Afrikaans/Gevaarlijke woorden: verschil tussen versies
Regel 42: | Regel 42: | ||
Het Nederlandse lidwoord '''het''' wordt altijd '''die''' in Afrikaans: |
Het Nederlandse lidwoord '''het''' wordt altijd '''die''' in Afrikaans: |
||
:''' |
:'''Die''' land. -- '''Het''' land |
||
Het Nederlands voornaamwoord '''het''' wordt '''dit''': |
Het Nederlands voornaamwoord '''het''' wordt '''dit''': |
||
:''' |
:Hoe gaan '''dit'''? -- Hoe gaat '''het'''? |
||
:''' |
:'''Dit''' gaan goed. -- '''Het''' gaat goed. |
||
:'''Dit''' reën. -- '''Het''' regent |
|||
==Om== |
==Om== |
Versie van 8 mrt 2016 02:29
Er zijn een hoop woorden die Nederlandstaligen geneigd zijn te gebruiken, maar die in het Afrikaans òfwel niet gebruikt worden òfwel een andere betekenis hebben. Hier volgen er een aantal.
Dit, dat, deze en die
In het Afrikaans is dat uitsluitend een voegwoord:
- Ek het gesê dat ... -- Ik zei dat ...
Dit wordt alleen als zelfstandig, persoonlijk of onpersoonlijk voornaamwoord gebruikt; daar waar Nederlands de keus heeft tussen het, dit of dat. Samen met is wordt dit soms samengetrokken tot dis:
- Dit is pragtig, dis pragtig -- Dat is prachtig, het is prachtig, dit is prachtig
Het aanwijzend voornaamwoord is dié of daardie:
- Dié boek, daardie boek -- Dat boek
- Dié boeke, daardie boeke -- Die boeken
Dié verwijst gewoonlijk terug naar iets dat al genoemd is. In de spreektaal word daardie vaak ingekort tot daai, en soms wordt dit ook zo geschreven.
Dichterbij wordt hierdie gebruikt:
- Hierdie boek -- Dit boek
- Hierdie boeke -- Deze boeken
Dese komt in het Afrikaans alleen nog in een paar vaste uitdrukkingen voor, zoals mits dese, dese en gene.
Het woord die (zonder accent) kent het Afrikaans alleen als lidwoord:
- Die perd -- het paard
- Die oes -- de oogst
- Die mense -- de mensen.
Als betrekkelijk voornaamwoord wordt wat gebruikt:
- Die boek wat ek gekoop het -- Het boek dat ik gekocht heb
- Die tafel wat ek gekoop het -- De tafel die ik gekocht heb
Het
In het Afrikaans is dit uitsluitend een werkwoord, dat overeenkomt met de vervoegde vormen van het Nederlandse hebben:
- Ek het dit gesien -- ik heb het gezien.
In de onbepaalde wijs heeft Afrikaans hê
- om te hê -- om te hebben
Het Nederlandse lidwoord het wordt altijd die in Afrikaans:
- Die land. -- Het land
Het Nederlands voornaamwoord het wordt dit:
- Hoe gaan dit? -- Hoe gaat het?
- Dit gaan goed. -- Het gaat goed.
- Dit reën. -- Het regent
Om
In tegenstelling tot het Nederlands mag om bij de uitgebreide onbepaalde wijs niet weggelaten worden
- Dis goed om dit te sien -- Het is goed (om) dit te zien
Werd
De vorm werd bestaat niet in het Afrikaans, evenmin als vrijwel alle verleden tijden. Het wordt meestal weergegeven met is.
Zij en zijn
Zij komt alleen overeen met sy als het over een enkele vrouwspersoon gaat
- Sy het gesê dat ... -- Zij zei dat ...
De Nederlandse verleden tijd zei bestaat niet.
In het meervoud wordt voor zij hulle gebruikt:
- Hulle het gesê dat ... -- Zij zeiden dat ...
Sy kan echter wel met zijn overeenkomen als bezittelijk voornaamwoord:
- In sy hande -- In zijn handen
Het werkwoord zijn is gewoonlijk wees:
- Ek sal daar wees -- Ik zal er zijn
De vorm syn is in het Afrikaans volledig verouderd.