hij of zij als zijnde een ondernemer kan leren.

Of ondernemen te leren is daarover verschillen de meningen. Vandaar dat sommige spreken van leren ondernemen en anderen van ondernemend leren. In ieder geval staat vast voor deskundigen dat het bevorderen van ondernemerschap, en de competenties die daaraan zijn gekoppeld, een ondernemende leeromgeving vraagt.

Wat ondernemerschap inhoudt daarover zijn de meningen eveneens verdeelt. Wel bestaat er consensus wat betreft kenmerken als creatief, lef, zelfvertrouwen, resultaatgericht, maatschappelijk en initiatiefrijk.

Bijna alle initiatieven op het gebied van ondernemend leren zijn duurzaam. Om dit maatschappelijk verantwoord ondernemen te benadrukken spreekt men ook dikwijls van Maatschappelijk Ondernemend Leren (MOL).

Ondernemend leren of ondernemend onderwijs wordt door elkaar gebruikt. Hoewel onderwijs en leren niet hetzelfde betekenen. Het onderwijs duidt op de overdracht en leren op het ontvangen van nieuwe kennis, inzichten of vaardigheden. De internationale aanduiding voor deze discipline is wel eenduidig namelijk Entrepreneurship Education.

Geschiedenis

Het was de zakenman Horace A. Moses die het principe van learning by doing in de zakenwereld bracht. Hij werd daarin gesteund door persoonlijkheden als Henry Ford, John D. Rockefeller en Walt Disney. Deze steun resulteerde in Junior Achievement[19], een organisatie met meer dan 350.000 vrijwilligers met als doel lerende te leren over werk, ondernemerschap en financiën. Het netwerk van Junior Achievement Worldwide bestaat nu uit meer dan 100 organisaties, waarvan bijna 40 in Europa. In Europa deed het principe van Moses in de jaren zestig zijn intrede.

Met name Groot-Brittannië zette in het verleden meerdere grote politieke stappen voor de ontwikkeling van Entrepreneurship Education. Zo is er uit publieke middelen een Higher Education Innovation Fund (www.hefce.ak.uk) en een Science Enterprise Challenge Fund (www.ost.gov.uk) opgericht. Het laatste fonds stemde het ontplooien van ondernemerschap af op het vergroten van wetenschappelijke kennis. Er ontstonden Centres of Excellence in Teaching and Learning Entrepreneurship bij de universiteiten van Nottingham, Leeds Metropolitan en bij White Rose Consortium. Evenals tal van andere activiteiten die door de National Council for Graduate Entrepreneurship [20] recent bij elkaar zijn gebracht om van elkaar te leren.

In 2003 nam de Europese Unie [21] het besluit, na het geven van een opdracht tot een aantal grote onderzoeken en reviews [22], om ondernemende activiteiten middels het onderwijs te stimuleren. Dit werd na analyse van de resultaten nog eens bekrachtigd in 2005 [23]. Ook in de VS is sinds enkele jaren een hernieuwde aandacht voor ondernemend onderwijs.

Volgens onderzoekers[24] dient het onderwijzen van ondernemerschap breed te worden aangepakt. Vooral het opnemen van een training in bewustwording noemen zij van groot belang. Het gaat daarbij om het ervaren wat ondernemerschap inhoudt. Vroege Europese voorbeelden in het buitenland zijn het Graduate Entreprise Programma (Groot-Brittannië)[25] en de Entrepreneur-Service (Noorwegen).

Voor het Nederlands onderwijs betekende deze adviezen dat het kabinet[26] besloot jongeren al vroeg met ondernemerschap in aanraking te laten komen[27]. In Nederland ontstond zodoende vanuit verschillende ministeries (OCW, EZ en Landbouw) samen met andere partijen (ondernemersverenigingen, bedrijven en banken) het partnership leren ondernemen[28]. Later is dit veranderd in onderwijs onderneemt.

Het Onderwijs Netwerk Ondernemen dat in april 2009 door hen gelanceerd is heeft als doelstelling het stimuleren van ondernemen binnen het onderwijs en het vergroten van een ondernemende houding bij leerlingen, studenten, docenten en management. De subsidieregeling helpt scholen een netwerk op te richten van onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Een subsidie[29] kon alleen worden aangevraagd door een samenwerkingsverband van ten minste vier deelnemers, waaronder minimaal twee onderwijsinstellingen en minimaal één ondernemer. Het budget voor 2009 van vier miljoen euro is toegekend aan 27 gehonoreerde projecten waarvan zeven afkomstig uit het primair onderwijs, negen uit het voortgezet onderwijs en elf uit het middelbare beroepsonderwijs. Gemiddeld kregen de projecten 150.000 euro aan subsidie.

Een voorbeeld van verdere initiatieven zijn jong ondernemen[30], de team academie[31], ondernemende basisscholen[32] en het Entreprenasium[33] .

Model

Een terugkerend element in de vele reviews[34] over ondernemend onderwijs is het leren omgaan met de relatieve grote vrijheid wat betreft invulling van het proces en de inhoud. In termen van zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid blijkt het bijna altijd verder te gaan dan bijvoorbeeld projectgestuurd onderwijs. Dat vraagt volgens de reviewers om het organiseren van strakke beoordelingsprocedures om vrijblijvendheid te voorkomen.

Het ondernemend onderwijs kent vele verschijningsvormen. Toch concludeert men in verschillende surveys[35] dat de volgende rode draad steeds terugkeert:

  • De lerende kiest vanuit zijn eigen betrokkenheid een maatschappelijk vraagstuk of doelstelling
  • De lerende verdiept zich alleen of met anderen in het vraagstuk
  • De lerende stelt een oplossing voor
  • De lerende vertaalt deze oplossing in een concreet te realiseren eindresultaat
  • De lerende omschrijft vooraf de gezamenlijk te verrichten werkzaamheden leidend tot dit eindresultaat
  • De lerende voert deze uit, test het eindproduct en implementeert deze in een eigen bedrijf
  • De lerende reflecteert op het eigen bedrijf

Kinderziektes

Ondernemerschap als domein in het onderwijs en leren groeit wereldwijd snel. Onderwijsonderzoekers hebben zich daarbij aangesloten en verdiepen zich in de effectiviteit van toegepaste pedagogische, methodologische en theoretische strategieën. Er is echter nog geen consensus tussen deskundigen over wat ondernemen of ondernemerschap inhoudt, in welke mate het een kwestie is van aanleg of te ontwikkelen competenties, en om welke persoonskenmerken of kennis en vaardigheden het dan precies gaat. Mocht er overeenstemming zijn dan bestaan er nog verschillende inzichten op welke wijze een studerende het beste ondernemend zou kunnen leren. Hoewel ondernemend onderwijs al een lange geschiedenis kent, is het nog lang niet volwassen.

Of iemand een eigen bedrijf start is in het begin vooral een individuele keuze. Uit de wetenschap blijkt dat men zeer jong (voor de 12de levensjaar) ondernemerschap dient te koesteren. Onderzoekers benadrukken daarom dat om dit proces te initiëren al in het basisonderwijs het verkennen van ondernemerschap een plek zouden moeten hebben. Dit gebeurt dan ook steeds meer. Echter in het voorgezet onderwijs, en maar in beperkte mate in het hoger of beroepsonderwijs, is er nog geen passend vervolg voor leerlingen die ondernemend zijn.

Meningen

Omdat ondernemend leren nog in de kinderschoenen staat wordt de boventoon in de discussie over ondernemend onderwijs gevoerd door de voorstanders. De tegenstanders menen dat het zo'n vaart niet zal lopen. Tegenstand is dan ook vooral te horen op plekken waar ondernemend leren wordt geintroduceerd.

De voorstanders[36] roemen de volgende voordelen voor de lerende, zijn begeleiders en de school:

  • Het vermogen om oorspronkelijk te mogen zijn en van daaruit creatief te denken en te doen
  • Het prikkelen van een nieuwsgierige en een ontdekkende instelling
  • Het leren opmerken en benutten van kansen
  • Het creëren van daadwerkerlijke oplossingen en vernieuwingen of het slim samenvoegen van bestaande ideeën
  • Het leren durven nemen van gecalculeerde risico’s en ongebruikelijke keuzes.
  • Het veilig uitproberen en fouten maken wordt aangemoedigd als effectief middel om te leren
  • Het focussen op wat men kan en minder op wat men niet kan
  • Het eigenwijs en ambitieus mogen zijn
  • Het bewust zijn en ontwikkelen van de maatschappelijke rol en verantwoordelijkheid
  • Het zelf tot actie overgaan en het roer nemen
  • Het zichzelf vooraf duidelijke doelen stellen en daarop beoordeeld willen worden

Waar ondernemend leren opduikt zie je op grond van ervaringen critici wijzen op de volgende nadelen:

  • Het bijdragen aan wat men noemt vormfetisjisme in het onderwijs
  • Het drastisch veranderen van de cultuur en de organisatie van de universiteit of school
  • Het vraagt een vaak ontbrekende deskundigheid en attitude van de begeleiders
  • Het is lastig in te bedden in het bestaande meer conformistische onderwijsmodel
  • Het koppelen aan de eindtermen in het onderwijs gebeurt tijdens de projectactiviteiten en niet vooraf. Dat maakt het plannen van de ontwikkeling van de lerende lastiger
  • Het vraagt een extra investering in tijd, geld en middelen
  • Het overwinnen van weerstand tegen onderwijsvernieuwingsprocessen, het nieuwe leren, waar ondernemend onderwijs meestal onder wordt geschaard

Ondernemingsplan

Een ondernemingsplan, ook wel businessplan of bedrijfsplan genoemd, is een beschrijving en een onderbouwing van de plannen van een bepaald bedrijf dat soms nog moet worden opgericht. Het ondernemingsplan betreft de ontwikkeling en de gewenste resultaten van dat bedrijf over een bepaalde periode.

Voorbeeld ondernemingsplan
Voorbeeld ondernemingsplan

Definitie

Meestal wordt een ondernemingsplan geassocieerd met het oprichten van een nieuwe onderneming of het overnemen daarvan. In de praktijk blijken juist gevestigde ondernemers vaak een plan te schrijven dat aangeeft waar hun onderneming binnen een bepaalde periode zal staan. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, wordt een ondernemingsplan dus niet alleen gebruikt door starters maar ook door ervaren organisaties[37] (zie voorbeelden).

Volgens de definitie van Bruyland[38] geeft een ondernemingsplan daarom een volledige beschrijving van de onderneming en van de manier waarop deze onderneming omgaat, en in haar toekomst denkt om te gaan, met de eisen en de voorwaarden die de omgeving aan haar stelt. Hij beperkt dus de definitie niet tot nog op te richten bedrijven. In een ondernemingsplan moeten, volgens Bruyland, in ieder geval de volgende vragen duidelijk beantwoord worden: Wat wil ik? Wat kan ik? Wat ga ik doen. Het Agentschap Ondernemen, het aanspreekpunt van de Vlaamse overheid voor ondernemers, benadrukt het uiteindelijke doel van het ondernemingsplan, namelijk het achterhalen van de haalbaarheid van de onderneming. In haar definitie[39] vindt men de onderdelen van het ondernemingsplan terug. Dit zijn: de activiteiten, het product, de markt, de mensen en de financiering.

Functie

De bedrijfskunde onderscheidt de volgende mogelijke functies van een ondernemingsplan: het kan als visitekaartje dienen, een beleidsinstrument zijn, een denkoefening en/of een hulpmiddel bij financiering[40]. Speciale ondernemingsplannen zijn het strategisch plan en het crisisplan. Een ondernemingsplan, waarin de strategische ontwikkeling van de onderneming centraal staat wordt ook wel een strategisch plan[41] genoemd. Als een ondernemingsplan dient om een voortzetting van een bedrijf na een faillissement te onderbouwen, wordt ook wel gesproken van een crisisplan of overlevingsplan[42].

Geschiedenis

De geschiedenis van het ondernemingsplan hangt nauw samen met de geschiedenis van de ondernemer of onderneming. Het ondernemerschap is zo oud als de mens zelf. Ondernemingen konden al worden gevonden in Mesopotamie en het Neo-Babylon[43]. Ze kwamen overal in de wereld voor; van Japan, China en koloniaal India tot de recente middeleeuwse ontwikkelingen in Europa en de VS. Ook ondernemingen op grote schaal ontstonden al vrij vroeg in de geschiedenis van de moderne mens.

Een relatief recente pijler in deze geschiedenis is bijvoorbeeld de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), die als eerste onderneming aandelen uitgaf. De oprichtingsakte, het staatsprivilege (octrooi) en de vrijbrief met vergaande soevereiniteitsrechten kunnen worden gezien als een ondernemingsplan dat was bedoeld om toekomstige aandeelhouders ertoe over te halen de VOC te financieren. De eerste industriële revolutie die ontstond in Engeland kan ook als een mijlpaal worden gezien. Als eerste land op het continent gevolgd door België. Nederland volgde veel later. Een andere pijler in de Nederlandse geschiedenis van het ondernemingsplan is Willem Albert Scholten. Hij was de eerste Nederlandse ondernemer die een industriële multinational wist op te richten en voor deze plannen financiers wist te overtuigen[44].

Een van de eerste ondernemerswedstrijden in de wereld, die het indienen een ondernemingsplan als model had, werd begonnen door de Moot Corp. in 1984[45]. Dit model werd daarna snel populair in de Amerikaanse academische wereld. In 1989 werden de ondernemerswedstrijden uitgevoerd op alle voorname Amerikaanse universiteiten[46].

Opbouw

De structuur van het ondernemingsplan bestaat vaak uit de volgende onderdelen:[47]

Gangbare rechtsvormen van een midden of klein bedrijf
Ondernemer Onderneming Markt Organisatie Financiëen
Gegevens Doelen Concurrentie Rechtsvorm Omzetprognose
Eigenschappen en vaardigheden[48] Product of dienst Marketing Benodigde vergunningen Rentabiliteitsdrempel
Haalbaarheidsonderzoek Promotie Personeel[49] Investeringsbegroting
Prijsstelling Plaats Financiering
Benodigde kennis[50] Exploitatiebegroting

P's

Bij het schrijven van een ondernemingsplan heeft men het in marketingtermen vaak over het bespreken van de zogenaamde P's. Dit zijn aspecten die ergens in de opbouw aan bod dienen te komen.[51]

  • Persoon
Een van de P's staat voor persoon of personeel. Indien het ondernemingsplan de start van een bedrijf beschrijft, worden vaak de persoonlijke gegevens van de startende ondernemer zoals NAW-gegevens, burgerlijke staat, nationaliteit, rekeningnummers, rijksregisternummer (België) of burgerservicenummer (Nederland) en curriculum vitae genoemd. Ook eventuele bestaande inkomsten, schulden en verzekering]]en, arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov), rechtsbijstandverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering, van de ondernemer/onderneming vallen hieronder. Belangrijk bij de start van een bedrijf is het kiezen van een ondernemingsvorm, zoals de eenmanszaak, vennootschap onder firma (VOF), besloten vennootschap (BV), commanditaire vennootschap (CV), naamloze vennootschap (NV) of maatschap en een onderbouwing voor deze keuze. Bij een bestaande onderneming zal alleen een onderbouwing worden gegeven wanneer er sprake is van een verandering van rechtsvorm. Onder de P van persoon valt ook de P van personeel. Deze P duidt dan op het gehele HRM beleid. Zoals wie is mijn personeel, welke kennis nemen ze mee, welke taken zijn over het personeel verdeeld en wat verdienen ze?
  • Product
Het product vormt de basis van de onderneming. In het ondernemingsplan wordt het product daarom zo precies mogelijk beschreven. Het antwoord, op welk voordeel het product oplevert en hoe dit wordt bereikt, is gevraagd. Daarbij dient de schrijver van het plan duidelijk te maken wat de innovatie is die het product biedt. En hoe deze innovatie is beschermd tegen het kopiëren door anderen (zoals een octrooi). Deze uitleg dient betrokkenen te overtuigen van het bestaansrecht van het product. Vaak doet men daartoe ook een sterkte-zwakteanalyse van de onderneming of het product om de haalbaarheid vast te stellen. Een productbeschrijving beschrijft het doel, de samenstelling, de herkomst en de kwaliteitseisen van een product.
  • Prijs
Het fundament van de onderneming zijn de |financiën[52]. Prognoses over de te behalen omzet, die primair afhangen van de prijs van het product en het aantal verkochte producten, vallen hieronder. Bij welke prijs en afzet wordt er voldoende omzet gegenereerd om de kosten te dekken (break-even point)? Welke kosten zijn nodig om de start te kunnen maken? Hoe wordt het een en ander gefinancierd (krediet of spaargeld). De solvabiliteit is hierbij van belang. Wat zal op grond van de omzetprognose en de investeringsbegroting, de nettowinst in het verloop van de tijd bedragen? Hoe verlopen de beschikbare geldelijke middelen in de tijd (liquiditeitsbegroting)? Met andere woorden, is er op elk moment voldoende geld in de kas?
  • Plaats
Een andere P die in een ondernemingsplan naar voren komt is de plaats. Is de onderneming gevestigd in de eigen woning of is er sprake van een bedrijfspand? Hoe is de onderneming bereikbaar: per auto of openbaar vervoer? Bij het bespreken van de omgeving van de onderneming kan worden ingegaan op geografische bijzonderheden zoals de demografische factoren.
  • Promotie
De P van promotie vergelijkt de punten uit de interne organisatie van met de concurrentie. Waarom de klant het product verkiest boven die van een concurrent, is voor het bepalen van het bestaansrecht een cruciale vraag. Men kan dit onderbouwen door bijvoorbeeld de Unique Selling Proposition (USP) te noemen. Ook is de prijs en kwaliteit verhouding in vergelijk met de concurrentie een belangrijk gegeven. Een onderzoek naar de markt valt eveneens hieronder. De marketingmix is hier een belangrijk analysemiddel. In het marketingplan[53] kan men mede op grond hiervan aangeven op welke manier klanten worden bereikt; bijvoorbeeld door gebruik te maken van advertenties, het aanmelden bij zoekmachines, het gebruiken van folders, mailings of tv-spotjes.

Modellen

Middel Toepassing
Bontje-model[54] Doe het zelf methode voor ondernemers in het MKB om in stappen een ondernemingsplan te schrijven
Business Box[55] Een online hulpmiddel om in tien stappen tot een ondernemingsplan te komen
Durham-model[56] Richt zich met name op de eigenaar in het MKB vanuit een projectmatige blik
EBRAR vragenlijst[57] Een vragenlijst om een ondernemingsplan te schrijven of te beoordelen gebaseerd op 10 wetenschappelijke principes.
INK-model[58] Een gangbaar diagnose model voor het Nederlandse MKB
Interactieve Strategisch Management[59] Op gestructureerde wijze ontwikkelen van een ondernemingsplan door agrariërs
LHV Rekenmodel Ondernemingsplan[60] De huisarts krijgt met dit model informatie over hoe zijn praktijk heeft gedraaid en kan zodoende een beter plan maken voor de toekomst.

Redenen

Een ondernemingsplan wordt aangeraden door deskundigen om de haalbaarheid van het bedrijf te vergroten. Het is principe zelfs verplicht indien er een krediet nodig is van een bank, of wanneer men in aanmerking wil komen voor een uitkering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz.) Dit geldt alleen als men vanuit een bijstandsuitkering een onderneming wil starten of na afloop van een Startperiode vanuit een WW-uitkering. In sommige gevallen kan het ondernemingsplan ook bedoeld zijn om het vertrouwen te winnen van andere partijen, zoals leveranciers of verzekeraars.

Andere redenen om een plan te schrijven zijn[61] het in kaart brengen van de eigen ideeën, hulp bij het managen van de onderneming, het achteraf kunnen vaststellen van de mate van succes, het bestaansrecht van de onderneming aantonen[62] of hulp bij het aanvragen van een financiering.

Overwegingen

De voordelen die het hebben van een ondernemingsplan oplevert[63][64] en die daardoor een ondernemer kunnen motiveren een dergelijk plan op te stellen zijn:

  • het effectiever kunnen aanwenden van |schaarse middelen door de sterke en zwakke punten van de onderneming te analyseren.
  • het nemen van rationele beslissingen op basis van concrete gegevens.
  • het effectief kunnen beoordelen of men de gewenste doelstellingen daadwerkelijk heeft gehaald en daarmee kunnen vaststellen of de gekozen strategie werkt.
  • het beter kunnen uitdragen, zowel intern en als extern, van wat men wil bereiken en waar men voor staat.

Ondanks deze voordelen begint een ondernemer in circa de helft van de gevallen zonder een ondernemingsplan[65][66]. Als reden wordt vaak genoemd dat omstandigheden dusdanig snel wijzigen dat een strak plan de onderneming remt[67]. Voor ondernemers speelt ook de tijd die het opstellen van een ondernemingsplan vraagt. Bij bedrijven in wording bepalen zodoende vaak negatieve institutionele factoren, zoals dwang en nabootsgedrag, of men overgaat tot het maken van een ondernemingsplan[68].

Ondernemers die willen groeien zijn meer geneigd tot het schrijven van een ondernemingsplan dan ondernemers die dat niet willen[69]. Ondernemers die wel een ondernemingsplan hebben opgesteld beschouwen zichzelf als succesvoller in vergelijking met degenen die dat niet hebben gedaan[70]. Onderzoek heeft nog niet met harde cijfers bevestigd of deze beleving terecht was. Sterker nog, een onderzoek[71] onder de CEO's van de 500 snelst groeiende bedrijven in de VS toonde aan dat slechts 40 procent een ondernemingsplan had geschreven en slechts 12 procent een marktonderzoek had uitgevoerd.

Criteria

Criteria waaraan een ondernemingsplan kan worden getoetst zijn[72]: eenvoud, concreetheid, haalbaarheid en volledigheid. Volgens Sahlman[73] zijn er vier factoren die onderling samenhangen en bepalend zijn voor de onderneming. Deze vier factoren zijn: mensen[74], kansen, context, risico en beloning. Ze verdienen eveneens elk hun plek. Vanuit het criterium van kredietwaardigheid bekeken, kan men stellen dat dit is bereikt als in het ondernemingsplan de behoeften van de ondernemers overeenkomen met de verwachtingen en criteria van de investeerders of financiers[75].

De wettelijke bepalingen omtrent de start van een onderneming zijn vastgelegd in de vestigingswet, die voorschrijft welke vergunningen of diploma's ondernemers die een bepaald soort bedrijf willen starten moeten bezitten. De vestigingswetgeving bestaat uit een verzameling wettelijke bepalingen, waarvan de basis in Nederland wordt gevormd door de Vestigingswet bedrijven 1954. België kent zijn eigen bepalingen, zie de Belgische Vestigingswet. Bij het beoordelen van de gang van zaken van een onderneming, bijvoorbeeld na een faillissement, kan de rechter het ondernemingsplan[76], of het ontbreken daarvan[77][78], laten meewegen in zijn uitspraak.

Ondersteuning en onderwijs

Verschillende partijen kunnen bij het opstellen van een ondernemingsplan vooraf ondersteuning bieden, zoals partners]], advocaten, accountants , controllers, consultants, banken, Kamer van Koophandel en overheden.[79][80] Op een gegeven moment zullen de financierende of subsidiërende instanties het plan toetsen op haalbaarheid.[81]. Hierbij kunnen ze al dan niet op verzoek advies geven, waarmee het plan kan worden aangevuld of gewijzigd.

Ondernemingsplannen worden in het onderwijs gebruikt om bepaalde concepten duidelijk te maken, bijvoorbeeld bij economische studies. Studenten die overwegen een eigen bedrijf te beginnen worden door onderwijsinstellingen vaak geholpen bij het schrijven van een ondernemingsplan en het uitvoeren daarvan middels startsubsidies[82]. In de academische wereld valt het verschil tussen een onderzoeksvoorstel voor het aanspreken van gelden van buiten en een ondernemingsplan bovendien steeds meer weg[83]. In het ondernemend onderwijs worden vereenvoudigde ondernemingsplannen[84] gebruikt om onderwijsprojecten of leerbedrijven vorm te geven. Wikiversity heeft een Lunar Boom Town-project, waar studenten van alle leeftijden kunnen samenwerken met het ontwerpen of verbeteren van ondernemingsplannen.[85]

Voorbeelden

De meeste ondernemers die voor de eerste keer een ondernemingsplan opstellen doen dit aan de hand van een voorbeeld.[86]. Voorbeelden van ondernemingsplannen, door verschillende typen bedrijven opgesteld, zijn:

Organisatie Plan
Kunstencentrum Groep Ondernemingsplan Kunstencentrum Groep 2009-2012[87]
Nederlands Psychoanalytisch Instituut Ondernemingsplan 2006 – 2010: Nieuwe tijden, nieuwe wegen[88]
Rijkswaterstaat Ondernemingsplan; een nieuw perspectief voor Rijkswaterstaat[89]
SLS Wonen Ondernemingsplan 2008-2012[90]
Stichting Kunstfort Vijfhuizen Ondernemingsplan 'FORTISSIMO!' 2009-2012[91]
Studentenhuisvester DUWO Ondernemingsplan 2006–2010[92]

Literatuur

  • Houwer, Chris A. (2004). De bouwstenen voor een strategisch ondernemingsplan: verbetering van resultaat en aansturing. ISBN: 9013019609. Kluwer
  • Mulders, J., van Alphen, K. en de Keizer, R. (1991). Ondernemingsplan: op weg naar een eigen bedrijf. ISBN: 9061208866. Elmar
  • Hulskemper, P. (1997). Ondernemingsplan. ISBN: 9031324167. Bohn Stafleu Van Loghum
Wikipedia
Wikipedia heeft een encyclopedisch artikel over Ondernemingsplan
Wikiquote Wikiquote heeft een collectie citaten gerelateerd aan Ondernemingsplan.
Wikipedia
Wikiwoordenboek heeft een pagina over Ondernemingsplan

Haalbaarheidsonderzoek

Een haalbaarheidsonderzoek is een onderzoek waaruit moet blijken of de eisen, die aan een nieuw of veranderd project, product of onderneming zijn gesteld, te verwezenlijken zijn. Het document waarin de resultaten van dit onderzoek worden vastgelegd noemt men een Business_case[93].

Opbouw

Een haalbaarheidsonderzoek zal meestal bestaan uit relevante onderdelen van het te onderzoeken onderwerp en de haalbaarheid daarvan beschrijven. Uitvoerbaarheid, doorlooptijd, baten versus kosten en effectiviteit zijn aspecten die vaak worden beschreven.

  • Probleem definitie
  • Aanpak
  • Onderzoek
  • Uitwerking
  • Aanbeveling

Analyses

In het onderzoek kunnen de volgende zaken worden geanalyseerd

  • missie en visie
  • doelstellingen
  • waardepositie
  • SWOT
  • doelgroep
  • bedrijfstak
  • trends
  • markt
  • concurrentie

Modellen

Middel Toepassing
Watervalmodel

Redenen

Een haalbaarheidsonderzoek wordt vaak gedaan om te voorkomen dat men onnodig veel geld of tijd gaat investeren in een project of onderneming. Door dit onderzoek kan men antwoorden krijgen op vragen wat betreft (her)financiering, (her)structurering, (her)plaatsing, uitbreiding, (nieuwe) markten en producten. Uit deze antwoorden komt naar voren wat voor de organisatie de beste investering is en hoe hoog deze uitvalt. Deze antwoorden kunnen mogelijke financiers inzicht geven in wat er precies gaat gebeuren en hoe hoog de risico's en opbrengsten zijn. De uitkomsten van het haalbaarheidsonderzoek vormen een basis voor bijvoorbeeld een ondernemingsplan.

Nadelen

Een haalbaarheidsonderzoek kost meestal veel tijd en geld.

Overheid

Private investeerders stoppen maar zelden geld in haalbaarheidsonderzoeken omdat zij slecht in staat zijn te beoordelen of zo'n onderzoek zinvol is. De overheid daarentegen is daartoe veel beter in staat. Daarom financiert zij kansrijke haalbaarheidsonderzoeken. Ze laat het vervolgens aan de investeerders over om te bepalen welk idee de meeste rendementen zal opleveren.[94]

Voorbeelden

Personen

Organisaties

  • Economium = is Talent Ontwikkelings Programma (TOP) Arbeid & Economie van het [www.aps.nl APS], een onderwijsadviesbureau.
  • KC Handel = is een organisatie die producten en diensten levert aan bedrijven in de handel en de mode-, interieur, tapijt- en textielindustrie, aan de bijbehorende brancheorganisaties en onderwijsinstellingen (met name het reguliere beroepsonderwijs) en daarin het bevorderen van ondernemerschap een voorname rol geeft.
  • School voor Social Entrepreneurs = verzorgt trainingen en mogelijkheden voor mensen die hun creatieve en ondernemende kwaliteiten willen inzetten voor een maatschappelijk belang.
  • SLO = het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling begeeft zich op het terrein van het arrangeren van ondernemend onderwijs door vakdocenten.
  • Studioschool = een school waarin recht wordt gedaan aan het vroegere studio/atelier waarin je leerde door te doen en door te doen leerde.
  • VECON = De Vereniging van leraren in de economisch-maatschappelijke vakken certificeert VO scholen als "VECON BUSINESS SCHOOL" wanneer tijdens de (economie)lessen extra aandacht is voor het economische perspectief op ondernemerschap en ondernemendheid door leerlingen.

Personen

  1. Joseph Kessels = is een hoogleraar en onderwijsondernemer gespecialiseerd in het opleiden en (levenslang en duaal) leren in arbeidsorganisaties met een speciale interesse in "rijke" leeromgevingen.

Organisaties

  1. EBCL = een Europees certificaat voor ondernemerschap en een afkorting voor European Business Competence* Licence (www.ebcl.nl).
  2. VECON Business School = een certificering van scholen, die zich richten op ondernemerschap, gegeven door de vereniging van leraren in de economische/maatschappelijke vakken (www.vecon.nl).
  3. Anglia = een internationaal en non-profit onderwijsnetwerk die leerlingen stapsgewijs ondersteunt om, naast de reguliere lessen, hun Engels te verbeteren en hun niveau aan te tonen door middel van een internationaal erkend examen.

Begrippen

  1. Intrapreneur = iemand die zich binnen een organisatie ondernemend gedraagt.
  2. Projectplan = een startdocument, ook wel plan van aanpak genoemd, voor het omschrijven hoe en wanneer een bepaald tijdelijk doel wordt bereikt.

Referenties

  1. Birger, I. (maart 2008). Enabling Intrapreneurship and Psychological Ownership Inside Firms. A case study of a train maintenance company . Erasmus University Rotterdam.
  2. Quirine van der Hoeven (2005). De Grens als spiegel: Cultuuronderwijs in Nederland en Vlaanderen vergeleken . Den Haag: IMPULS, 36e jaargang, nummer 1, september 2005. 23-====.
  3. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (1996). Cultuur en School . Den Haag: SDU.
  4. Lieftink, J., & Miellet, G. (2002). Zicht op cultuureducatie in het voortgezet onderwijs. Kunst- en cultuurvakken in het voortgezet onderwijs.. . Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland.
  5. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2005). Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs 2004-2007 . Den Haag: MOC en Wetenschap.
  6. W.J. van Silfhout, F.M.H.M. Driessen (2006). Evaluatie van de Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs door gemeenten en provincies in het kader van de afspraak tussen IPO, VNG en OCW . Utrecht: Onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen. ISBN: 90-73259-44-4.
  7. Gabrielle Rozing (2006). Kunst, Cultuur en ROC’s: Vraag en aanbod van kunst- en cultuureducatie voor het ROC . Utrecht: Masterthesis Kunstbeleid en Management – Universiteit van Utrecht.
  8. Oud, W. (2007). Ontwikkeling en implementatie van het Wanita-concept. Afsluiting van de monitor. . Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam. ISBN: 978-90-6813-8443.
  9. (2009). Bekendmaking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 2009, nr. IVV/FB/2009/27807, betreffende herziening van de bedragen genoemd in de Wet werk en inkomen kunstenaars met ingang van 1 januari 2010 . Staatscourant, nr. 19908, 24 december 2009.
  10. IVA beleidsonderzoek en advies (2010). Evaluatie van de Wet werk en inkomen kunstenaars (Wwik); Onderzoeksrapport. . Onderzoek verricht in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
  11. Wendy Jenje-Heijdel, Danielle ter Haar (2007). Kunstenaars in Nederland . Centrum voor Beleidsstatistiek 07005.
  12. Teunis IJdens (2009). Voorstudie sectormonitor beeldende kunst; Eindrapport. . Tilburg: IVA Beleidsonderzoek en Advies.
  13. . Bechermd predikaat Registeropleiding . Stichting Post Hoger Beroeps Onderwijs Nederland.
  14. (2007). Als je lelijke dingen tekent, wordt het toch weer mooi . De Volkskrant, 19 april 2007.
  15. (2009). Trendrapport Cultuureducatie in Amsterdam. . MOCCA Expertisenetwerk Cultuureducatie.
  16. Sociaal Economische Raad (2001). De winst van waarden . Den Haag:
  17. Driessen, dr. M.P. (2005). Proefschrift E-Scan Ondernemerstest, beoordeling en ontwikkeling ondernemerscompetentie .
  18. Reeves, Rosser (1961). Reality in Advertising . New York: Alfred A. Knopf.
  19. JA Worldwide, http://www.ja.org/
  20. NGCE International Conference, januari 2005
  21. Europese Commissie 2003
  22. Europese Commissie 2002
  23. Europese Commissie 2005
  24. Patricia G. Greene en Mark P. Rice, Entrepreneurship education, Edward Elgar Publishing Limited, 2007, ISBN: 978 1 84542 4=== 0
  25. Robert Brown, The Graduate Enterprise Programme, Attempts to measure the effectiveness of small business training, Journal of Education and Work, Volume 8, Issue 1 1995 , pages 27 - 37
  26. Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen
  27. Minister president Jan-Peter Balkenende, Nederland Innovatief, 6 december 2007
  28. Partnership Leren Ondernemen, oprichting november 2005
  29. SenterNovem, een agentschap van het ministerie van Economische Zaken
  30. Jong Ondernemen, opgericht in 1990 op initiatief van ABN AMRO, VNO-NCW en MKB-Nederland in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken, de Kamer van Koophandel en de NOvAA
  31. Team Academie, oprichter Johannes Partanen, Finland, www.teamacademie.nl
  32. “Piepjonge ondernemertjes aan de slag”, SBS6 Hart van Nederland, 23 mei 2008
  33. Telegraaf, “Entreprenasium voor vwo’ers met handelsgeest”, 20 april 2007
  34. Luke Pittaway (Sheffield University, UK) en Jason Cope (Lancaster University, UK), Entrepreneurship Education, A Systematic Review of the Evidence, International Small Business Journal, Vol. 25, No. 5, 479-510 (2007)
  35. Junior Achievement’s Teen Survey Series, Teens’ views around careers, entrepreneurship and personal finance, Opinion Research Corporation
  36. Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming UNIZO , Vlaamse scholen zitten vol creatieve ideeën, toespraak tijdens Uitreiking Prijs Ondernemende School 2009, 27 mei 2009
  37. Close, J.P. (2007). Succesgids voor ondernemers: meer kans van slagen voor startende en ervaren ondernemers . Pearson Education. ISBN: 9043014109.
  38. Bruyland, M. (2001). Spin-offs als valorisatiemechanisme van universitair onderzoek: een managementmodel . Katholieke Universiteit Leuven.
  39. Agentschap Ondernemen (2005). Ondernemingsplan . Vlaamse Overheid.
  40. De Muynck, H. (2007). Inleiding tot de bedrijfskunde . Lannoo Uitgeverij. ISBN: 902096206X.
  41. Roels, F. (2003). Handboek adviseur: vraagbaak voor ondernemerschap . Kluwer. ISBN: 901301092X.
  42. Blom, R.J. (2004). Omgaan met ... faillissement, surseance en schuldsanering . Kluwer. ISBN: 901301674X.
  43. Landes, D.S., Mokyr, J. en Baumol, W.J. (2010). The Invention of Enterprise: Entrepreneurship from Ancient Mesopotamia to Modern Times . Princeton University Press. ISBN: 0691143706.
  44. Knaap, D.A. (2004). 'Voor geld is altijd wel een plaats te vinden' : de firma W.A. Scholten (1841-1892) : de eerste Nederlandse industriële multinational . Rijksuniversiteit van Groningen.
  45. Randall, T en Brawley, D.E. (2009). MOOT Corp Or Bust! Do Business Plan Competitions Make A Difference? An Empirical Analysis . Southern Journal of Entrepreneurship.
  46. Honig, B. (2004). Entrepreneurship education: Toward a model of contingency-based business planning . Academy of Management Learning & Education.
  47. Kamer van Koopphandel . Een ondernemingsplan maken .
  48. Brinkman, E. (2000). Onderzoek naar de succes- en faalfactoren van startende ondernemers . Rijksuniversiteit Groningen.
  49. Evers, G.H.M. en Verhoeven, C.J. (1999). Human resources planning: een integrale benadering van personeelsplanning . Kluwer. ISBN: 9026730004.
  50. Koerselman, W. (december 2004). Scenarioplanning een instrument in de kennisstrategie . Intellectueel Kapitaal, derde jaargang, nummer 5/6.
  51. http://www.leren.nl/cursus/ondernemen/ondernemingsplan/marketingmix.html
  52. Boer, P. de (2009). Basisboek bedrijfseconomie . Noordhoff Uitgevers B.V.. ISBN: 9001702430.
  53. MacDonald, M., Morris, P. en Eunen, E. van (2000). Het marketingplan in beeld: een beeldige gids voor managers . Kluwer. ISBN: 9014071957.
  54. Bontje, J.C.B. (1993). Ondernemersboek . Alphen a/d Rijn: Samsom.
  55. Business Box (2010). Je ondernemingsplan in 10 stappen . Zonneveld Marks.
  56. Gibb, A.A. (1992). Study of the growth of small firms . Durham University.
  57. Hindle, K. en Mainprize, B. (2006). Entrepreneurial Business Plan Assessment Regime . The Journal of Private Equity.
  58. Instituut Nederlandse Kwaliteit (2000). INK-managementmodel . Ministerie van Economische Zaken.
  59. Agrocenter (2010). Interactieve Strategisch Management . Wageningen UR.
  60. Huisartsen Informatie Systeem (2010). LHV Rekenmodel Ondernemingsplan . De Landelijke Huisartsen Vereniging.
  61. Kunst, J. (2005). Belang van het ondernemingsplan; Overwegingen bij het maken van het plan .
  62. Fallek, M. (1998). The importance of a business plan for making a bank loan application . Business Credit.
  63. Zwart, P.S. (1991). Het ondernemingsplan in het MKB, een hoeksteen van de bedrijfsvoering . Leiden: Stenfert Kroese BV.
  64. Baker, W.H., Addams, H.L. en Davis, B. (1993). Business planning in successful small firms . Long Range Planning.
  65. Wever, E. (1992). Ondernemen in techniek, analyse en beleid van succesvolle bedrijven . Den Haag: SMO-informatief 92-5.
  66. Risseeuw, P.A., and E. Masurel (1994). The Role of Planning in Small Firms: Empirical Evidence from a Service Industry . Small Business Economics 6.
  67. Mintzberg, H. (2000). The rise and fall of strategic planning . Pearson Education. ISBN: 0273650378.
  68. Honig, B. en Karlsson, T. (2004). Institutional forces and the written business plan . Journal of Management vol. 30 no. 1 29-48.
  69. Hulshoff, H., Kerste, R. en Snel, D. (februari 2001). Jonge ondernemingen in 2000 . Zoetermeer: EIM, programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. ISBN: 90-371-0807-5.
  70. Gumpert, D.E. (1996). How to Really Create a Successful Business Plan . Inc. Publishing; 3e editie. ISBN: 1880394235.
  71. Bartlett, S. (15 oktober 2002). Seat of the Pants . Inc.
  72. Berry, T. (2000). Hurdle: The book on business planning . Palo Alto Software..
  73. Sahlman, W.A. (1997). How to write a great businessplan . Harvard Business Review.
  74. Collins, J. (2001). Good to Great: Why Some Companies Make the Leap ... and Others Don’t . Londen: Random House.
  75. Hindle, K. (1997). An Enhanced Paradigm of Entrepreneurial Business Planning: Development, Case Applications and General Implications . Melbourne, Australië: Swinburne University of Technology.
  76. Rechtbank Utrecht (12-12-2007). Uitspraak LJN: BB9709; aansprakelijkheid van de bestuurders en commissarissen voor de schade die Ceteco heeft geleden . rechtspraak.nl.
  77. Rechtbank Arnhem (13-03-2006). Uitspraak LJN: AV6549; afwijzing toepassing schuldsanering . rechtspraak.nl.
  78. Gerechtshof 's-Hertogenbosch (11-05-2005). Uitspraak LJN: AU3018; Onverantwoord ondernemerschap leidt tot afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling . rechtspraak.nl.
  79. Houben, G. en Van Looy, W. (1995). Het ondernemingsplan: een praktijkhandboek: principes en gevalstudies . Leuven/Amersfoort: Acco.
  80. Kamer van Koopphandel . Seminars voor startende ondernemers .
  81. Verstegen, J., Vermeulen, P., de Lauwere, C., de Buck, A. en van der Meulen, H. (Juni 2003). Het beoordelen van ondernemingsplannen ten behoeve van het Borgstellingsfonds-plus . Den Haag: LEI, PPO en IMAG in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
  82. Looijenga, J.H. (14 september 2000). Van student tot ondernemer . RuG Katernen nr. 11.
  83. Derksen, Dr. J.T.P. (18 januari 2000). De ondernemende onderzoeker - paradox of pleonasme? . Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica van de Katholieke Universiteit Nijmegen.
  84. Sorgdrager, W. (2006). Cursus Ondernemen; Ondernemingsplan . Leren.nl.
  85. http://en.wikiversity.org/wiki/Lunar_Boom_Town
  86. Tiffany, P. en Peterson, S.D (2003). Ondernemingsplannen voor dummies . Pearson Education. ISBN: 9043008516.
  87. Kunstencentrum Groep (2009). Ondernemingsplan Kunstencentrum Groep 2009-2012 . Het Grafisch Huis.
  88. Nederlands Psychoanalytisch Instituut (2006). Ondernemingsplan 2006 – 2010: Nieuwe tijden, nieuwe wegen . Den Haag: PlantijnCasparie.
  89. Rijkswaterstaat (2004). Ondernemingsplan; een nieuw perspectief voor Rijkswaterstaat . Het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
  90. SLS Wonen (2008). Ondernemingsplan 2008-2012 . Stichting SLS Wonen.
  91. Stichting Kunstfort Vijfhuizen (2008). Ondernemingsplan 'FORTISSIMO!' 2009-2012 . Lenoirschuring.
  92. DUWO (2006). DUWO in perspectief; Ondernemingsplan 2006–2010 . Delft: Grafia.
  93. Buijs, J., van Doorn, V. en Noordam, P. (2004). Shared Service Centers: een kwestie van doen . Kluwer. ISBN: 9037105734.
  94. Groen, T., Vasbinder, W.J. en Kemper Conseil Publishing (2004). Tussen durf en voorsprong: hoe de Nederlandse kenniseconomie in 2011 een succes werd . Kemper Conseil Publishing. ISBN: 9076542074.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.