Gebruiker:PBuddenberg: verschil tussen versies

Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
Regel 33: Regel 33:
Elke vaardigheid heeft direct of indirect te maken met andere vaardigheden. Als je stelt: <i>ik kan vissen (of hengelen)</i>, dan zeg je eigenlijk dat je een verzameling van kennis en vaardigheden beheerst die we samen 'vissen' noemen. De mate waarin je de verschillende aspecten van het vissen beheerst en de manier waarop je dit uitvoert, hangt af van deelvaardigheden. Bij vissen hoort bijvoorbeeld het kunnen aanleggen van bepaalde knopen in de vislijn.
Elke vaardigheid heeft direct of indirect te maken met andere vaardigheden. Als je stelt: <i>ik kan vissen (of hengelen)</i>, dan zeg je eigenlijk dat je een verzameling van kennis en vaardigheden beheerst die we samen 'vissen' noemen. De mate waarin je de verschillende aspecten van het vissen beheerst en de manier waarop je dit uitvoert, hangt af van deelvaardigheden. Bij vissen hoort bijvoorbeeld het kunnen aanleggen van bepaalde knopen in de vislijn.


De <i>chirurgenknoop</i> wordt door vissers gebruikt voor het knopen van onderlijnen. Als je dit deze knoop niet kent, kun je misschien nog steeds wel vissen omdat iemand anders de knoopjes maakt, maar het is vaak zo dat vissers deze knoop juist wel kennen. De vaardigheid <i>ik kan een chirurgenknoop maken</i> heeft dus een relatie met de vaardigheid <i>ik kan vissen</i>. Het maken van een chirurgenknoop is een onderdeel van de vis-activiteit.
De <i>chirurgenknoop</i> wordt door vissers gebruikt voor het knopen van onderlijnen. Als je deze knoop niet kent, kun je misschien nog steeds wel vissen omdat iemand anders de knoopjes maakt, maar het is vaak zo dat vissers deze knoop juist wel kennen. De vaardigheid <i>ik kan een chirurgenknoop maken</i> heeft dus een relatie met de vaardigheid <i>ik kan vissen</i>. Het maken van een chirurgenknoop is een onderdeel van de vis-activiteit.


De chirurgenknoop wordt ook gebruikt door chirurgen (voor het afsluiten van bloedvaten). Dit betekent dat als je éénmaal een chirurgenknoop kan maken, je een onderdeel beheerst van het vissen, maar ook (in beginsel) een onderdeel van de medische ingreep 'hechten'. De knoop wordt verder gebruikt door bergbeklimmers, zeelieden, tuinders, etc.
De chirurgenknoop wordt ook gebruikt door chirurgen (voor het afsluiten van bloedvaten). Dit betekent dat als je éénmaal een chirurgenknoop kan maken, je een onderdeel beheerst van het vissen, maar ook (in beginsel) een onderdeel van de medische ingreep 'hechten'. De knoop wordt verder gebruikt door bergbeklimmers, zeelieden, tuinders, etc.

Versie van 9 jul 2017 20:22

Uitgangspunten & vragen

  • Leren is het ontstaan of tot stand brengen van relatief duurzame veranderingen in kennis, houding en vaardigheden en/of in het vermogen om te leren door individuen, groepen of (deel)organisaties.
  • De belangrijkste leerprocessen of -leeractiviteiten hebben betrekking op het selecteren, opnemen, verwerken, integreren, vastleggen en gebruiken van en het betekenis geven aan informatie (zie Dixon, 1994).
  • Mensen hebben een van nature de wil tot leren.
  • Mensen leren binnen en buiten instituties zeer veel zonder dat er een bewuste planning, onderwijs of opleiding aan te pas komen.
  • Mensen verschillen onderling in de wijze waarop ze leren (gerichtheid/interesse/focus, manier van denken en doen/aanpak, mogelijkheden/talenten, etc.) en dit verandert gedurende het leven.
  • Al het geleerde kan worden omschreven met het begrip vaardigheden. Kennis is altijd onderdeel van een vaardigheid.

  • In hoeverre leren mensen vanuit zichzelf en wat is de rol van de sociale context? Hoe zit dat bijvoorbeeld met lopen of logisch redeneren?
  • Welke vaardigheden (en kennis) zijn essentieel en welke vaardigheden spelen een bijzaak? En hoe bepaal je dit (welk perspectief neem je in)?
  • Waar komt de behoefte vandaan om leren meer bewust te willen maken?
  • Wat is de rol en invloed van taal op leren?

Doelen

  • Mensen eigenaar maken van hun leerproces (keuze/doelen, proces, tempo, evaluatie).
  • Een balans tussen aanpassing en ontplooiing.
  • Bewustzijn van de eigen vermogens (wat kan ik en wat is dit waard?).
  • In kaart brengen van de eigen vermogens op een manier dat dit een generiek karakter heeft (middels technische oplossing).

Rol van de leerkracht

  • Een leraar is iemand die een ander iets te leren heeft en dit kan overbrengen (iedereen kan de rol van leraar aannemen).
  • Symmetrische verhouding tussen leerling en leraar (van elkaar leren).

Referentiekader

Ik kan ...

Relaties tussen vaardigheden

Elke vaardigheid heeft direct of indirect te maken met andere vaardigheden. Als je stelt: ik kan vissen (of hengelen), dan zeg je eigenlijk dat je een verzameling van kennis en vaardigheden beheerst die we samen 'vissen' noemen. De mate waarin je de verschillende aspecten van het vissen beheerst en de manier waarop je dit uitvoert, hangt af van deelvaardigheden. Bij vissen hoort bijvoorbeeld het kunnen aanleggen van bepaalde knopen in de vislijn.

De chirurgenknoop wordt door vissers gebruikt voor het knopen van onderlijnen. Als je deze knoop niet kent, kun je misschien nog steeds wel vissen omdat iemand anders de knoopjes maakt, maar het is vaak zo dat vissers deze knoop juist wel kennen. De vaardigheid ik kan een chirurgenknoop maken heeft dus een relatie met de vaardigheid ik kan vissen. Het maken van een chirurgenknoop is een onderdeel van de vis-activiteit.

De chirurgenknoop wordt ook gebruikt door chirurgen (voor het afsluiten van bloedvaten). Dit betekent dat als je éénmaal een chirurgenknoop kan maken, je een onderdeel beheerst van het vissen, maar ook (in beginsel) een onderdeel van de medische ingreep 'hechten'. De knoop wordt verder gebruikt door bergbeklimmers, zeelieden, tuinders, etc.

Waar het hier om gaat is dat elke te benoemen vaardigheid zich in een netwerk van met andere (te benoemen) vaardigheden bevindt. Deze vaardigheden hebben een bepaalde waarde voor overige vaardigheden. En de mate waarin we (combinaties van) deze vaardigheden beheersen, maken dat we handig zijn in iets of kennis van bepaalde zaken hebben.

De eerste jaren van ons leven zijn we ons nauwelijks bewust van onze vaardigheden. Maar als we opgroeien en ouder worden, zijn we ons doorgaans steeds meer bewust van dit vaardighedennetwerk. We 'weten steeds beter wat we kunnen' en daardoor kunnen we ons steeds beter op bepaalde taken richten. Hoe meer vaardigheden we beheersen die een relatie hebben met de vaardigheid vissen, hoe beter we kunnen vissen.

Een web van vaardigheden

Messier 68

Dit geheel van persoonlijke vaardigheden is voor te stellen als een web wat zich in alle richtingen uitspreidt. Basisvaardigheden vormen de kern van dit web. Denk aan spreken, meten, schoonmaken, etc. Complexe (of zeldzame) vaardigheden bevinden zich meer aan de periferie van het web. Er zijn misschien uitlopers naar buiten toe als gevolg van een specialisme. Een chirurg bijvoorbeeld bezit allerlei vaardigheden die met name bruikbaar zijn binnen het bijbehorende vakgebied. Hetzelfde geldt voor bouwvakkers en computerprogrammeurs.

Bepaalde vaardigheden zijn sterker vertegenwoordigd omdat ze meer bindingen hebben met andere vaardigheden. Dit kan samenhangen met talenten, opvoeding, training, omgevingsfactoren, etc. De minder opvallende vaardigheden hebben nog weinig binding met de rest van het geheel. Deze zijn nog niet geoefend of weinig aangesproken. Een opgroeiend kind heeft hier doorlopend mee te maken. Veel vaardigheden 'verleer' je niet omdat ze een integraal deel van het geheel vormen (fietsen of klokkijken). Maar verworven vaardigheden kunnen ook op de achtergrond raken. Dan vragen we ons af hoe een bepaald iets 'ook al weer ging' of 'in elkaar zat'.

De vorm en structuur van dit web is misschien het beste te vergelijken met een sterrencluster. Afzonderlijke sterren stellen vaardigheden voor waarbij de grootte van de ster de mate van bedrevenheid in die vaardigheid voorstelt. De tussenruimte is maat voor de binding tussen de onderlinge vaardigheden. Echter, als je een dergelijk driedimensionaal diagram zou kunnen tekenen van iemands vaardigheden in hun samenhang, zou het beeld ongetwijfeld minder harmonisch zijn. En een dergelijke inventarisatie is zo'n onmogelijke taak, dat het nooit een representatief beeld geeft van iemands 'vaardighedencomplex'.

Een interactief databasesysteem

Het goed in kaart brengen van de eigen vaardigheden is zonder meer erg lastig. Andersom is het wel mogelijk om collectief een overzicht te maken van (alle) mogelijke vaardigheden en hun onderlinge relaties. In een interactief databasesysteem waaraan meerdere mensen tegelijk kunnen werken, kan relatief gemakkelijk een model gemaakt worden met alle denkbare basisvaardigheden in hun samenhang. Vervolgens kan dit uitgebreid worden door vakmensen en onderwijsinstellingen waarbij meer specialistische vaardigheden een rol spelen. Dit systeem kan uitmonden in een generiek vaardighedencomplex; een referentiekader waarin bestaande vaardigheden een logische en overzichtelijk plek hebben.

Een database die een grote hoeveelheid gedetailleerde en gestructureerde informatie bevat over de samenhang tussen vaardigheden, heeft verschillende toepassingen. Onderwijsinstellingen kunnen er hun leerplannen uit destilleren. Samenhang tussen verschillende opleidingen en leerwegen kunnen snel inzichtelijk worden gemaakt (omdat de relaties al gelegd zijn). Dit systeem kan gebruikt worden als methode voor zelfreflectie bij trainingen en coaching en ook voor toetsing en evaluatie. En op het moment dat dit het toegepast wordt in een gebruikersaccount kan een profiel aangemaakt worden op basis van vaardigheden. Dit laatste is waarschijnlijk de belangrijkste toepassing.

De manier waarop vaardigheden omschreven worden binnen een dergelijk systeem, bepaalt voor een groot deel de bruikbaarheid. Taal heeft van zichzelf al een bepaalde structuur en een sterke relatie tot ons denken. Er zijn verschillende manieren om vaardigheden te omschrijven of formuleren. De zinsbouw en de woordkeus zijn van invloed op de uiteindelijke werking van het databasesysteem.

Eenvoudige zinsbouw om 'ruis' te voorkomen en specifieke beschrijvingen dragen bij aan de 'leesbaarheid' van het model. De meest eenvoudige zinnen bevatten een werkwoord en persoonsvorm. Ik loop. Wij dragen. Hij vroeg. Enzovoorts.

Om een vaardigheid te beschrijven gebruiken we het werkwoord kunnen. We zeggen dan bijvoorbeeld:

Ik kan tot tien tellen of
Ik kan een courgette brunoise snijden.

De meest basisvorm hiervan is:

Ik kan [infinitief]

Voorbeelden:

Ik kan vissen.
Ik kan programmeren
Ik kan yahtzeeën.

Het derde voorbeeld omschrijft een heel specifieke vaardigheid. De vaardigheid programmeren vraagt om meer uitleg. Om welke programmeertaal of talen gaat het? En welke deelvaardigheden worden er precies beheerst?

Ik kan programmeren
... object georiënteerd programmeren
... in Java programmeren
... arrays maken in PHP

De vaardigheid yahtzeeën kan verder uitgelegd worden. Maar dit beperkt zich tot een overzichtelijk geheel deelvaardigheden. Bij biljarten zijn veel meer variaties mogelijk net als bij zingen en meubelmaken.

Verwerking van kerndoelen

40: De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.

me uiteenzetten met wereld
vertellen over natuur
veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen
vertellen hoe veel voorkomende planten en dieren functioneren in hun leefomgeving

Links

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.