Maatschappijleer/Maatschappijleer 5 vwo: verschil tussen versies

Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 3: Regel 3:
https://nl.wikibooks.org/wiki/Maatschappijleer/Maatschappijleer_5_vwo
https://nl.wikibooks.org/wiki/Maatschappijleer/Maatschappijleer_5_vwo


== Overzicht ==
== Lesoverzicht ==


{| class="wikitable"
{| class="wikitable"
Regel 977: Regel 977:
: ▢ Ik kan aangeven welke gevolgen de Europese integratie heeft voor de Nederlandse cultuur en identiteit.
: ▢ Ik kan aangeven welke gevolgen de Europese integratie heeft voor de Nederlandse cultuur en identiteit.
: ▢ Ik kan een vergelijking maken tussen de Nederlandse maatschappij en een ander West-Europees land naar posities en kansen van migranten. (vwo)
: ▢ Ik kan een vergelijking maken tussen de Nederlandse maatschappij en een ander West-Europees land naar posities en kansen van migranten. (vwo)

=== Onderwerpen bij de opdracht ===

{| class="wikitable"
|-
| ML.1.1 Samenleven en afspraken maken*
|-
| -
|-
| ML.1.2 De vier thema's van maatschappijleer
|-
| -
|-
| ML.1.3 De kernconcepten*
|-
| -
|-
| ML.2.1 Betrouwbaarheid van informatie
|-
| -
|-
| ML.2.2 Beeldvorming en gevolgen*
|-
| -
|-
| ML.2.3 Beïnvloeding door de media
|-
| -
|-
| DR.1 Idee en oorsprong va de rechtsstaat*
|-
| -
|-
| DR.1.1 Wat is een rechtsstaat?*
|-
| -
|-
| DR.1.2 Hoe is de rechtsstaat ontstaan?*
|-
| -
|-
| DR.1.3 De eerste rechtsstaten
|-
| -
|-
| DR.2.1 Ontstaan van de Grondwet*
|-
| -
|-
| DR.2.2 Wat staat er in de grondwet
|-
| -
|-
| DR.2.3 Wat zijn grenzen van onze vrijheid
|-
| -
|-
| DR.3.1 Legaliteitsbeginsel en de rechtsstaat
|-
| -
|-
| DR.4.1 Ontstaan en doel van de trias politica*
|-
| -
|-
| DR.4.2 De drie machten in Nederland
|-
| -
|-
| DR.5.1 Burger tegenover burger
|-
| -
|-
| DR.6.1 De rechtsstaat en het strafrecht*
|-
| -
|-
| DR.6.2 Het strafproces*
|-
| -
|-
| DR.6.3 Veiligheid, vrijheid
|-
| -
|-
| DR.7.1 Voor de rechter*
|-
| -
|-
| DR.7.2 De straf*
|-
| -
|-
| DR.8.2 Nederland en de VS vergeleken*
|-
| -
|-
| PD.1.1 De wereld bedekt met staten
|-
| -
|-
| PD.1.2 Het belang van politiek
|-
| -
|-
| PD.1.3 Democratie*
|-
| -
|-
| PD.1.4 Dictatuur*
|-
| -
|-
| PD.2.1 Wat is een ideologie?
|-
| -
|-
| PD.2.2 De drie hoofdstromingen*
|-
| -
|-
| PD.2.3 Andere politieke richtingen*
|-
| -
|-
| PD.3 Politieke partijen*
|-
| -
|-
| PD.4.1 Hoe kiezen wij?*
|-
| -
|-
| PD.4.2 Na de verkiezingen
|-
| -
|-
| PD.5.1 De regering*
|-
| -
|-
| PD.5.2 Het parlement*
|-
| -
|-
| PD.5.3 Van wetsvoorstel tot wet*
|-
| -
|-
| PD.5.4 Wie heeft de meeste macht?
|-
| -
|-
| PD.6.1 Strijden met woorden
|-
| -
|-
| PD.6.2 Het systeem van politieke besluitvorming
|-
| -
|-
| PD.6.3 Politieke actoren*
|-
| -
|-
| PD.7.1 Decentralisatie
|-
| -
|-
| PD.7.2 De provincie
|-
| -
|-
| PD.7.3 Gemeente*
|-
| -
|-
| PD.8.1 De Europese Unie*
|-
| -
|-
| PD.8.2 De Verenigde Naties*
|-
| -
|-
| PD.8.3 De NAVO
|-
| -
|-
| PD.9.1 Democratie is niet vanzelfsprekend
|-
| -
|-
| PD.9.2 Randvoorwaarden voor democratie
|-
| -
|-
| PS.1.1 De langzame eenwording van Nederland*
|-
| -
|-
| PS.1.2 Zijn wij tolerant?
|-
| -
|-
| PS.1.3 Democratie van natte voeten
|-
| -
|-
| PS.2.1 Wat is een cultuur?*
|-
| -
|-
| PS.2.2 De functies van een cultuur*
|-
| -
|-
| PS.2.3 Hoe wordt cultuur overgedragen?*
|-
| -
|-
| PS.2.4 Waarin verschillen culturen?*
|-
| -
|-
| PS.2.5 De betekenis van vooroordelen
|-
| -
|-
| PS.3.1 Lange geschiedenis van immigratie
|-
| -
|-
| PS.3.2 Terminologie
|-
| -
|-
| PS.3.3 Internationale vergelijkingen*
|-
| -
|-
| PS.4 Motieven om te migreren*
|-
| -
|-
| PS.4.1 Arbeidsmigranten
|-
| -
|-
| PS.4.2 Postkoloniale migranten
|-
| -
|-
| PS.4.5 Internationale verdragen*
|-
| -
|-
| PS.5.1 Verandering van generaties
|-
| -
|-
| PS.6.1 Drie reacties op verandering*
|-
| -
|-
| PS.6.2 Vermijding en segregatie
|-
| -
|-
| PS.7.2 Wat moeten we weten als burger?
|-
| -
|-
| PS.8.2 Hoe kijken we naar vluchtelingen?*
|-
| -
|-
| PS.8.3 Kan Europa één gemeenschap worden?
|-
| -
|-
| VZS.1.1 Nederland als verzorgingsstaat*
|-
| -
|-
| VZS.1.2 Tussen plan en vrije markt
|-
| -
|-
| VZS.1.3 Drie typen verzorgingsstaten*
|-
| -
|-
| VZS.2.1 Het begin van de verzorgingsstaat
|-
| -
|-
| VZS.2.2 Opbouw van de verzorgingsstaat*
|-
| -
|-
| VZS.2.3 Uitbouw van de verzorgingsstaat*
|-
| -
|-
| VZS.3.1 Hoofdrolspelers
|-
| -
|-
| VZS.4.1 Onderwijs
|-
| -
|-
| VZS.5.1 Waarom werken we?
|-
| -
|-
| VZS.6.1 Vraag een aanbod van arbeid
|}






<!-- ----- Hieronder onderhoudsmeldingen, niet verwijderen ----- -->
{{sub}}
{{sub}}

Versie van 27 aug 2017 09:10

https://nl.wikibooks.org/wiki/Maatschappijleer/Maatschappijleer_5_vwo

Lesoverzicht

Les Domein Hoofdstuk Inhoud
1 Wat is maatschappijleer? 1 & 2
  • Maatschappelijke vraagstukken
  • Kennis van zaken
2 Rechtsstaat 1 t/m 5
  • Oorsprong rechtsstaat
  • Grondrechten
  • Legaliteitsbeginsel
  • Trias politica: scheiding en evenwicht van machten
  • Rechtsgebieden
3 Rechtsstaat 6 t/m 9
  • Strafrecht: opsporing en vervolging
  • Strafrecht: berechting
  • De rechtsstaat in internationaal perspectief
  • Big data: kansen en bedreigingen
4 Parlementaire democratie 1 t/m 3
  • Wat is democratie?
  • Politieke stromingen
  • Politieke partijen
5 Parlementaire democratie 4 t/m 6
  • Verkiezingen
  • Regering en parlement
  • Invloed op besluitvorming
6 Parlementaire democratie 7 t/m 9
  • Gemeente en provincie
  • Internationale politiek
  • Democratie en uitdagingen
7 Pluriforme samenleving 1 t/m 3
  • Verschil en verdraagzaamheid
  • Cultuur en identiteit
  • Immigratielanden vergeleken
8 Pluriforme samenleving 4 t/m 6
  • Motieven om te migreren
  • Migratie als vergelijking en als verlies
  • Patronen van integratie
9 Pluriforme samenleving 7 & 8
  • Bronnen van burgerschap
  • Europese dilemma's
10 Verzorgingsstaat 1 t/m 3
  • Wat is een verzorgingsstaat?
  • Ontstaan verzorgingsstaat
  • Sociale partners en de overheid
11 Verzorgingsstaat 4 & 5
  • Verzorgingsstaat, de praktijk
  • Werk en sociale mobiliteit
12 Verzorgingsstaat 6 & 7
  • Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt
  • De verzorgingsstaat onder druk


Lesverloop

Onderstaande indeling is afgestemd op een les van 100 minuten.

Tijd Activiteit
00.00 Aanvang les
00.05 Terugblik op de vorige les
00.10 Vragen naar aanleiding van de vorige les
00.20 Nieuwe lesinhoud
00.30 Opdracht bij de nieuwe lesinhoud
00.45 Klassikaal lezen
00.55 Klassikaal bespreken
01.00 Zelfstudie in groepjes
01.20 Uitwisselen
01.30 Klassikaal evalueren
01.35 Huiswerk
01.40 Einde les

Lesinhoud

Opdracht

Maak een samenvatting van een onderdeel hieronder. Schrijf de samenvatting in correct Nederlands, volledig in eigen woorden en gebruik tussen de 150 en 250 woorden. Doe dit door één van de onderdelen in de samenvatting op deze pagina te bewerken. Kies uit de volgende mogelijkheden:

ML.1.2 De vier thema's van maatschappijleer ML.2.1 Betrouwbaarheid van informatie ML.2.3 Beïnvloeding door de media DR.1.3 De eerste rechtsstaten DR.2.2 Wat staat er in de grondwet
DR.2.3 Wat zijn grenzen van onze vrijheid DR.3.1 Legaliteitsbeginsel en de rechtsstaat DR.4.2 De drie machten in Nederland DR.5.1 Burger tegenover burger DR.6.3 Veiligheid, vrijheid
PD.1.1 De wereld bedekt met staten PD.1.2 Het belang van politiek PD.2.1 Wat is een ideologie? PD.4.2 Na de verkiezingen PD.5.4 Wie heeft de meeste macht?
PD.6.1 Strijden met woorden PD.6.2 Het systeem van politieke besluitvorming PD.7.1 Decentralisatie PD.7.2 De provincie PD.8.3 De NAVO
PD.9.1 Democratie is niet vanzelfsprekend PD.9.2 Randvoorwaarden voor democratie PS.1.2 Zijn wij tolerant? PS.1.3 Democratie van natte voeten PS.2.4 Waarin verschillen culturen?
PS.2.5 De betekenis van vooroordelen PS.3.1 Lange geschiedenis van immigratie PS.3.2 Terminologie PS.4.1 Arbeidsmigranten PS.4.2 Postkoloniale migranten
PS.5.1 Verandering van generaties PS.6.2 Vermijding en segregatie PS.7.2 Wat moeten we weten als burger? PS.8.3 Kan Europa één gemeenschap worden? VZS.1.2 Tussen plan en vrije markt
VZS.2.1 Het begin van de verzorgingsstaat VZS.3.1 Hoofdrolspelers VZS.4.1 Onderwijs VZS.5.1 Waarom werken we? VZS.6.1 Vraag een aanbod van arbeid
ML.1.1 Samenleven en afspraken maken ML.1.3 De kernconcepten ML.2.2 Beeldvorming en gevolgen DR.1 Idee en oorsprong va de rechtsstaat DR.1.1 Wat is een rechtsstaat?
DR.1.2 Hoe is de rechtsstaat ontstaan? DR.2.1 Ontstaan van de Grondwet DR.4.1 Ontstaan en doel van de trias politica DR.6.1 De rechtsstaat en het strafrecht DR.6.2 Het strafproces
DR.7.1 Voor de rechter DR.7.2 De straf DR.8.2 Nederland en de VS vergeleken PD.1.3 Democratie PD.1.4 Dictatuur
PD.2.2 De drie hoofdstromingen PD.2.3 Andere politieke richtingen PD.3 Politieke partijen PD.4.1 Hoe kiezen wij? PD.5.1 De regering
PD.5.2 Het parlement PD.5.3 Van wetsvoorstel tot wet PD.6.3 Politieke actoren PD.7.3 Gemeente PD.8.1 De Europese Unie
PD.8.2 De Verenigde Naties PS.1.1 De langzame eenwording van Nederland PS.2.1 Wat is een cultuur? PS.2.2 De functies van een cultuur PS.2.3 Hoe wordt cultuur overgedragen?
PS.2.4 Waarin verschillen culturen? PS.3.3 Internationale vergelijkingen PS.4 Motieven om te migreren PS.4.5 Internationale verdragen PS.6.1 Drie reacties op verandering
PS.8.2 Hoe kijken we naar vluchtelingen? VZS.1.1 Nederland als verzorgingsstaat VZS.1.3 Drie typen verzorgingsstaten VZS.2.2 Opbouw van de verzorgingsstaat VZS.2.3 Uitbouw van de verzorgingsstaat

Als je meer wilt wten over wikibooks en hoe je teksten kunt opmaken, kijk dan op de hoofdpagina van Wikibooks of ga direct naar de instructies: https://nl.wikibooks.org/wiki/Wikibooks:Instructies.

Samenvatting

Wat is maatschappijleer?


Maatschappelijke vraagstukken

Takeshita Street, Tokio

samenleven en afspraken maken:

Om te zorgen dat alle mensen goed kunnen samenleven aken we regels en wetten. In Nederland worden alle belangrijke regels democratisch bepaald.Vaak zijn niet alle partijen het eens dus zoeken ze naar een compromis. De standpunten worden bepaald door onze waarden en uit deze waarden kunnen weer idealen ontstaan. Waarden: waarden zijn uitgangspunten of principes die mensenbelangrijk vinden in hun leven en die ze daarom willen nastreven. Idealen: zaken die je graag zou willen bereiken in je leven, zoals een invloedrijke baan of werken als hulpverlener in een ontwikkelingsland. normen: de opvattingen over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen noem je normen.( Bv: stelen)

Als waarden en normen van verschillende groepen botsen kan er een maatschappelijk vraagstuk onstaan. We spreken van een maatschappelijk vraagstuk wanneer: 1. grote groepen in de samenleving de gevolgen ervan ondervinden. 2.tegengespeelde belangen meespelen. 3.een gemeenschappelijke oplossing nodig is.

Een belangrijk kenmerk van maatschappelijke vraagstukken is ook dat is dat er verschillende visies zijn op een probleem. belang:"een belang is het voor-of nadeel dat iemand ergens bij heeft.

soms kom je als individu ook lastige keuzes tegen,dit is een dilemma dilemma:een lastige keuze uit twee of meer alternatieven die allemaal duidelijke nadelen hebben.

De vier thema's van maatschappijleer
De kernconcepten
Milgram experiment

De kernconcepten die gebruikt worden om maatschappelijke vraagstukken te analyseren zijn:

  1. Macht
  2. Sociale ongelijkheid
  3. Sociale cohesie

Macht – het vermogen om het gedrag van anderen dwingend te beïnvloeden.
Er zijn verschillende soorten macht: geaccepteerde macht noemen we gezag, dit is de macht van je ouders of de school over jou; de macht van de directie op school en van de burgemeester noemen we formele macht of formeel gezag, dit is vastgelegd in regels en wetten. Als laatste is er informele macht, dit is bijvoorbeeld binnen een vriendengroep, hierbij is er geen sprake van regels of sancties. Mensen kunnen macht ontlenen aan hun posities, hun baan bijvoorbeeld, maar ook aan hun kennis of leeftijd. De manier waarop iemand macht uitoefent hangt af van de machtsbronnen die beschikbaar zijn, zoals geld, kennis, overtuigingskracht, aanzien, etc.

Sociale ongelijkheid – een ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen en politieke macht.
In onze maatschappij is er helaas nog steeds sprake van sociale ongelijkheid. Voor veel mensen is het lastig om een baan te vinden, mensen met een migratie-achtergrond of mensen met een beperking. Ook is er een erg groot verschil tussen arm en rijk, en hebben mensen met veel politieke contacten meer invloed dan anderen.

Sociale cohesie – de mate waarin mensen door onderlinge bindingen het gevoel hebben bij elkaar te horen.
Het is belangrijk dat de mensen in de samenleving rekening houden met de normen, waarden en belangen van hun medemens. In elke samenleving zijn mensen afhankelijk van elkaar, dit heet interdependentie. Sociale cohesie zorgt ervoor dat iedereen deel uit maakt van de samenleving, en dat niemand wordt buitengesloten.

Analysemodel


Kennis van zaken

Betrouwbaarheid van informatie
Veelgebruikt model voor de visualisatie van een communicatieproces, gebaseerd op het werk van Shannon en Weaver. Links de (af)zender, rechts een ontvanger die een reactie (boogpijl) geeft. Zender, medium en ontvanger zijn ook nodig voor het overbrengen van deze feedback.
Beeldvorming en gevolgen
Censuur op videomateriaal

Wij creëren ons beeld van de werkelijkheid op basis van de informatie die we ontvangen. Dat deze informatie zo betrouwbaar en volledig mogelijk is, is dus van belang. Dit is echter niet altijd het geval: de zender kan de informatie veranderen of beperken omdat dit voor hem voordeliger is. Om als journalist zo betrouwbaar en volledig mogelijk te kunnen werken zijn er twee dingen nodig:

  1. persvrijheid: de journalisten moeten de vrijheid hebben om te publiceren, zonder gehinderd te worden door de overheid(racistische/discriminerende/beledigende uitlaten zijn verboden).
  2. vrijheid van nieuwsgaring: journalisten moeten toegang krijgen tot relevante documenten en deze zonder bemoeienis van de overheid kunnen publiceren.

Als de berichtgeving in een land gecontroleerd wordt dan spreken we van censuur. Als de informatie bewust verdraaid wordt, dan spreken we van manipulatie. Vormen van manipulatie zijn:

  1. propaganda: er wordt hier bewust eenzijdige informatie gegeven om de mening van de mensen te beïnvloeden.
  2. indoctrinatie(meest extreme vorm): waarbij langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen worden opgedrongen met de bedoeling dat het publiek deze kritiekloos accepteert.

Gemanipuleerde informatie kan grote gevolgen hebben op ons wereldbeeld. Als een journalist er bijvoorbeeld voor kiest om de identiteit van een crimineel expliciet te vermelden, kan dat leiden tot stereotypering oftewel generaliseren en vooroordelen(mensen gaan dan misschien denken dat bijvoorbeeld veel Poolse mensen criminelen zijn). Mensen gebruiken vooroordelen en stereotypen vaak om zich af te zetten tegen andere groepen. Het gevaar hiervan is dat het kan leiden tot intolerantie en discriminatie(op grond van bijvoorbeeld ras, sekse, geloof, uiterlijk).

Beïnvloeding door media


Rechtsstaat


Idee en oorsprong van de rechtsstaat

Nederland is een democratische rechtsstaat. Dit zorgt voor zekerheid onder de burgers. Ze kunnen meedoen aan verkiezingen en hebben zo invloed en ze worden beschermd tegen de machthebbers. Een rechtsstaat is dus een staat waarin burgers met burgers met grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid. Ook is Nederland een sociale rechtsstaat, er zijn wetten die de welvaart en het welzijn van de burgers bevorderen. In een rechtsstaat is er sprake van vertrouwen en wederkerigheid. Die zorgen samen voor rechtszekerheid. De rechtstaat is ontstaan doordat er twee eeuwen lang een ongelukkige sfeer heerste in Europa, dit kwam deels door de enorme macht die de koning had, dus werd er naar verlichting gezocht. De rechtsstaat was deze verlichting.




Wat is een rechtsstaat?

Een rechtsstaat is een staat waar burgers door wetten worden beschermd tegen de staatsmacht. De staat heeft hierbij het geweldsmonopolie, maar door het legaliteitsbeginsel, wat er voor zorgt dat de overheid zich ook aan de wet houdt, worden de burgers alsnog beschermd. Een ander belangrijk kenmerk van een rechtsstaat is de trias politica, de scheiding der machten. De scheiding der machten houdt in dat de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht geen invloed op elkaar kunnen hebben, waardoor er geen vriendjespolitiek ontstaat en de burgers geen kans meer hebben op een eerlijke behandeling.

Hoe is de rechtsstaat ontstaan?

In de zestiende eeuw was in Europa sociale onrust. Mensen met macht pakten mensen links en recht op om ze uit de weg te ruimen. Dit was zo genaamd in de naam van god. Echter toen de drukpers werd uitgevonden werden nieuwe ideeën verspreid over wat de wil van god is. Mensen besefte dat oorlog en armoede niet de wil van god is maar de hebberigheid van de macht hebbers. In de tweede helft van de achttiende eeuw kwamen de mensen in opstand tegen deze onrechtvaardige samenleving.

Mensen begonnen te vertrouwen op het gezonde verstand in plaats van een koning. ze bedachte dat ze met nadenken de beste samenleving konden opbouwen. ze begonnen pamfletten op te hangen en genootschappen te vormen. om elkaar vertrouwen wilde de mensen een staat die ook handhaafde. maar om te zorgen dat de staat dan niet gelijk teveel macht zou hebben maakte de bevolking zelf wetten die ze beschermde tegen de overheid. dit is het begin van de rechtsstaat.

De eerste rechtsstaten


Grondwet en grondrechten

Ontstaan van de Grondwet
Grondwet van 1848

In 1798 ontstond de Staatsregeling van de Bataafse Republiek, dit was een voorloper van de grondwet. Het ontstond door de Franse revolutie en hield in dat iedere burger gelijk is voor de wet en grondrechten heeft. In 1814 werd Nederland een constitutionele monarchie, dit houd in dat het een koninkrijk met een grondwet is, Koning Willem 1 had geen absolute macht meer. Ook werd er een parlementair stelsel ingevoerd in de vorm van een Staten-Generaal.

Pas in 1848 besloot Thorbecke de grondwet aan te passen om de koning onschendbaar te verklaren, de ministers werden verantwoordelijk voor de wetgeving. Er was sprake van een democratie, maar alleen mannen die een betaald bedrag konden betalen kregen kiesrecht.

Volgens Thorbecke moest de staat zorgen dat de burgers vrijheid hadden en de burgers moesten individueel besluiten hoe ze gelukkig konden leven. Er ontstond een arbeidersbeweging, die voor alle burgers kiesrecht opeisten. Ook vond de klassenstrijd plaats en de vrouwenbeweging kwam op. De sociale onrust zorgde voor een wijziging van de grondwet. In 1917 kregen de mannen algemeen kiesrecht en in 1919 kregen ook de vrouwen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden bijna alle grondrechten van de burgers overschreden, ze werden gediscrimineerd, afgeluisterd en ze waren niet meer veilig. Na de oorlog werd de grondwet weer toegepast en in 1983 werden er nieuwe wetten ingevoerd.

Wat staat er in de Grondwet?
Wat zijn grenzen van onze vrijheid?


Legaliteitsbeginsel

Het legaliteitsbeginsel en de rechtsstaat
Uitbouw van de sociale rechtsstaat
Horizontale en verticale machtsverhoudingen


Trias politica: scheiding en evenwicht van machten

De trias politica, ook wel "scheiding der machten" genoemd, is een fundamenteel kenmerk van de rechtstaat. Het is ontstaan door de ideeën van de Franse filosoof Montesquieu, na de Franse revolutie. Het doel van de trias politica is, concentratie van de macht van de staat te voorkomen. Wanneer alle macht in een hand komt, ontstaat er kans op machtsmisbruik. Hoe worden de machten gescheiden?

- DE WETGEVENDE MACHT (stelt wetten op) ----> Parlement, Regering, Gemeenteraad en Provinciale Staten

- DE UITVOERENDE MACHT (voert de wetten uit) ----> Politie, Openbaar Ministerie, Lokaal bestuur, Regering

- DE RECHTSPREKENDE MACHT (spreekt recht) ----> Rechters

Zelfs als deze drie machten goed gescheiden zijn, kan binnen een van de drie machten machtsmisbruik ontstaan. Daarom bedacht Montesquieu nog een systeem, waarbij de machten elkaar controleren en evenwichtig samenwerken: checks and balances. De wetgevende macht controleert de uitvoerende macht en de rechterlijke macht controleert de wetgevende macht. Maar niemand heeft in een democratische rechtstaat het laatste woord, iedereen mag elkaar controleren, in bepaalde situaties.

De drie machten in Nederland
Samenspel van de drie machten


Rechtsgebieden

De rechtspraak is opgedeeld in 3 rechtsgebieden: civiel recht, strafrecht en bestuursrecht. Kantonrechtspraak is een bijzondere vorm. Hieronder vallen namelijk meer lichte strafzaken en arbeidszaken. Met welk rechtsgebied je te maken krijgt, is afhankelijk van de zaak die je hebt.

In het civiel recht gaat het om conflicten tussen:

- particulieren onderling
- organisaties onderling
- particulieren en organisaties

In het strafrecht beoordeelt de strafrechter of iemand een strafbaar feit heeft gepleegd en daarvoor gestraft moet worden.

In het bestuursrecht staan besluiten van de overheid centraal. Als u iemand het niet eens bent met een beslissing van een bestuursorgaan, bezwaar heeft gemaakt en dit is afgewezen, kan die persoon beroep instellen bij de bestuursrechter.

De kantonrechtspraak is een bijzondere vorm van rechtspraak. De kantonrechter behandelt:

- Civiele zaken tot een bedrag van € 25.000
- Arbeidszaken
- Huurzaken
- Consumentenkoopzaken
- Consumentenkredietzaken tot een bedrag van € 40.000
- Lichte strafzaken (zoals snelheidsovertredingen)

Het strafproces

Er zijn zes fases die een verdachte ondergaat na de ontdekking van zijn misdrijf tot aan het moment dat de veroordeelde zijn straf ondergaat. Het Openbaar Ministerie (OM) treedt op in naam van de staat en stuurt politie aan op plegers van misdaden op te pakken en vervolgens beoordeelt het OM op basis van de uitkomst of iemand veroordeeld wordt. De 6 fases van het strafproces: 1. Aanhouding: Als je verdachte bent mag de politie je Staande houden (Laten stilstaan) of Aanhouden (Arresteren en meenemen naar het bureau). Iedereen is bevoegd om iemand die op heterdaad wordt betrapt vast te houden tot de politie komt. Stel de verdachte is meegenomen naar het bureau heeft deze persoon het recht om te weten waar hij van verdacht wordt. Als de officier van justitie na zes uur wil dat de verdachte langer blijft, kan de officier van justitie twee keer de verdachte voor 3 dagen langer laten blijven. Als de advocaat of officier van justitie de strafzaak niet na 110 dagen voorarrest heeft afgeroind, volgt er een pro-formazitting. De rechtyerr kan hierin besluiten de verdachte langer in voorarrest te nemen. 2. Opsporing: De opsporing start met het verzamelen van informatie en het eventueel verhoren van verdachte of getuigen. Het doel is te achterhalen wat er gebeurd is en welke bewijzen te vinden zijn. Het verslag hiervan gaat als proces-verbaal naar de officier van justitie en leidt hierna het onderzoek en beslist of het voor de rechter komt. Je hebt een aantal opsporingsbevoegdheden waar je je aan moet houden als politie. Tijdens het opsporingsonderzoek mag de politie dwangmiddelen gebruiken (fouileren, inbeslag nemen van bewijsmateriaal). Voor sommige dwangmiddelen of bevoegdheden heeft de politie toestemming van de officier van de justitie of rechter-commissaris nodig. 3. Vervolging: De vervolging wordt geregeld door het Openbaar Minestirie (OM). Ze hebben verschillende manieren om een strafzaak af te handelen. De officier kan een traqnsactie (Schikking) voorstellen, hier heb je te maken met een geldboete of een taakstraf en zo wordt je niet verder vevolgd. Het OM kan bij lichte delicten kiezen voor een strafbeschikking en zelf een straf op leggen. Bij een strafbeschikking ligt de schuld vast. Verder kan de officier Seponeren (Besluiten om niet verder te vervolgen).

Veiligheid, vrijheid


Strafrecht: berechting

Voor de rechter

Bij strafvervolging krijg je een dagvaarding. Daarin staat wanneer je voor de rechter moet komen. Waar je voor beschuldigd wordt heet een tenlastenlegging. Op de terechtzitting hoort de rechter de getuigen en kijkt hij naar het bewijs. Aan het eind doet de officier van justitie zijn requisitor (de vraag om bepaalde straf) en houdt de advocaat zijn pleidooi. Na het vonnis kun je in hoger beroep gaan, dit komt dan bij het gerechtshof en dan wordt de zaak overgedaan. Daarna kun je nog in cassatie gaan bij de Hoge Raad. Deze kijkt of het recht goed is toegepast. Ook kan de zaak nog worden heropend in uitzonderlijke gevallen. Dit heet herziening ten voordele.

De straf

Een straf wordt door de rechter opgelegd als er geen enkele strafuitsluitingsgrond van toepassing is. Hoofdstrafrechten

  • Geldboete. Vaak in combinatie met een andere hoofdstraf.
  • Taakstraf. In plaats van een geldboete of vrijheidsstraf.
  • Vrijheidsstraf. Een gevangenis straf die afhankelijk is van de misdrijf en tot levenslang kan oplopen.

Naast een hoofdstraf kan een rechter een bijkomende straf opleggen. Zoals het intrekken van het rijbewijs. Ook zijn er nog strafrechtelijke maatregelen, zoals schadevergoeding of verplichte behandeling in een afkickkliek. Een ander voorbeeld van een maatregel is onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen goederen. De dader krijgt spullen zoals wapens niet meer terug. Daarnaast heb je nog de ontneming van wederrechtelijk voordeel. De veroordeelde raakt de winst kwijt die deze met de misdrijf heeft gemaakt. Sommige straffen worden voorwaardelijk opgelegd. Deze kunnen (deels) ingetrokken worden onder bepaalde voorwaarden. Straffen hebben bepaalde functies;

  • Wraak en vergelding, misdaad mag niet lonen.
  • Afschrikking, door te bestraffen weerhoud het mensen ervan het nog eens te doen.
  • Voorkomen van eigenrichting.
  • Resocialisatie, de overheid probeert het gedrag van de crimineel te verbeteren.
  • Beveiliging van de samenleving.

Het recht voor gedetineerden; Ook als je veroordeeld bent houd je rechten. Veroordeelde van meer dan een jaar celstraf hebben in principe recht op voorwaardelijke invrijheidstelling. Wel kunnen hier voorwaarden aan zitten.

Strafrecht voor jongeren; Onder de 12 zijn kinderen niet strafrechtelijk aansprakelijk. Tussen 12 en 17 in geldt het jeugdstrafrecht. Van 12 tot 15 is de maximale straf 1 jaar en voor kinderen van 16 en 17 maximaal 2 jaar. Kinderen tussen de 16 tot 23 jaar kunnen ook te maken krijgen met adolescentenstrafrecht. Het jeugdstrafrecht is sterk gericht op de resocialisatie.

Strafrecht in beweging


De rechtsstaat in internationaal perspectief

Internationaal recht
Nederland en de VS vergeleken

De Verenigde Staten zijn al heel lang een rechtsstaat. Je kan het rechtssysteem van de VS en Nederland vergelijken doormiddel van vier rechtsstatelijke onderwerpen.

De onafhankelijkheid van rechters Het verschil tussen de rechters van de hoogste rechtsorganen; de Hoge Raad in Nederland en de Hooggerechtshof in de VS, is dat de Hooggerechtshof alle Amerikaanse wetgeving moeten toetsen aan de grondwet. In Nederland mogen ze de wetten niet toetsen aan de grondwet. Zo heeft de rechtelijke macht niet teveel macht. In de VS worden de rechters verkozen door de president en in de Nederland op voordracht van de tweede kamer.

Juryrechtsspraak In de VS is er juryrechtspraak. Als je 18 bent, Engels spreekt en geen strafblad hebt kan je gevraagd worden. De jury doet uitspraak over de schuldvraag. De rechter bepaalt de straf. In Nederland doet een rechter uitspraak over de schuldvraag en de straf.

De Grondrechten Amerikanen hebben nauwelijks sociale grondrechten en voornamelijk klassiek rechten. Dit zorgt voor een grotere uitingsvrijheid. Ook is er veel sprake van klassenjustitie. Vergeleken met Nederland hebben verdachten in Amerika minder rechten.

De Straffen In Amerika heb je drie opvallende kenmerken van het strafrecht: de doodstraf, plea bargaining (de advocaat en de aanklager sluiten een deal op voorwaarde dat de verdachte bekent) en de Three Strikes and You’re Out Law. In Nederland is het opvallend dat je levenslang kon krijgen. Maar omdat dat in strijd is met internationaal recht, wordt er nu na het uitzitten van een groot deel van de straf gekeken naar vrijlating.


Big data: kansen en bedreigingen


Parlementaire democratie

Wat is democratie?

Een democratie is een bestuursvorm waarbij het volk regeert. Het woord democratie bestaat dan ook uit de twee Griekse woorden 'demos' (volk) en 'kratein' (regeren), het betekend letterlijk: het volk regeert. Inmiddels leeft de helft van de wereldbevolking in democratie alhoewel er bijna nergens meer directe zeggenschap van het volk voorkomt. Wel zijn er in sommige landen nog referenda dit is een vorm van directe democratie waarbij het volk stemt over een bepaald wetsvoorstel. Inde meeste landen zien we nu een indirecte vorm van democratie oftewel representatieve democratie. Dit betekend dat het volk vertegenwoordigers kiest die de beslissingen nemen en dat deze vertegenwoordigers verantwoording moeten afleggen over hun beleid. In een representatieve democratie is de politieke macht verdeeld over meerdere personen en instituties die elkaar controleren, de trias politica.Om de inbreng van burgers te garanderen moet een democratie ook een rechtstaat zijn, waarin regels gelden voor burgers en voor de overheid. Kenmerken van een democratie:

  • Er is individuele vrijheid
  • Er gelden politieke grondrechten
  • Politie en het leger hebben wettelijk beperkte bevoegdheden
  • Er bestaat onafhankelijke rechtspraak
  • Er bestaat persvrijheid
Dictatuur

Een dictatuur is een land waarin de machthebbers nagenoeg alles bepalen. In dictaturen is er bijna altijd sprake van schending van mensenrechten en politiek geweld. Er zijn zelden grondwetten in een dictatuur, en als deze er zijn zijn ze heel beperkt. Vrijheid in een dictatuur zijn beperkt; vrijheid van godsdienst, recht op privacy en politieke vrijheid zijn beperkt. Er is in een dictatuur is er geen Trias Politica maar de staat is een geheel dat in handen is van een kleine groep mensen. Er bestaat dus geen onafhankelijke rechtspraak, burgers kunnen niet rekenen op bescherming tegen de overheid. Burgers hebben hierdoor niks te zeggen in de politiek en kunnen hun rechten niet opeisen. De machthebbers verdedigen hun macht met harde hand, er is vaak overheidsgeweld.

We maken onderscheid tussen ideologische, religieuze en militaire dictaturen.

Ideologische dictatuur

In deze dictatuur heeft de communistische partij alle macht en burgers weinig tot geen individuele vrijheden. Er is sprake van indoctrinatie (de bevolking krijgt de partijideologie te zien in media en onderwijs).

Religieuze dictatuur

Ook wel theocratie genoemd. Godsdienst wordt verheven tot staatsideologie. Het volk kiest een parlement en de president, maar voor alle politieke besluiten is toestemming nodig van niet-gekozen geestelijke leiders.

Militaire dictatuur

Een militaire dictatuur is een dictatuur waarin de politieke macht van het land bij de hogere militairen berust.




De Europese Unie

Landen van de Europese Unie

Nederland werkt op internationaal vlak vooral samen met de EU. Na de tweede wereldoorlog wilde men meer gaan samenwerken want dat zou oorlogen voorkomen. Eerst waren de samenwerkingsverbanden vooral voor de verdeling van grondstoffen, later ook voor economische zaken.

De EU werd in 1992 opgericht. Door de jaren heen sloten steeds meer landen zich aan.

In de EU is er de interne markt, dat houdt in dat er vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal is. Landen die lid zijn van de EMU behoren tot de eurozone. Ze betalen met de euro.

In de EU is ook sprake van de trias politica. De Europese Commissie is de uitvoerende macht, de Raad van Ministers zijn de wetgevende macht en het Hof van Justitie van de Europese Unie spreekt recht.

Er is ook kritiek op de EU. Zo komen er bijvoorbeeld veel Polen naar het Verenigd Koninkrijk om daar te gaan werken en wonen. Dat was ook de rede voor de uittreding te stemmen. Ook wordt de EU ervaren als iets wat ver afstaat van de burgers en is de opkomst bij de verkiezingen zeer laag.

De Verenigde Naties

De Verenigde Naties zijn een groep van 51 landen die in 1945 is opgericht. Ze zetten zich in voor het internationale recht, mondiale veiligheid, behoud van mensenrechten, ontwikkeling van de wereldeconomie en het onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. Het wordt geleid door zes verschillende bestuursorganen. De Algemene Vergadering, de Economische en Sociale Raad, het Internationaal Gerechtshof, het Secretariaat, de Trustschapsraad en de Veiligheidsraad. Er was eerder al een internationale organisatie, de Volkenbond, maar rond de tweede wereldoorlog trokken steeds meer landen zich terug. Toen de oorlog weer voorbij was wilde veel landen het nog een keer proberen, maar wel met wat verbeteringen. Dit begon met Frankrijk, Taiwan, de Verenigde Staten van Amerika, het Verenigd Koninkrijk en de Sovjet-Unie. Het hoofdkantoor is in New York, maar er zijn ook deelhoofdkantoren in Genève, Wenen en Nairobi. Er worden daar beslissingen gemaakt die de wereld beïnvloeden. De huidige doelen van de Verenigde Naties zijn: armoede en hongersnood uitbannen, wereldwijde basiseducatie, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, kindersterfte en moedersterfte tegengaan, levensbedreigende ziektes uitbannen, duurzame omgeving verzekeren en ontwikkelen van een wereldwijde samenwerking voor ontwikkeling.

Politieke stromingen

De drie hoofdstromingen

Er zijn drie grote stromingen in Nederland. Het Liberalisme, het Socialisme en het Confessionalisme.

Volgens het Liberalisme is de samenleving er het meest bij gebaat als ieder individu zich optimaal kan ontplooien: wat goed is voor het individu, is goed voor de maatschappij. Mensen zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. Zij moeten elkaars opvattingen respecteren. het Liberalisme staat dus voor vrijheid. Tegenwoordig zijn Liberalen voor een vrijemarkteconomie. Het is een rechtse partij, de grootste Liberale partij in ons land is de VVD.

Het Socialisme benadrukt gelijkheid. Het socialisme is een reactie op de slechte behandeling van arbeiders in de fabrieken. De huidige Sociaaldemocraten zijn niet tegen de vrijemarkteconomie, maar vinden nog steeds dat kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld moeten worden. De drie sociaaldemocratische partijen in ons land zijn de PvdA, de SP en GroenLinks.

Bij het Confessionalisme baseren mensen hun politieke opvattingen op hun geloofsovertuiging. In het confessionalisme gaat men uit van een organische staatsopvatting: de samenleving is vergelijkbaar met een menselijk lichaam waarin alle onderdelen van elkaar afhankelijk zijn en ook alleen in onderlinge samenhang kunnen functioneren. Broederschap en solidariteit zijn dus de visie van de confessionelen. De huidige christendemocraten streven naar een samenleving waarin rentmeesterschap, solidariteit, harmonie en gespreide verantwoordelijkheid belangrijke waarden zijn. De overheid moet slechts een aanvullende waarde hebben en moet zo veel mogelijk overlaten aan het maatschappelijke middenveld, zoals welzijnsinstellingen en schoolbesturen. De CDA en de ChristenUnie zijn de belangrijkste confessionele partijen. Ze horen thuis in het politieke midden.

Andere politieke richtingen

PRAGATISME Vanaf de jaren zestig is er sprake van ontideologisering, het verdwijnen van ideologie als leidraad voor het politieke leven. Hierdoor ontstonden er meer pragmatische en populistische partijen die niet pasten in een van de traditionele ideologieën. Pragmatische partijen hebben geen vaste uitgangspunten of principes: afhankelijk van het probleem, wordt een oplossing gekozen. POPULISME Deze stroming zegt nadrukkelijk de stem van het volk te willen laten horen. De partij bepaalt zelf wie er wel en niet bij de partij hoort. Om de gewone burger te bereiken versimpelt het populisme politieke kwesties. Zoals: Neemt criminaliteit toe? Dan gaan we harder straffen. Ze zijn niet links of rechts, niet progressief of conservatief. Ze hebben vaak nationalistische standpunten. De pvv is in Nederland een typische populistische partij. PROGRESSIEF EN CONSERVATIEF Progressief betekent vooruitstrevend, veranderingsgezind en gericht op de toekomst. Ze benadrukken de gebreken in de samenleving en pleiten voor verandering. Conservatief betekent behoudend en is gericht op het heden en verleden: ‘houden wat je hebt’. Ze vinden dat Nederland niet nog meer politieke macht moet afstaan aan de Europese Unie. Soms willen ze dingen weer zoals vroeger, zoals de invoering van de gulden of het terugdraaien van het homohuwelijk. KOSMOPOLITISME VERSUS NATIONALISME Kosmopolieten willen hun eigen land ophouden zodat het mee kan komen in een geglobaliseerde wereld. Nationalisten zien globalisering juist als bedreiging voor eigen banen, cultuur en identiteit. Definitie globalisering: Globalisering is een toenemend proces van economische, culturele en politieke integratie op mondiaal niveau. Door de openstelling van grenzen tussen landen, kunnen goederen en diensten zich gemakkelijker verplaatsen. Politieke partijen zijn meestal dus in te delen in links of rechts en progressief of conservatief.



Politieke partijen

SOORTEN PARTIJEN Een politieke partij bestaat uit een groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een ideale samenleving. Naast de partijen die je in het vorige stuk hebt gelezen zijn er ook nog one-issuepartijen en antidemocratische partijen.

One-issuepartijen vertegenwoordigen één specifieke doelgroep. (vb. ouderen of dieren) Antidemocratische partijen hebben standpunten die in strijd zijn met de rechtstaat. Vaak roepen ze op tot geweld.

FUNCTIES In onze democratie vervullen de politieke partijen een aantal functies: - Van de wensen en eisen van mensen maken ze één politiek programma. (integratie van ideeën) - Via politieke partijen komen mensen verschillende standpunten te weten. (informatie) - De partijen proberen de mensen te interesseren en actief mee te laten doen. (participatie) - Ze selecteren kandidaten voor publieke functies zoals kamerlid of minister. (selectie van kandidaten)

Politieke actoren

De politieke actoren zijn alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij een politiek besluitvormingsproces. In een goed werkende democratie, wisselen deze partijen elkaar regelmatig af en werken ze veel samen. De actoren vormen samen een politiek debat (dit vindt dus niet altijd plaats in de tweede kamer met politici).
Wanneer bijvoorbeeld een minister iets wil aanpakken, overlegt hij niet alleen met ambtenaren maar ook met deskundigen, onderzoekers en iedereen die er maar iets mee te maken hebben.
Als burger is er altijd wel een mogelijkheid om betrokken te raken bij bepaalde zaken. Zo kan je je bijvoorbeeld bij een pressiegroep voegen. Dit zijn groepen die druk uitoefenen op politici om hun standpunt duidelijk te maken. Ook de media speelt een belangrijke rol als politieke actor.

Media heeft verschillende functies:

  • onderzoekende/agendafunctie
  • commetaarfunctie
  • spreekbuisfunctie
  • controlerende functie


Er zijn verschillende meningen over de politieke actoren. De meerderheid vind het een goed concept, want wij als burgers kunnen (vaak) meedenken over wetsvoorstellen. Echter vinden sommige mensen dat de individuele burger ook gehoord moet worden en niet alleen een groep mensen.

Verkiezingen

Dit hoofdstuk legt uit hoe een landbestuur tot stand komt na de verkiezingen en de kabinetsformatie. Te beginnen met de vraag: Hoe kiezen wij?

Hoe kiezen wij?

Wanneer je als Nederlandse staatsburger 18 jaar of ouder bent, heb je kiesrecht. We maken hierbij een onderscheid tussen actief kiesrecht (het recht om te kiezen) en passief kiesrecht (het recht om gekozen te worden). In de wet staat ook, dat de stemmingen geheim zijn. Niemand kan nagaan op wie je hebt gestemd, tenzij je het natuurlijk zelf verteld. We kiezen vertegenwoordigers op verschillende niveaus: het Rijk (Tweede Kamer), de provincie (Provinciale Staten), de gemeente (gemeenteraad) en de waterschappen, die de waterhuishouding in Nederland regelen.

Het Nederlandse kiesstelsel is gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging: alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels. Een zetel is letterlijk een stoel in bijvoorbeeld de Tweede Kamer. Een partij met 20 procent van de stemmen, krijgt dus ook 20 procent van de zetels. Dat lijkt moeilijk uit te rekenen, maar er wordt uitgegaan van een slimme berekening. Men gebruikt de kiesdeler, de hoeveelheid stemmen die nodig is voor een zetel. Wanneer er 10 miljoen stemmen worden uitgebracht op 150 zetels, zijn voor 1 zetel 10.000.000/150= 66.666, 6666667 nodig. Dit betekent dus ook dat bijvoorbeeld D66 en de PvdA een gelijk aantal zetels kunnen krijgen, terwijl ze niet exact evenveel stemmen hebben.




De Regering en Het Parlement

- De Regering 

De regering in Nederland is de uitvoerende macht. De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers. de regering is verantwoordelijk voor het bestuur van het land. De koning bemoeit zich niet actief, maar wordt elke week door de minister-president op de hoogte gehouden. Iedere minister heeft zijn eigen beleidsterrein onder zijn beheer, bijvoorbeeld onderwijs. Beleidsvoornemens worden besproken in de gezamelijke vergadering van de ministers, oftewel de ministerraad. de voorzitter hiervan is de premier. Voor onderdelen die de ministers moeten doen, kunnen staatssecretarissen voor worden aangesteld. Een minister en een eventuele staatssecretaris hebben een eigen ministerie of departement, waar ambtenaren voor hen werken, die ambtenaren geven adviezen en bereiden wetsvoorstellen voor. soms hebben ministers geen eigen ministerie. de minister van ontwikkelingssamenwerking kan bijvoorbeeld werken onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse zaken, hij is dan een minister zonder portefeuille.

het staatshoofd is bij ons de koning, naast ceremoniële taken, moet hij ook de wetten ondertekenen, voorlezen van de troonreden, het benoemen van de ministers en staatssecretarissen, zich laten informeren over het kabinetsbeleid en ons land vertegenwoordigen in het buitenland. De koning is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de wetten. de koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.

- Het Parlement

In de moderne politiek en geschiedenis is een parlement een wetgevend, verkozen regeringsbestuur. Over het algemeen heeft een modern parlement drie functies: vertegenwoordigers van de kiezers, wetten en overzichtelijke overheden door middel van hoorzittingen en vragen. Hoewel sommige het gebruik van het woord parlement in parlementaire systemen beperken, wordt het ook vaak gebruikt om de wetgever in de presidentiële systemen (bijvoorbeeld het Franse parlement) te beschrijven, zelfs als het niet in de officiële naam staat. Historisch gezien omvatten de parlementen verschillende soorten beraadslagende, raadplegende en gerechtelijke vergaderingen, bijv. Middeleeuwse parlementen. De term is afgeleid van het Anglo-Normandisch parlement, uit het woord parler 'spreken'. De betekenis evolueerde in de loop van de tijd: oorspronkelijk een discussie, gesprek of onderhandeling (getest rond 1100), door middel van verschillende soorten deliberatieve of gerechtelijke groepen, die vaak door de monarch worden opgeroepen.


Veel parlementen maken deel uit van een parlementair systeem van overheid, waarin de uitvoerende macht grondwetelijk verantwoordelijk is voor het parlement. Sommigen beperken het gebruik van het woord parlement tot parlementaire systemen, terwijl anderen het woord gebruiken voor elk gekozen wetgevend orgaan. Parlementen bestaan ​​meestal uit kamers of huizen, en zijn gewoonlijk bicameraal of unicameraal, hoewel er meer complexe modellen bestaan ​​of bestaan.

van wetvoorstel tot wet

Als minister of als staatssecretaris maar ook als lid van de Tweede kamer kan je een idee hebben. Dat idee wat als wetvoorstel dient moet eerst worden voorgedragen aan de ambtenaren die er meer vanaf weten. Het wetvoorstel wordt dan voorgedragen aan de tweede kamer, diegene uit de tweede kamer of het kabinet maakt dan gebruik van de wet van initiatief, het recht om een wet voor te stellen. Vervolgens wordt erover gestemd, de meerderheid moet het er mee eens zijn. Als kamerlid kan je ook gebruik maken van de wet van amendement, je kan het wetvoorstel dan herschrijven en hier en daar wat aanpassingen doen. Gaat het wetvoorstel door dan gaat het naar de Eerste kamer waar er ook op gestemd wordt. Stel dat de eerste kamer ook met de meerderheid voor stemt dan komt het wetvoorstel bij de koning, het staatshoofd, te liggen die het vervolgens alleen nog maar moet ondertekenen. De laatste stap is dat de wet wordt gepubliceerd in het staatsblad en vanaf dan is de wet ook te vinden op internet.

Gemeente en provincie


de gemeente is verantwoordelijk voor een ordelijke verloop van het openbare leven in de gemeente. van het sluiten van huwelijken tot het ophalen van huisvuil. de gemeente beschikt over een gemeenteraad. Deze bestaat uit gemeenteraadsleden; vertegenwoordigers van de burgers die elke vier jaar gekozen worden. het aantal gemeenteraadsleden is afhankelijk van het aantal inwoners. het dagelijks bestuur van de gemeente is in handen van de B en W (het college van burgemeester en wethouders). die met name een uitvoerende taak hebben. de b en w wordt gecontroleerd door de gemeenteraad. een burgemeester is de baas van een gemeente. hij of zij is daarmee verantwoordelijk voor de openbare orde en de veiligheid. hij reageert als eerst op storende gebeurtenissen. ook is de burgemeester hoofd van de brandweer en de politie en om de zes jaar wordt hij benoemd. gemeenten kunnen samen een metropool vormen. dit is wanneer hun samenwerking in een tal gemeenschappelijke regelingen is vastgelegd om onder andere economische groei te stimuleren.

Trias Politica

Denken over democratie

Pluriforme samenleving

Verschil en verdraagzaamheid

De langzame eenwording van Nederland

Dit hoofdstuk gaat over de verandering van een verdeeld land, naar een onverdeeld land.

Veel mensen zijn in de loop van de eeuwen in Nederland geweest. Deze mensen hadden veel verschillende indrukken: volgens sommige was Nederland erg geordend, logisch en samenhangend, en volgens andere was Nederland tijdens de tachtigjarige oorlog het land van vrijheid, waar iedereen elkaar gelijk behandelden. Er was vrijheidsdrang en een verlangen naar ordening (ook al zijn deze doelen moeilijk samen te gaan omdat voor orde de vrijheid vaak moet worden ingeperkt).

Nederland was een pluriforme samenleving , wat betekend dat de verschillende klassen, godsdiensten en levensstijlen samenleefden. Maar na de onafhankelijkheid van Nederland was het niet heel makkelijk om saamhorigheid te krijgen, mensen voelden zich veel meer thuishoren bij steden en gewesten (Nederland heette niet voor niks de Republiek der Verenigde Provinciën). Er waren grootte verschillen: de verschillen in het geloof (protestant en katholiek), tussen Noord en Zuid, tussen stad en platteland en tussen arm en rijk.

Langzaam begon men zich één te voelen, ook al waren er mensen zoals de katholieken en de mensen van de lagere standen die zich buitenstaanders voelden. Er is altijd al veel verschil geweest onder de mensen, maar door alle migratie (na 1945) is de diversiteit wel groter geworden.

De eenwoording van Nederland is versneld door nieuwe comminucatiemiddelen zoals de telegrafie en de spoorwegen. Men kon de afstanden makkelijker overbruggen waardoor men zich meer ging verbinden. Ook werd de eenheid sterker doordat in 1909 alle klokken allemaal gelijk liepen, anders gezegd overal werd de tijdsrichting gelijk gesteld.

Zo werd Nederland langzaam van een verdeeld land een saamhorig land!

Cultuur en identiteit

Wat is een cultuur?

Mensen die veel en langdurig met elkaar optrekken, ontwikkelen een gezamenlijke cultuur. Met cultuur bedoelen we Alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.

Culturen hebben meestal vaste tradities en gewoontes, maar over langere tijd kunnen deze ook veranderen. Dit gebeurde in Nederland ook. Vroeger waren er in Nederland meer gelovigen dan ongelovigen, in de jaren 60 waren de gelovigen voor het eerst in de minderheid. Ook zijn de rechten van kinderen, vrouwen en homoseksuelen verbeterd. Er mag bijvoorbeeld geen geweld meer gebruikt worden tegen kinderen. Heel veel dingen die men vroeger normaal vond zijn nu ondenkbaar. Een voorbeeld hiervan is slavernij. De handel en het bezit van mensen werd als iets vanzelfsprekends gevonden, zelfs in Nederland. Pas in 1863 werd slavernij definitief afgeschaft. Als een land meerder culturen heeft (door bijvoorbeeld vluchtelingen die met hun eigen cultuur en gewoontes naar een ander land komen met een andere cultuur) wordt dit een multicultureel land genoemd.

De functies van een cultuur

De cultuur waarin je leeft bepaalt grotendeels jouw beeld van de wereld en gedeeltelijk je persoonlijkheid. Hetgene wat je hoort (muziek), ziet (films) en het geloof waarmee je opgroeid heeft namelijk veel effect op jouw manier van leven. Mensen hebben in een cultuur ook een gemeenschappelijk referentiekader, waardoor ze elkaar beter begrijpen. Daarnaast is een cultuur ook gedragsregulerend. Dit houdt in dat het gedrag van mensen door hun cultuur geordend en voorspelbaar is. In een samenleving van verschillende culturen bestaan er dominante en subculturen. De dominante cultuur is in de samenleving overheersend, deze oefent de meeste invloed uit op de samenleving. De subcultuur heeft andere waarden, normen en kenmerken dan de dominante cultuur. Een dominante cultuur kan veranderen in een subcultuur als mensen bijvoorbeeld naar een ander land verhuizen. Culturen liggen niet vast. Dominante culturen veranderen constant, onder andere door invloed van sub- en tegenculturen.

PS2.3 Hoe wordt cultuur overgedragen

De belangrijkste kenmerken van een cultuur worden telkens aan nieuwe leden overgedragen via socialisatie; het proces waarbij iemand bewust en onbewust de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd.

Waarin verschillen culturen?

In de verschillen van culturen valt orde aan te brengen. De Nederlandse socioloog Hofstede heeft hier een systeem voor bedacht, namelijk vijf verschillende dimensies waarin culturen verschillen. De eerste hiervan is machtsafstand: hoe gelijk of ongelijk zijn de relaties tussen mensen? de tweede van deze vijf dimensies is individualisme vs. collectivisme. Dit geeft de mate aan waarin individuelen zich deel voelen van groepen. Maatschappijen waarin de banden tussen mensen vrij los zijn worden individualistisch genoemd, en andersom. De derde dimensie is masculiniteit vs. feminiteit, dit gaat over de rolverdeling tussen mannen en vrouwen. In feminine culturen lopen mannelijke en vrouwelijke taken min of meer in elkaar over, zijn de mensen zorgzaam en hebben veel gevoelens voor anderen. De vierde en een-na-laatste dimensie is onzekerheidsvermijding. Dit houdt de mate in waarin een samenleving angst heeft voor de toekomst. Als er een hoge onzekerheidsvermijding is willen mensen bijvoorbeeld graag zekerheid in hun werk. De laatste dimensie is oriëntatie op de lange vs. korte termijn. Hier gat het over de mate waarin de maatschappij gericht is op de toekomst of juist meer op het heden.


Socialisatie vindt vooral plaats via imitatie. Een jong kind doet bijna al het gedrag na van mensen met wie het een sterke binding heeft. Ook volwassenen spiegelen hun gedrag en opvattingen aan die van anderen die belangrijk voor hun zijn.

Socialisatie vindt plaats binnen de gemeenschappen waar je, al dan niet zelf gekozen, toe behoort; het gezin, de school, het werk, de vriendenkring etc.

Daarnaast zijn ook de overheid en de media socialiserende instituties. De overheid vervult die rol omdat zij specifieke waarden en normen tot wetten omvormt waar iedereen zich aan moet houden, de media omdat die grote invloed hebben op het denken en het gedrag van mensen. Het socialisatie proces vindt plaats door middel van sociale controle;de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.

Als dit gebaseerd is op geschreven regels zoals wetten noemen we dit formele sociale controle. Bij beleefdheidsvormen en andere ongeschreven regels spreken we van informele sociale controle.

Sociale controle vindt plaats in de vorm van positieve en negatieve sancties. Een diploma is een formele sanctie en het uitfluiten van een voetbalteam na een slechte wedstrijd een informele negatieve sanctie.

Immigratielanden vergeleken

Motieven om te migreren

Een van de meest voorkomende redenen om te migreren is vaak uit nood. Mensen die op een fijne plek wonen, maken minder gauw de keuze om te migreren. Na de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld, zijn verschillende groepen mensen naar Nederland gemigreerd. Deze zijn onderverdeeld in vier groepen. Zo waren er arbeidsmigranten, postkoloniale migranten, gezinsherenigers of gezinsvormers.

Arbeidsmigranten krijgen de mogelijkheid om economisch te verbeteren en hopen hier op een betere toekomst. De meeste immigranten die naar Nederland kwamen in 1960 zochten naar een baan. De meeste mensen dachten dat deze immigranten maar tijdelijk zouden blijven en werden gastarbeiders genoemd. Uiteindelijk zijn de meeste ook terug gekeerd, alleen de Marokkanen en Turken vaak gebleven. Toch blijken er zo'n honderdduizend illegalen in Nederland te leven, mensen die geen wettige toestemming hebben om hier te wonen en werken.

Postkoloniale migranten zijn mensen die van een van de voormalige koloniën afkomstig zijn en na de onafhankelijkheid van hun land wegtrekken. In totaal wonen er nu ongeveer 600.000 mensen in Nederland die afkomstig zijn van uit een van de koloniën.

Gezinsherenigers en gezinsvormers zijn de grootste groep immigranten die van buiten Europa naar Nederland gekomen zijn. Dit zijn mensen die zich bij hun partner komen voegen die al legaal in het land wonen en vervolgens een gezin stichten.

Vluchtelingen zijn de mensen die proberen te vluchten van oorlogen die in hun land bezig zijn en op zoek zijn naar een veiligere plek. Volgens voorspellingen zullen het aantal vluchtelingen eerder toenemen dan afnemen. In 2015 waren er ongeveer 65 miljoen vluchtelingen op pad, dat is het grootste aantal in de naoorlogse geschiedenis.

internationale vergelijkingen

Nederland is niet het enige land waar veel immigratie is. Zo heb je de drie klassieke immigratie landen, namelijk; De Verenigde staten, Canada en Australië. Deze landen zijn al sinds het begin gevormd door migranten van overal op de wereld. Hun migratie geschiedenis lijkt erg op elkaar. Zo zijn de oorspronkelijke bewoners bij alle drie veel verdrongen en uitgeroeit. Daarnaast waren ze vanaf het begin al dun bevolkt. Bij alle drie de landen was de herkomst van de migranten vaak Europees. Dit komt omdat men liever Europeanen had dan mensen uit bijv. Azië. Ze wilden 'ongewenste migranten' weghouden. Hier waren ook wetten tegen. Pas later in 1900 werden een aantal van die wetten ingetrokken en begon de Aziatische migratie stroom groot te worden. In De VS is er ook een grote stroom van Spaanstalige immigranten. Kort samengevat: migranten komen overal vandaan, wat steeds zorgt voor een vervorming van bepaalde culturen, maar men probeert eigenlijk nog steeds nieuwe migranten tegen te gaan.


Hoe Kijken we naar vluchtelingen?

Hoe wij in Nederland naar vluchtelingen kijken is behoorlijk ingewikkeld. Er zitten verschillende kanten aan die soms tegenstrijdig zijn.

De morele kant

Hieronder valt de vraag wat we moeten doen om het goede te willen doen. We willen de vluchtelingen helpen maar tegelijkertijd willen we het welzijn van onze eigen bevolking blijven kunnen garanderen. Dit zijn twee belangrijke verplichtingen en we moeten keuzes maken om een middenweg te vinden of de ene boven de ander te verkiezen.

De belangen kant

Het tweede argument dat men gebruikt in het vluchtelingendebat is eigenbelang. Mensen die de vluchtelingen binnen willen laten zeggen vaak dat zij kunnen helpen de vergrijzing tegen te gaan omdat er veel jongen mensen komen die dan kunnen werken. Ook hier zijn natuurlijk argumenten tegen dus is dit niet genoeg om beslissingen te maken.

Onmacht

Dit heeft er mee te maken dat de grenzen niet meer te controleren zijn waardoor de vluchtelingen niet tegen te houden zijn.

Het recht

Er wordt gezegd dat mensen die al in een land wonen niet meer rechten hebben dan de mensen die er naartoe komen. Vluchtelingen hebben dus evenveel recht als wij.

Arbeidersmigranten

Zij kregen de mogelijkheid om zich economisch te verbeteren.

Postkoloniale migranten Mensen die na de onafhankelijkheid van hun land wegtrekken.


Internationale verdragen

Na de tweede wereld oorlog heeft de Nederlandse overheid samen met een grote groep landen een aantal internationale verdragen getekend om de rechten van de mens te beschermen. een paar belangrijke verdragen zijn de universele verklaring van de rechten van de Mens, in dit verdrag staat dat een land niet mag discrimineren en dat de rechten van de mensen (ook van nieuwkomers) moet worden nagekomen,

Het Europees verdrag van de rechten van de mens, dit verdrag verplicht Nederland om inwoners de gelegenheid te geven tot gezinshereniging en gezinsvorming.

Het VN-Vluchtelingenverdrag, dit verdrag is de basis van het asielrecht en in dit verdrag wordt een vluchteling beschreven als "iemand die gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging wegens godsdienstige op politieke overtuigingen of nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep".

Het Akkoord van Schengen, in het akkoord van Schengen is afgesproken dat er een vrij verkeer van personen en goederen geldt in het Schengengebied ( het Schengengebied bestaat uit zesentwintig Europese landen aan het einde van het jaar wordt dit gebied met 9 landen vergroot).

Migratie als verrijking en als verlies

6.1
Drie reacties op verandering

Volgens de Amerikaanse socioloog Alfred O. Hirschman zijn er drie reacties die mensen tonen op veranderende omstandigheden die hen uitdagen of onbehagelijk stemmen: Vermijden (exit), conflict (voice) en aanvaarding (loyalty).

Vermijding wil zeggen dat men de nieuwe werkelijk uit de weg zou willen gaan: ze ontkennen dat er iets wezenlijks aan het veranderen is. Een conflict zou kunnen ontstaan wanneer een verandering niet langer ontkend zou kunnen worden, wanneer er zichtbaar wordt wat er verloren gaat. Conflict wil zeggen dat je iets of iemand confronteert met de veranderende omstandigheid. Conflicten kunnen uit lopen tot flinke ruzies, maar hierdoor kan wel de waarheid aan het licht komen. Bij aanvaarding zou men de nieuwe omstandigheid kunnen accepteren en aanvaarden.

De cyclus van deze reacties is een manier om complexe veranderingen begrijpelijk te maken, maar in de maatschappelijke werkelijkheid lopen de reacties vaak door elkaar. Zo zien we bijvoorbeeld tekenen van aanvaarding, maar tegelijkertijd zijn er ook veel conflicten.

Patronen van integratie

Bronnen van burgerschap

Europese dilemma's

Drie typen verzorgingsstaat

Een verzorgingsstaat zit tussen een planeconomie en een vrijemarkteconomie in. Een verzorgingsstaat is altijd gebaseerd op solidariteit en gelijke kansen. Dit is iets wat alle drie de typen verzorgingsstaat gemeen hebben, maar er zitten ook veel verschillen tussen. Esping Anderson is een politicoloog die een typologie van westerse verzorgingsstaten heeft ontwikkeld. Hierbij kijkt hij naar de mate waarin burgers afhankelijk zijn van de markt of van de overheid voor bepaalde goederen of diensten. De drie typen die hij onderscheidt zijn: de sociaaldemocratische, de liberale en de corporatistische verzorgingsstaat.

1. Sociaaldemocratische verzorgingsstaat

De rol van de overheid is hierbij groot bij het leveren van goederen en diensten en er bestaat een groot stelsel van sociale voorzieningen. In dit type verzorgingsstaat is gelijkheid de belangrijkste waarde. Er is veel sociale zekerheid. Dit is duidelijke terug te zien in de flexibele arbeidsmarkt. Je kan makkelijk ontslagen worden, maar je vindt ook snel weer een nieuwe baan. Als dit niet het geval is krijg je veel persoonlijke begeleiding en je krijgt een hoge uitkering. Deze vorm van verzorgingsstaat zie je veel in Scandinavische landen. Vandaar dat het ook wel het Scandinavische model wordt genoemd.

2. Liberale verzorgingsstaat

De rol van de overheid is in dit type verzorgingsstaat beperkt en de rol van de markt juist groot. Veel Angelsaksische landen zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten zijn een liberale verzorgingsstaat. In deze staten leven veel liberalistische waarden voort, waaronder eigen verantwoordelijkheid, vrijheid en particulier belang. Zo zie je ook dat het niveau van de sociale voorzieningen hier laag is. De sociale zekerheid is hier vrij laag.

3. Corporatistische verzorgingsstaat

Deze vorm is een mengeling van de twee voorgaande modellen. Ook voor dit model is sociale zekerheid een belangrijk onderdeel. Werknemers worden goed beschermd tegen de risico's van ontslag en ziekte. Hiervoor worden verplicht automatisch pensioenpremies betaald, zodat wanneer zij met pensioen gaan er alsnog een aardig inkomen binnenkomt. De bescherming van gezin is in dit model ook van belang. Dit zie je voor een deel terug in regelingen als kinderbijslag.

Verzorgingsstaat

Nederland als verzorgingsstaat.

Nederland als verzorgingsstaat Nederland is een verzorgingsstaat, dit betekend dat de overheid actief bezig is met de welvaart en het welzijn van de bevolking. De welvaart = in hoeverre mensen over genoeg middelen beschikken om hun behoefte te vervullen. Het welzijn = in hoeverre mensen tevreden zijn met hun lichamelijke en geestelijke gezondheid. De solidariteitsgedachte betekend dat een groep mensen bereid zijn om risico’s te nemen. Mensen verwachten dat dat de overheid wetten maakt en maatregelen neemt om deze uit te voeren en solidariteit af te dwingen In een verzorgingsstaat zorgt de overheid voor collectieve goederen, niemand kan van deze goederen worden uitgesloten, ook niet als ze er niet voor betalen. Een voorbeeld is: een dijk, niet iedereen betaald maar je kan er niemand van buiten sluiten. Dit zorgt voor wat dilemma’s, sommige mensen kunnen immers profiteren zonder mee te betalen. Deze mensen heten free riders. De verzorgingsstaat gaat niet alleen om welvaart of alleen om welzijn maar om allebei. Dus er is bijvoorbeeld zowel sprake van een uitkering en verzekering, maar ook van goed openbaar vervoer en onderwijs en de bibliotheek. De verzorgingsstaat heeft 4 belangrijke functies: 1. Verzorgen. De verzorgingsstaat zorgt voor zorg voor mensen die voor een fysieke of psychische aandoening hulp nodig hebben. Bijvoorbeeld: verpleeghuizen of dat je zorgverzekeraar voor de huisarts of een operatie. 2. Verzekeren. De verzorgingsstaat zorgt ervoor dat we verzekert zijn tegen verlies van inkomen. Alle Nederlanders betalen belasting, dit geld wordt gebruikt voor sociale voorzieningen. Deze regelingen heten samen het socialezekerheidsstelsel, dit verzekert mensen van een inkomen bij bijvoorbeeld: werkeloosheid. 3. Verheffen. De verzorgingsstaat wilt iedereen de kans geven zijn talenten te ontplooien. Goed onderwijs kan je helpen te stijgen op de maatschappelijke ladder, ook is het belangrijk voor onze samenleving. 4. Verbinden. De verzorgingsstaat zorgt tussen een verbinding van mensen en zorgt hiermee dat de sociale cohesie versterkt wordt. Dit doen ze omdat het mensen van elkaar afhankelijk maakt, je betaald namelijk voor elkaar. Ze doen dit ook omdat de bemoeienis van de overheid de sociale ongelijkheid tussen mensen kleiner kan maken. Burgers in Nederland hebben sociale grondrechten, deze zijn niet afdwingbaar bij de overheid , maar volgens de grondwet moet de overheid er wel naar streven. De verzorgingsstaat bestaat niet alleen uit rechten maar ook uit plichten, zoals bijvoorbeeld de sollicitatieplicht.

Wat is een verzorgingsstaat?

Ontstaan verzorgingsstaat

Sociale partners en de overheid

Verzorgingsstaat, de praktijk

Werk en sociale mobiliteit

Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt

De Verenigde Naties

De Verenigde Naties zijn een groep van 51 land die in 1945 is opgericht. Ze zetten zich in voor het internationale recht, mondiale veiligheid, behoud van mensenrechten, ontwikkeling van de wereldeconomie en het onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. Het wordt geleid door zes verschillende bestuursorganen. De Algemene Vergadering, de Economische en Sociale Raad, het Internationaal Gerechtshof, het Secretariaat, de Trustschapsraad en de Veiligheidsraad. Er was eerder al een internationale organisatie, de Volkenbond, maar rond de tweede wereldoorlog trokken steeds meer landen zich terug. Toen de oorlog weer voorbij was wilde veel landen het nog een keer proberen, maar wel met wat verbeteringen. Dit begon met Frankrijk, Taiwan, de Verenigde Staten van Amerika, het Verenigd Koninkrijk en de Sovjet-Unie. Het hoofdkantoor is in New York, maar er zijn ook deelhoofdkantoren in Genève, Wenen en Nairobi. Er worden daar beslissingen gemaakt die de wereld beïnvloeden. De huidige doelen van de Verenigde Naties zijn: armoede en hongersnood uitbannen, wereldwijde basiseducatie, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, kindersterfte en moedersterfte tegengaan, levensbedreigende ziektes uitbannen, duurzame omgeving verzekeren en ontwikkelen van een wereldwijde samenwerking voor ontwikkeling.

Leerdoelen

Informatievaardigheden

▢ Ik kan voor een vraag bruikbaar bronnenmateriaal verwerven en er gegevens uit selecteren.
▢ Ik kan (verworven) informatie verwerken o.a. met behulp van ICT en daaruit beredeneerde conclusies trekken.
▢ Ik kan een stelling, zowel mondeling als schriftelijk, nuanceren, verdedigen en bestrijden en daarbij gebruikmaken van argumentatie vaardigheden.

Benaderingswijzen

▢ Ik kan concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen analyseren en daarbij aannemelijk maken wat de relatie is tussen het vraag stuk/probleem en de rechtsstaat, parlementaire democratie, verzorgingsstaat en pluriforme samenleving.
▢ Ik kan concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen analyseren en daarbij beargumenteren of door het vraagstuk/probleem belangrijke waarden van de rechtsstaat, parlementaire democratie, verzorgingsstaat en pluriforme samenleving in het geding zijn.
▢ Ik kan concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen analyseren en daarbij beschrijven wat de relatie is tussen het maatschappelijke vraagstuk/probleem en sociale ongelijkheid in de samenleving.

Rechtsstaat

Vrijheidsrechten en plichten; het beginsel rechtsstaat

▢ Ik kan voorbeelden van vrijheidsrechten en plichten die inwoners van Nederland hebben, herleiden tot wetten en artikelen in de Grondwet.
▢ Ik kan de waarden noemen die aan die grondbeginselen ten grondslag liggen.
▢ Ik kan uitleggen wat de beginselen van de rechtsstaat zijn.

De praktijk van de rechtsstaat

▢ Ik kan aan de hand van voorbeelden de spanning weergeven tussen de beginselen van de rechtsstaat enerzijds en de praktijk zoals die door groepen burgers ervaren wordt anderzijds.

Internationale vergelijking en internationale organisaties

▢ Ik kan de waarden en praktijk van de rechtsstaat in Nederland vergelijken met die van enkele andere westerse landen
▢ Ik kan voorbeelden geven van internationale invloed op het Nederlandse beleid en de Nederlandse regelgeving ten aanzien van de praktijk van de rechtsstaat. (vwo)

Parlementaire democratie

Politieke rechten; de structuur van de democratie

▢ Ik kan voorbeelden van politieke rechten die inwoners van Nederland hebben, herleiden tot artikelen in de Grondwet.
▢ Ik kan de waarden noemen die aan democratie ten grondslag liggen.
▢ Ik kan de structuur van de representatieve democratie in Nederland uitleggen op gemeentelijk, provinciaal, landelijk niveau.
▢ Ik kan de structuur van de vertegenwoordiging op EU-niveau uitleggen.

De praktijk van de parlementaire democratie

▢ Ik kan de fasen in het proces van politieke besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal en nationaal niveau beschrijven.
▢ Ik kan het verschil beschrijven tussen een parlementair stelsel en een presidentieel stelsel; alsmede tussen een meerderheidsstelsel en een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. (vwo)
▢ Ik kan aangeven welke factoren de politieke participatie van burgers beïnvloeden en waarom niet een ieder van zijn of haar politieke rechten gebruik maakt.(vwo)
▢ Ik kan uitleggen dat er spanning bestaat tussen representatie en representativiteit. (vwo)
▢ Ik kan dilemma’s herkennen, die samenhangen met de uitgangspunten van de democratie en de hoofdlijnen van de politieke discussie hierover weergeven.

Internationale vergelijking en internationale organisaties

▢ Ik kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de politieke rechten van de Europese burger.

Verzorgingsstaat

Geschiedenis van de verzorgingsstaat

▢ Ik kan uitleggen onder invloed van welke factoren de verzorgingsstaat zich in Nederland heeft ontwikkeld na de tweede wereldoorlog en welke actoren erbij betrokken zijn.

Sociale rechten en plichten; kenmerken van een verzorgingsstaat

▢ Ik kan voorbeelden van sociale rechten en plichten die inwoners van Nederland hebben, herleiden tot wetten en artikelen in de Grondwet.
▢ Ik kan de waarden noemen die ten grondslag liggen aan de verzorgingsstaat.
▢ Ik kan kenmerken van de Nederlandse verzorgingsstaat beschrijven.

De praktijk van de verzorgingsstaat

▢ Ik kan hoofdlijnen aangeven van politieke discussies over de praktijk van de verzorgingsstaat.
▢ Ik kan het proces beschrijven van een mogelijk terugtredende rol van de verzorgingsstaat en de wisselwerking die zich daarbij voordoet tussen politiek en samenleving. (vwo)
▢ Ik kan de relatie tussen de verzorgingsstaat en sociale ongelijkheid uitleggen.

Internationale vergelijking en internationale organisaties

▢ Ik kan een vergelijking maken tussen de Nederlandse verzorgingsstaat en die in een ander westers land. (vwo)
▢ Ik kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de sociale rechten van de Europese burger.

Pluriforme samenleving

Geschiedenis van de pluriforme samenleving

▢ Ik kan kan uitleggen onder invloed van welke factoren de huidige pluriforme samenleving in Nederland is ontstaan en welke actoren erbij betrokken zijn.

Grondrechten die horen bij de pluriforme samenleving

▢ Ik kan voorbeelden van grondrechten die horen bij de pluriforme samenleving, herleiden tot artikelen in de Grondwet.
▢ Ik kan de waarden noemen die ten grondslag liggen aan de grondrechten.
▢ Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen morele verplichtingen en plichten.
▢ Ik kan kenmerken van een pluriforme samenleving beschrijven.

De praktijk van de pluriforme samenleving

▢ Ik kan op basis van bronnen de verschillen in leefomstandigheden, gewoonten en gebruiken van (afstammelingen van) migranten enerzijds en de autochtone meerderheid van de bevolking anderzijds verklaren.
▢ Ik kan uitleggen welke verschijnselen verband houden met toenemende of afnemende sociale cohesie. (vwo)
▢ Ik kan het beleid van de politiek ten aanzien van etnische minderheden en vreemdelingen/asielzoekers terugvoeren op (inter)nationale documenten.
▢ Ik kan de standpunten van politieke partijen met betrekking tot vluchtelingen en migranten vergelijken en becommentariëren.
▢ Ik kan verschillende visies weergeven met het oog op de mogelijkheid om waarden te formuleren als basis voor verklaringen waarin aan alle mensen bepaalde rechten worden toegekend. (vwo)

Internationale vergelijking en internationale organisaties

▢ Ik kan aangeven welke gevolgen de Europese integratie heeft voor de Nederlandse cultuur en identiteit.
▢ Ik kan een vergelijking maken tussen de Nederlandse maatschappij en een ander West-Europees land naar posities en kansen van migranten. (vwo)

Onderwerpen bij de opdracht

ML.1.1 Samenleven en afspraken maken*
-
ML.1.2 De vier thema's van maatschappijleer
-
ML.1.3 De kernconcepten*
-
ML.2.1 Betrouwbaarheid van informatie
-
ML.2.2 Beeldvorming en gevolgen*
-
ML.2.3 Beïnvloeding door de media
-
DR.1 Idee en oorsprong va de rechtsstaat*
-
DR.1.1 Wat is een rechtsstaat?*
-
DR.1.2 Hoe is de rechtsstaat ontstaan?*
-
DR.1.3 De eerste rechtsstaten
-
DR.2.1 Ontstaan van de Grondwet*
-
DR.2.2 Wat staat er in de grondwet
-
DR.2.3 Wat zijn grenzen van onze vrijheid
-
DR.3.1 Legaliteitsbeginsel en de rechtsstaat
-
DR.4.1 Ontstaan en doel van de trias politica*
-
DR.4.2 De drie machten in Nederland
-
DR.5.1 Burger tegenover burger
-
DR.6.1 De rechtsstaat en het strafrecht*
-
DR.6.2 Het strafproces*
-
DR.6.3 Veiligheid, vrijheid
-
DR.7.1 Voor de rechter*
-
DR.7.2 De straf*
-
DR.8.2 Nederland en de VS vergeleken*
-
PD.1.1 De wereld bedekt met staten
-
PD.1.2 Het belang van politiek
-
PD.1.3 Democratie*
-
PD.1.4 Dictatuur*
-
PD.2.1 Wat is een ideologie?
-
PD.2.2 De drie hoofdstromingen*
-
PD.2.3 Andere politieke richtingen*
-
PD.3 Politieke partijen*
-
PD.4.1 Hoe kiezen wij?*
-
PD.4.2 Na de verkiezingen
-
PD.5.1 De regering*
-
PD.5.2 Het parlement*
-
PD.5.3 Van wetsvoorstel tot wet*
-
PD.5.4 Wie heeft de meeste macht?
-
PD.6.1 Strijden met woorden
-
PD.6.2 Het systeem van politieke besluitvorming
-
PD.6.3 Politieke actoren*
-
PD.7.1 Decentralisatie
-
PD.7.2 De provincie
-
PD.7.3 Gemeente*
-
PD.8.1 De Europese Unie*
-
PD.8.2 De Verenigde Naties*
-
PD.8.3 De NAVO
-
PD.9.1 Democratie is niet vanzelfsprekend
-
PD.9.2 Randvoorwaarden voor democratie
-
PS.1.1 De langzame eenwording van Nederland*
-
PS.1.2 Zijn wij tolerant?
-
PS.1.3 Democratie van natte voeten
-
PS.2.1 Wat is een cultuur?*
-
PS.2.2 De functies van een cultuur*
-
PS.2.3 Hoe wordt cultuur overgedragen?*
-
PS.2.4 Waarin verschillen culturen?*
-
PS.2.5 De betekenis van vooroordelen
-
PS.3.1 Lange geschiedenis van immigratie
-
PS.3.2 Terminologie
-
PS.3.3 Internationale vergelijkingen*
-
PS.4 Motieven om te migreren*
-
PS.4.1 Arbeidsmigranten
-
PS.4.2 Postkoloniale migranten
-
PS.4.5 Internationale verdragen*
-
PS.5.1 Verandering van generaties
-
PS.6.1 Drie reacties op verandering*
-
PS.6.2 Vermijding en segregatie
-
PS.7.2 Wat moeten we weten als burger?
-
PS.8.2 Hoe kijken we naar vluchtelingen?*
-
PS.8.3 Kan Europa één gemeenschap worden?
-
VZS.1.1 Nederland als verzorgingsstaat*
-
VZS.1.2 Tussen plan en vrije markt
-
VZS.1.3 Drie typen verzorgingsstaten*
-
VZS.2.1 Het begin van de verzorgingsstaat
-
VZS.2.2 Opbouw van de verzorgingsstaat*
-
VZS.2.3 Uitbouw van de verzorgingsstaat*
-
VZS.3.1 Hoofdrolspelers
-
VZS.4.1 Onderwijs
-
VZS.5.1 Waarom werken we?
-
VZS.6.1 Vraag een aanbod van arbeid
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.