Maatschappijleer/Verzorgingsstaat/De Nederlandse verzorgingsstaat vanaf WOII: verschil tussen versies
Regel 41: | Regel 41: | ||
Door de groeiende welvaart kon de overheid meer geld uitgeven aan bijvoorbeeld uitkeringen, infrastructuur en onderwijs. |
Door de groeiende welvaart kon de overheid meer geld uitgeven aan bijvoorbeeld uitkeringen, infrastructuur en onderwijs. |
||
Er was voldoende werkgelegenheid en doordat burgers het financieel goed hadden, steeg de koopkracht. |
Er was voldoende werkgelegenheid en doordat burgers het financieel goed hadden, steeg de koopkracht. |
||
Vanwege de forse economische groei, kon de |
Vanwege de forse economische groei, kon de overheid de betastingen verzwaren en had ze voldoende inkomsten alles te betalen. |
||
==== Herstructurering (1976-heden) ==== |
==== Herstructurering (1976-heden) ==== |
Versie van 5 jun 2017 19:49
Verzorgingsstaat
1945 | 1958 | 1976 | |||||||||
Opbouw verzorgingsstaat | Uitbouw verzorgingsstaat | Herstructurering verzorgingsstaat |
Opbouw (1945-1958)
In de jaren na de oorlog was de politieke macht in handen van de katholieke KVP en de socialistische PvdA (een 'rooms-rode’ coalitie). Als enige in West Europa vonden in Nederland tijdens de wederopbouw vonden nauwelijks loonstijgingen plaats. Hierdoor kreeg Nederland een goede concurrentiepositie ten opzichte van andere landen.
Onbemiddelde ouderen ontvingen sinds 1947 een vaste staatsuitkering. Met deze Noodwet Ouderdomsvoorziening legt Drees als minister van Sociale Zaken de grondslag van sociale wetgevingen. In 1957, als Drees bijna 10 jaar minister president is, wordt de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingevoerd.
Uitbouw (1958-1976)
Na de regeerperiode van Drees kwamen in 1963 de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en in 1965 de Algemene Bijstandswet (Abw). Hiermee kregen gezinnen en mensen met financiële problemen recht op steun van de staat. Ook de kosten van gezondheidszorg en onderwijs werden door de staat betaald.
Door de groeiende welvaart kon de overheid meer geld uitgeven aan bijvoorbeeld uitkeringen, infrastructuur en onderwijs. Er was voldoende werkgelegenheid en doordat burgers het financieel goed hadden, steeg de koopkracht. Vanwege de forse economische groei, kon de overheid de betastingen verzwaren en had ze voldoende inkomsten alles te betalen.
Herstructurering (1976-heden)
Nederland kon goedkoop produceren omdat de lonen relatief laag waren. Buitenlandse kopers stonden in de rij voor Nederlandse producten. In 1964 lukt het de overheid niet langer om de lonen laag te houden. Werkgevers hadden dringend personeel nodig dus de lonen stegen. Bedrijven namen gastarbeiders aan om alle beschikbare banen te vullen.
Na de eerste oliecrisis (1973-1974) steeg de werkloosheid. Mensen die werkloos werden kwamen in de WW en veel kwamen onterecht in de WAO. Door de tweede oliecrisis (1979-1981), kregen bedrijven het nog zwaarder omdat de energiekosten stegen. Aan de opbrengsten uit belasting en aardgas had de overheid niet langer voldoende om alles te kunnen betalen. De staatsschuld nam toe.
Onder leiding van premier Ruud Lubbers werd tussen 1982 en 1994 flink bezuinigd. De uitkeringen en zelfs de WAO gingen omlaag. Overheidsuitgaven liepen terug en het het aantal banen groeide.
Toen in 2000 de internetzeepbel knapte, zorgde dit voor een wereldwijde recessie. Opnieuw wordt er bezuinigd op de sociale uitkeringen. PvdA en D66 zijn tegen deze maatregelen.
Waarom duurt het zo lang?; er zijn steeds meer stromingen dus duurt langer om tot een compromis te komen, grote veranderingen komen er niet door omdat er geen grote meerderheid meer is.
Arbeid wordt in Nederland geleidelijk te duur.
Internationalisering
1945 | 1989 | 2008 | |||||||||
Koude Oorlog | Neoliberale globalisering | Crises |
Koude oorlog (1945-1989)
De koude oorlog is een periode van gewapende vrede. In deze jaren stonden de Verenigde Staten en de voormalige Sovjet-Unie (USSR) lijnrecht tegenover elkaar. De westerse landen waren kapitalistisch en de Sovjet-Unie vormde samen met China een communistisch blok.
De westerse landen werden de 1e wereld
(3 werelden; 1e VS en bondgenoten, 2e, SovjetUunie en bondgenoten, 3e landen als India)
Neoliberale globalisering (1989-2008)
(Washington Concesus; IMF WTO en Wereldbank)
Crises (2008-heden)
De crisis in op de internationale markten...
Economie
1945 | 1963 | 1982 | 1990 | 2008 | |||||||
Geleide loonpolitiek | De Hollandse ziekte: aardgas | Akkoord van Wassenaar | Globalisering en Europa | Crises |
Geleide loonpolitiek
Willem Drees, de grote invloed die de overheid kon uitoefenen op de loonontwikkeling door vooraf bindende richtlijnen aan te geven.
De Hollandse ziekte: aardgas
door de verkoop van pas ontdekte gasvoorraad stijgt de muntwaarde. Hierdoor daalt de economische productie en stijgt de werkeloosheid. Dit werkt de stagflatie in de hand. Ook bekend als de Hollandse ziekte.
Akkoord van Wassenaar kabinet en FNV bereiken ene akkoord, matiging van de lonen in ruil voor arbeidstijdverkorting. Dit was op 24-11-1982, Akkoord van Wassenaar. Als oplossing hadden zij neo-lib-glob en de markt zijn gang laten gaan. Gevolg voor de vzs is dat pensioenfondsen kunnen investeren in buitenlandse beleggingen en aandelen, waardoor de welvaart toeneemt.
Globalisering en Europa
Crises
hypotheek-bank-pensioen-overheid-paniek
Sleutelgebeurtenissen
1945 | 1966 | 1989 | 1994 | 2002 | 2006 | ||||||
Wederopbouw | Ontzuiling | Val Berlijnse Muur | Paars | Leefbaren | Diploma democratie |
Wederopbouw
Ontzuiling
Aanleiding/problemen = mensen kregen meer vrije tijd, meer financiële onafhankelijkheid, seculariteit, jongeren keren zich tegen de gezaghebeende elite. Hierdoor werd de politiek minder in staat om te besturen, ze verliezen de dm.
Verandering = DM komt in handen van sociale partners ipv politiek.
Continuïteit = politieke structuur blijft onveranderd.
Gekozen oplossing = politiek en sociale partners gaan samenwerken, beleid van schikken en plooien, poldermodel.
Val Berlijnse Muur
Paars
Aanleiding/problemen = polarisatie.
Gekozen oplossing = samenwerking tussen partijen op basis van ethische standpunten. PvdA, D66, VVD
Verandering = Christendemocraten regeren voor het eerst niet mee. Politieke structuur wordt hervormd, meer marktwerking.
Continuïteit = liberalen en sociaal democraten regeren mee.
Leefbaren
Aanleiding/problemen = onvrede bij een grote groep van de samenleving ten opzichte van de politieke elite waarin zij zichzelf niet vertegenwoordigd zien.
Gekozen oplossing = CDA liet LPF meeregeren.
Verandering = politiek schuift op naar rechts.
Continuïteit = politieke structuur blijft hetzelfde.
Diploma democratie
Aanleiding/problemen = opleidingsniveau wordt steeds bepalender voor de DM. Kloof tussen hoger en lager opgeleiden wordt steeds groter.
Gekozen oplossing = gehoor geven aan populistische partijen.
Verandering = opkomst rechts populisme en lokale partijen
Continuïteit = politieke elite houdt de DM.
1945 | 1958 | 1963 | 1966 | 1976 | 1982 | 1989 | 1990 | 1994 | 2002 | 2006 | 2008 |
Opbouw verzorgingsstaat | Uitbouw verzorgingsstaat | Herstructurering verzorgingsstaat | |||||||||
Koude Oorlog | Neoliberale globalisering | Crises | |||||||||
Geleide loonpolitiek | De Hollandse ziekte: aardgas | Akkoord van Wassenaar | Globalisering en Europa | ||||||||
Wederopbouw | Ontzuiling | Val Berlijnse Muur | Paars | Leefbaren | Diploma democratie |