Maatschappijleer/Maatschappijleer 5 vwo: verschil tussen versies
Regel 594: | Regel 594: | ||
| VZS.3.1 Hoofdrolspelers |
| VZS.3.1 Hoofdrolspelers |
||
| |
| |
||
3.1 Hoofdrolspelers |
|||
Er spelen in de verzorgingsstaat twee partijen een grote rol: de overheid en werkgevers- en werknemersorganisaties. De vertegenwoordigers van deze organisaties noemen we de sociale partners. |
|||
Nederland is een gemengde markteconomie, hierbij heeft de overheid drie belangrijke doelstellingen: |
|||
1. Een evenwichtige arbeidsmarkt. Met behulp van subsidies en een voorrangsbeleid probeert de overheid groepen die ondervertegenwoordigd zijn aan een baan te helpen, bijv. immigranten, mindervalide en 50-plussers. De overheid investeert in grootschalige projecten om te economie te simuleren, bijv. door infrastructuur. |
|||
2. Een rechtvaardig inkomensverdeling. Door het invoeren van een minimumloon, beschermd de overheid de onderkant van de arbeidsmarkt. Ook door een belastingstelsel waarbij mensen die meer verdienen, ook meer betalen. Zo ook garandeert een uitkering mensen zonder een vast inkomen bestaanszekerheid. |
|||
3. Het creëren van goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. |
|||
De meeste kosten van de verzorgingsstaat worden betaald door werknemers en werkgevers. Beide groepen hebben ervoor gezorgd dat ze beter voor hun verlangen op kunnen komen. |
|||
Werknemers horen per beroepsgroep in vakbonden, die weer zijn samengevoegd in overkoepelende vakcentrales. Deze vakcentrales hebben als doel de belangenbehartiging van werknemers. |
|||
Leden kunnen bij een vakbond aankloppen als ze problemen hebben in hun werksituatie, dit gaat vaak over ontslagkwesties. De vakbond probeert te bemiddelen tussen werkgever en werknemer, ze kunnen ook namens de werknemers naar de rechter stappen. |
|||
Het VNO-NCW is de centrale werkgeversorganisatie die de belangen behartigt van multinationals tot kleine familiebedrijfjes. Deze organisatie voert de onderhandelingen met vakbonden, en oefent druk uit op de gemeente Den Haag en de Europese Commissie in Brussel. Belangrijk hierbij is het bevorderen van een goed ondernemersgevaar. |
|||
|- |
|- |
||
| VZS.3.2 Permanent overleg |
| VZS.3.2 Permanent overleg |
Versie van 4 sep 2017 21:00
https://nl.wikibooks.org/wiki/Maatschappijleer/Maatschappijleer_5_vwo
Lesoverzicht
Les | Domein | Hoofdstuk | Inhoud |
---|---|---|---|
1 | Wat is maatschappijleer? | 1 & 2 |
|
2 | Rechtsstaat | 1 t/m 5 |
|
3 | Rechtsstaat | 6 t/m 9 |
|
4 | Parlementaire democratie | 1 t/m 3 |
|
5 | Parlementaire democratie | 4 t/m 6 |
|
6 | Parlementaire democratie | 7 t/m 9 |
|
7 | Pluriforme samenleving | 1 t/m 3 |
|
8 | Pluriforme samenleving | 4 t/m 6 |
|
9 | Pluriforme samenleving | 7 & 8 |
|
10 | Verzorgingsstaat | 1 t/m 3 |
|
11 | Verzorgingsstaat | 4 & 5 |
|
12 | Verzorgingsstaat | 6 & 7 |
|
Lesverloop
Onderstaande indeling is afgestemd op een les van 100 minuten.
Tijd | Activiteit |
---|---|
00.00 | Aanvang les |
00.05 | Terugblik op de vorige les |
00.10 | Vragen naar aanleiding van de vorige les |
00.20 | Nieuwe lesinhoud |
00.30 | Opdracht bij de nieuwe lesinhoud |
00.45 | Klassikaal lezen |
00.55 | Klassikaal bespreken |
01.00 | Zelfstudie in groepjes |
01.20 | Uitwisselen |
01.30 | Klassikaal evalueren |
01.35 | Huiswerk |
01.40 | Einde les |
Lesinhoud
- Les 1: Wat is maatschappijleer?
- Les 2: Rechtsstaat I
- Les 3: Rechtsstaat II
- Les 4: Parlementaire democratie I
- Les 5: Parlementaire democratie II
- Les 6: Parlementaire democratie III
- Les 7: Pluriforme samenleving I
- Les 8: Pluriforme samenleving II
- Les 9: Pluriforme samenleving III
- Les 10: Verzorgingsstaat I
- Les 11: Verzorgingsstaat II
- Les 12: Verzorgingsstaat III
Samenvatting
Samenvatting Thema's Maatschappijleer
Opdracht
Maak een samenvatting van een onderdeel uit Thema's Maatschappijleer. Schrijf de samenvatting in correct Nederlands, volledig in eigen woorden en gebruik tussen de 150 en 250 woorden. Doe dit door één van de onderdelen in de samenvatting hierboven te bewerken.
Houd bij het schrijven ook rekening met:
- tussenkopjes
- witregels en tekstafbreking
- opmaakstijlen als vet en cursief
- gebruik van afbeeldingen
Als je meer wilt weten over Wikibooks en hoe je teksten kunt opmaken, kijk dan op de hoofdpagina van Wikibooks of ga direct naar de instructies: https://nl.wikibooks.org/wiki/Wikibooks:Instructies.
Leerdoelen
Informatievaardigheden
- ▢ Ik kan voor een vraag bruikbaar bronnenmateriaal verwerven en er gegevens uit selecteren.
- ▢ Ik kan (verworven) informatie verwerken o.a. met behulp van ICT en daaruit beredeneerde conclusies trekken.
- ▢ Ik kan een stelling, zowel mondeling als schriftelijk, nuanceren, verdedigen en bestrijden en daarbij gebruikmaken van argumentatievaardigheden.
Benaderingswijzen
- ▢ Ik kan concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen analyseren en daarbij aannemelijk maken wat de relatie is tussen het vraag stuk/probleem en de rechtsstaat, parlementaire democratie, verzorgingsstaat en pluriforme samenleving.
- ▢ Ik kan concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen analyseren en daarbij beargumenteren of door het vraagstuk/probleem belangrijke waarden van de rechtsstaat, parlementaire democratie, verzorgingsstaat en pluriforme samenleving in het geding zijn.
- ▢ Ik kan concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen analyseren en daarbij beschrijven wat de relatie is tussen het maatschappelijke vraagstuk/probleem en sociale ongelijkheid in de samenleving.
Rechtsstaat
Vrijheidsrechten en plichten; het beginsel rechtsstaat
- ▢ Ik kan voorbeelden van vrijheidsrechten en plichten die inwoners van Nederland hebben, herleiden tot wetten en artikelen in de Grondwet.
- ▢ Ik kan de waarden noemen die aan die grondbeginselen ten grondslag liggen.
- ▢ Ik kan uitleggen wat de beginselen van de rechtsstaat zijn.
De praktijk van de rechtsstaat
- ▢ Ik kan aan de hand van voorbeelden de spanning weergeven tussen de beginselen van de rechtsstaat enerzijds en de praktijk zoals die door groepen burgers ervaren wordt anderzijds.
Internationale vergelijking en internationale organisaties
- ▢ Ik kan de waarden en praktijk van de rechtsstaat in Nederland vergelijken met die van enkele andere westerse landen
- ▢ Ik kan voorbeelden geven van internationale invloed op het Nederlandse beleid en de Nederlandse regelgeving ten aanzien van de praktijk van de rechtsstaat. (vwo)
Parlementaire democratie
Politieke rechten; de structuur van de democratie
- ▢ Ik kan voorbeelden van politieke rechten die inwoners van Nederland hebben, herleiden tot artikelen in de Grondwet.
- ▢ Ik kan de waarden noemen die aan democratie ten grondslag liggen.
- ▢ Ik kan de structuur van de representatieve democratie in Nederland uitleggen op gemeentelijk, provinciaal, landelijk niveau.
- ▢ Ik kan de structuur van de vertegenwoordiging op EU-niveau uitleggen.
De praktijk van de parlementaire democratie
- ▢ Ik kan de fasen in het proces van politieke besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal en nationaal niveau beschrijven.
- ▢ Ik kan het verschil beschrijven tussen een parlementair stelsel en een presidentieel stelsel; alsmede tussen een meerderheidsstelsel en een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. (vwo)
- ▢ Ik kan aangeven welke factoren de politieke participatie van burgers beïnvloeden en waarom niet een ieder van zijn of haar politieke rechten gebruik maakt.(vwo)
- ▢ Ik kan uitleggen dat er spanning bestaat tussen representatie en representativiteit. (vwo)
- ▢ Ik kan dilemma’s herkennen, die samenhangen met de uitgangspunten van de democratie en de hoofdlijnen van de politieke discussie hierover weergeven.
Internationale vergelijking en internationale organisaties
- ▢ Ik kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de politieke rechten van de Europese burger.
Verzorgingsstaat
Geschiedenis van de verzorgingsstaat
- ▢ Ik kan uitleggen onder invloed van welke factoren de verzorgingsstaat zich in Nederland heeft ontwikkeld na de tweede wereldoorlog en welke actoren erbij betrokken zijn.
Sociale rechten en plichten; kenmerken van een verzorgingsstaat
- ▢ Ik kan voorbeelden van sociale rechten en plichten die inwoners van Nederland hebben, herleiden tot wetten en artikelen in de Grondwet.
- ▢ Ik kan de waarden noemen die ten grondslag liggen aan de verzorgingsstaat.
- ▢ Ik kan kenmerken van de Nederlandse verzorgingsstaat beschrijven.
De praktijk van de verzorgingsstaat
- ▢ Ik kan hoofdlijnen aangeven van politieke discussies over de praktijk van de verzorgingsstaat.
- ▢ Ik kan het proces beschrijven van een mogelijk terugtredende rol van de verzorgingsstaat en de wisselwerking die zich daarbij voordoet tussen politiek en samenleving. (vwo)
- ▢ Ik kan de relatie tussen de verzorgingsstaat en sociale ongelijkheid uitleggen.
Internationale vergelijking en internationale organisaties
- ▢ Ik kan een vergelijking maken tussen de Nederlandse verzorgingsstaat en die in een ander westers land. (vwo)
- ▢ Ik kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de sociale rechten van de Europese burger.
Pluriforme samenleving
Geschiedenis van de pluriforme samenleving
- ▢ Ik kan kan uitleggen onder invloed van welke factoren de huidige pluriforme samenleving in Nederland is ontstaan en welke actoren erbij betrokken zijn.
Grondrechten die horen bij de pluriforme samenleving
- ▢ Ik kan voorbeelden van grondrechten die horen bij de pluriforme samenleving, herleiden tot artikelen in de Grondwet.
- ▢ Ik kan de waarden noemen die ten grondslag liggen aan de grondrechten.
- ▢ Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen morele verplichtingen en plichten.
- ▢ Ik kan kenmerken van een pluriforme samenleving beschrijven.
De praktijk van de pluriforme samenleving
- ▢ Ik kan op basis van bronnen de verschillen in leefomstandigheden, gewoonten en gebruiken van (afstammelingen van) migranten enerzijds en de autochtone meerderheid van de bevolking anderzijds verklaren.
- ▢ Ik kan uitleggen welke verschijnselen verband houden met toenemende of afnemende sociale cohesie. (vwo)
- ▢ Ik kan het beleid van de politiek ten aanzien van etnische minderheden en vreemdelingen/asielzoekers terugvoeren op (inter)nationale documenten.
- ▢ Ik kan de standpunten van politieke partijen met betrekking tot vluchtelingen en migranten vergelijken en becommentariëren.
- ▢ Ik kan verschillende visies weergeven met het oog op de mogelijkheid om waarden te formuleren als basis voor verklaringen waarin aan alle mensen bepaalde rechten worden toegekend. (vwo)
Internationale vergelijking en internationale organisaties
- ▢ Ik kan aangeven welke gevolgen de Europese integratie heeft voor de Nederlandse cultuur en identiteit.
- ▢ Ik kan een vergelijking maken tussen de Nederlandse maatschappij en een ander West-Europees land naar posities en kansen van migranten. (vwo)
Onderwerpen bij de opdracht
INL.1.1 Samenleven en afspraken maken* | |
INL.1.2 De vier thema's van maatschappijleer | |
INL.1.3 De kernconcepten* | |
INL.2.1 Betrouwbaarheid van informatie | |
INL.2.2 Beeldvorming en gevolgen* | |
INL.2.3 Beïnvloeding door de media | |
DR.1 Idee en oorsprong va de rechtsstaat* | |
DR.1.1 Wat is een rechtsstaat?* | |
DR.1.2 Hoe is de rechtsstaat ontstaan?* | |
DR.1.3 De eerste rechtsstaten | |
DR.2.1 Ontstaan van de Grondwet* | |
DR.2.2 Wat staat er in de grondwet | |
DR.2.3 Wat zijn grenzen van onze vrijheid? | |
DR.3.1 Legaliteitsbeginsel en de rechtsstaat | |
DR.3.2 Uitbouw van de sociale rechtsstaat | |
DR.3.3 Horizontale en verticale machtsverhoudingen |
Je hebt verschillende soorten machtsverhoudingen namelijk horizontaal en verticaal. Horizontaal: In horizontale relaties gaat het om de verhouding tussen burgers onderling. In onderlinge contracten worden sommige afspraken vastgelegd, zoals een huwelijksverbintenis of een arbeidsovereenkomst. Deze relaties worden vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, dat de basis vormt van het privaatrecht. Verticaal: bij verticale relaties gaat het om de relaties tussen burgers en de overheid en tussen overheidsorganisaties onderling. We spreken hier van publiekrecht. Voorbeelden zijn de belastingplicht, verkeersregels en milieuwetgeving. |
DR.4.1 Ontstaan en doel van de trias politica* | |
DR.4.2 De drie machten in Nederland | |
DR.4.3 Samenspel van de drie machten | |
DR.5.1 Burger tegenover burger | |
DR.5.2 Burger tegenover overheid | |
DR.5.3 Het bestuursrecht | |
DR.6.1 De rechtsstaat en het strafrecht* | |
DR.6.2 Het strafproces* | |
DR.6.3 Veiligheid, vrijheid | |
DR.7.1 Voor de rechter* | |
DR.7.2 De straf* | |
DR.7.3 Strafrecht in beweging | |
DR.8.1 Internationaal recht | |
DR.8.2 Nederland en de VS vergeleken* | |
DR.9 Big data: kansen en bedreigingen | |
PD.1.1 De wereld bedekt met staten | |
PD.1.2 Het belang van politiek | |
PD.1.3 Democratie* | |
PD.1.4 Dictatuur* | |
PD.2.1 Wat is een ideologie? | |
PD.2.2 De drie hoofdstromingen* | |
PD.2.3 Andere politieke richtingen* | |
PD.3 Politieke partijen* | |
PD.4.1 Hoe kiezen wij?* | |
PD.4.2 Na de verkiezingen | |
PD.4.3 De val van een kabinet | |
PD.5.1 De regering* | |
PD.5.2 Het parlement* | |
PD.5.3 Van wetsvoorstel tot wet* | |
PD.5.4 Wie heeft de meeste macht? | |
PD.6.1 Strijden met woorden | |
PD.6.2 Het systeem van politieke besluitvorming | |
PD.6.3 Politieke actoren* | |
PD.6.4 Omgevingsfactoren | |
PD.7.1 Decentralisatie |
Decentralisatie heeft te maken met het Subsidiariteitsbeginsel. Dit houdt in dat de overheid geen taken uitvoerd die lagere instanties kunnen doen. Een voorbeeld van een lagere instantie is een gemeente. De gemeente houdt bijvoorbeeld het aantal burgers bij. Een belangrijke reden is dat elke stad of provincie verschillende problemen heeft die beter op kleinere schaal kunnen worden opgelost. Ook hebben de inwoners van de gemeente of provincie meer te zeggen over de besluiten, omdat de lokale bestuurders dichter bij de burgers staan, dan bijvoorbeeld de ministers van Nederland. Zo kunnen de inwoners makkelijker in contact komen met de bestuurders. |
PD.7.2 De provincie | |
PD.7.3 De gemeente* | |
PD.7.4 Spanningen tussen het rijk en de gemeenten | |
PD.8.1 De Europese Unie* | |
PD.8.2 De Verenigde Naties* | |
PD.8.3 De NAVO | |
PD.9.1 Democratie is niet vanzelfsprekend | |
PD.9.2 Randvoorwaarden voor democratie | |
PD.9.2 Politiek dilemma | |
PS.1.1 De langzame eenwording van Nederland* | |
PS.1.2 Zijn wij tolerant? | |
PS.1.3 Democratie van natte voeten | |
PS.1.4 Een gepolariseerde tijd | |
PS.2.1 Wat is een cultuur?* | |
PS.2.2 De functies van een cultuur* | |
PS.2.3 Hoe wordt cultuur overgedragen?* | |
PS.2.4 Waarin verschillen culturen?* | |
PS.2.5 De betekenis van vooroordelen | |
PS.3.1 Lange geschiedenis van immigratie | |
PS.3.2 Terminologie | |
PS.3.3 Internationale vergelijkingen* | |
PS.3.4 Immigratie als keuze | |
PS.4 Motieven om te migreren* | |
PS.4.1 Arbeidsmigranten | |
PS.4.2 Postkoloniale migranten | |
PS.4.3 Gezinshereniging- en gezinsvorming | |
PS.4.4 Vluchtelingen | |
PS.4.5 Internationale verdragen* | |
PS.5.1 Verandering van generaties | |
PS.5.2 Migranten: een vertrouwde wereld gaat verloren | |
PS.5.4 Hoe staat het met de integratie | |
PS.5.5 Verrijking door integratie | |
PS.6.1 Drie reacties op verandering* | |
PS.6.2 Vermijding en segregatie | |
PS.6.3 Oorzaken van conflict | |
PS.6.4 Aanvaarding en erkenning | |
PS.7 Bronnen van burgerschap | |
PS.7.1 Vaardigheden: taalbeheersing | |
PS.7.2 Wat moeten we weten als burger? | |
PS.7.3 Participatie: arbeid en integratie | |
PS.7.4 De norm van gelijkwaardigheid | |
PS.8 Europese dilemma's | |
PS.8.1 Open of gesloten grenzen? | |
PS.8.2 Hoe kijken we naar vluchtelingen?* | |
PS.8.3 Kan Europa één gemeenschap worden? | |
VZS.1.1 Nederland als verzorgingsstaat* | |
VZS.1.2 Tussen plan en vrije markt | |
VZS.1.3 Drie typen verzorgingsstaten* | |
VZS.2 Ontstaan verzorgingsstaat | |
VZS.2.1 Het begin van de verzorgingsstaat | |
VZS.2.2 Opbouw van de verzorgingsstaat* | |
VZS.2.3 Uitbouw van de verzorgingsstaat* | |
VZS.3.1 Hoofdrolspelers |
3.1 Hoofdrolspelers Er spelen in de verzorgingsstaat twee partijen een grote rol: de overheid en werkgevers- en werknemersorganisaties. De vertegenwoordigers van deze organisaties noemen we de sociale partners. Nederland is een gemengde markteconomie, hierbij heeft de overheid drie belangrijke doelstellingen: 1. Een evenwichtige arbeidsmarkt. Met behulp van subsidies en een voorrangsbeleid probeert de overheid groepen die ondervertegenwoordigd zijn aan een baan te helpen, bijv. immigranten, mindervalide en 50-plussers. De overheid investeert in grootschalige projecten om te economie te simuleren, bijv. door infrastructuur. 2. Een rechtvaardig inkomensverdeling. Door het invoeren van een minimumloon, beschermd de overheid de onderkant van de arbeidsmarkt. Ook door een belastingstelsel waarbij mensen die meer verdienen, ook meer betalen. Zo ook garandeert een uitkering mensen zonder een vast inkomen bestaanszekerheid. 3. Het creëren van goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. De meeste kosten van de verzorgingsstaat worden betaald door werknemers en werkgevers. Beide groepen hebben ervoor gezorgd dat ze beter voor hun verlangen op kunnen komen. Werknemers horen per beroepsgroep in vakbonden, die weer zijn samengevoegd in overkoepelende vakcentrales. Deze vakcentrales hebben als doel de belangenbehartiging van werknemers. Leden kunnen bij een vakbond aankloppen als ze problemen hebben in hun werksituatie, dit gaat vaak over ontslagkwesties. De vakbond probeert te bemiddelen tussen werkgever en werknemer, ze kunnen ook namens de werknemers naar de rechter stappen. Het VNO-NCW is de centrale werkgeversorganisatie die de belangen behartigt van multinationals tot kleine familiebedrijfjes. Deze organisatie voert de onderhandelingen met vakbonden, en oefent druk uit op de gemeente Den Haag en de Europese Commissie in Brussel. Belangrijk hierbij is het bevorderen van een goed ondernemersgevaar. |
VZS.3.2 Permanent overleg | |
VZS.3.3 Harmonie of conflict? | |
VZS.4.1 Onderwijs | |
VZS.4.2 Sociale zekerheid | |
VZS.4.3 Gezondheidszorg | |
VZS.5.1 Waarom werken we? | |
VZS.5.2 Arbeid en sociale ongelijkheid | |
VZS.6.1 Vraag een aanbod van arbeid | |
VZS.6.2 Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt | |
VZS.7.1 Kritiek op de verzorgingsstaat | |
VZS.7.2 Nieuwe uitdagingen |
Om de verzorgingsstaat in de toekomst te behouden is er een hervorming van het stelsel nodig. Deze 2 veranderingen veroorzaken dit: Verandering 1: De verzorgingsstaat biedt bescherming tegen risico’s die verbonden zijn met werk. Hier zijn veranderingen in gekomen waardoor er nieuwe regelingen gemaakt moeten worden. Een voorbeeld hiervan is dat de oude regelingen er vanuit gaan dat de man de kostwinner is. Inmiddels is dat nu natuurlijk niet meer alleen maar de man. Doordat de vrouwen ook werken is de behoefte aan een kinderopvang ook groter geworden. Nu is de vraag wie dit moet betalen, de overheid of de ouders zelf? Verandering 2: Door vergrijzing en ontgroening betalen steeds minder mensen de AOW en de pensioenen van ander mensen. Hierdoor rust een zware last op de schouders van de jongere generaties. Door deze ongelijke verhouding kunnen er spanningen tussen de generaties ontstaan, vooral als deze jongeren later niet van dezelfde pensioenvoorzieningen kunnen profiteren als degene waar zij nu de lasten dragen. Deze twee veranderingen zorgen voor grote problemen, zowel op macro- als op microniveau. Op microniveau is het probleem vooral dat vrienden en families niet goed meer voor elkaar kunnen zorgen omdat vrouwen nu werken en dat mensen nu vaker voor hun werk ver weg van hun familie gaan wonen. Op macroniveau komt de gezondheidszorg van ouderen in gevaar. Mensen verzekeren zich onvoldoende en zijn zich niet goed bewust van de kosten van hun oude dag. Ook krijgen mensen onvoldoende nodige zorg. |