Afrikaans/Gevaarlijke woorden: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 10: | Regel 10: | ||
'''Dié''' verwijst gewoonlijk terug naar iets dat al genoemd is. |
'''Dié''' verwijst gewoonlijk terug naar iets dat al genoemd is. |
||
Zelfstandig wordt '''dit''' gebruikt; samen met is wordt soms samengetrokken tot '''dis''': |
Zelfstandig wordt '''dit''' gebruikt; samen met '''is''' wordt '''dit''' soms samengetrokken tot '''dis''': |
||
:'''Dat''' is prachtig -- '''Dit''' is pragtig, '''dis''' pragtig |
:'''Dat''' is prachtig -- '''Dit''' is pragtig, '''dis''' pragtig |
Versie van 7 mrt 2016 20:46
Er zijn een hoop woorden die Nederlandstaligen geneigd zijn te gebruiken, maar die in het Afrikaans òfwel niet gebruikt worden òfwel een andere betekenis hebben. Hier volgen er een aantal.
Dat
In het Afrikaans is dat uitsluitend een voegwoord:
- Ek sê dat ... -- Ik zeg dat
Het aanwijzend voornaamwoord is dié of daardie:
- Dat boek --- Dié boek, daardie boek
Dié verwijst gewoonlijk terug naar iets dat al genoemd is.
Zelfstandig wordt dit gebruikt; samen met is wordt dit soms samengetrokken tot dis:
- Dat is prachtig -- Dit is pragtig, dis pragtig
Als betrekkelijk voornaamwoord wordt wat gebruikt:
- Die boek wat ek gekoop het -- Het boek dat ik gekocht heb
Het
In het Afrikaans is dit uitsluitend een werkwoord, dat overeenkomt met de vervoegde vormen van het Nederlandse hebben:
- Ek het dit gesien -- ik heb het gezien.
In de onbepaalde wijs heeft Afrikaans hê
- om te hê -- om te 'hebben
Het Nederlandse lidwoord het wordt altijd die in Afrikaans:
- Het land -- Die land.
Het Nederlands voornaamwoord wordt dit:
- Het gaat goed -- Dit gaan goed.
Om
In tegenstelling tot het Nederlands mag om bij de uitgebreide onbepaalde wijs niet weggelaten worden
- Dis goed om dit te sien -- Het is goed (om) dit te zien
Werd
De vorm werd bestaat niet in het Afrikaans, evenmin als vrijwel alle verleden tijden. Het wordt meestal weergegeven met is.
Zij en zijn
Zij komt alleen overeen met sy als het over een enkele vrouwspersoon gaat
- Sy het gesê dat ... -- Zij zei dat ...
De Nederlandse verleden tijd zei bestaat niet.
In het meervoud wordt voor zij hulle gebruikt:
- Hulle het gesê dat ... -- Zij zeiden dat ...
Sy kan echter wel met zijn overeenkomen als bezittelijk voornaamwoord:
- In sy hande -- In zijn handen
Het werkwoord zijn is gewoonlijk wees:
- Ek sal daar wees -- Ik zal er zijn
De vorm syn is in het Afrikaans volledig verouderd.