Nederlands/Grammatica/Persoonlijke voornaamwoorden/Hen, hun of zij: verschil tussen versies

Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 48: Regel 48:
Voor veel mensen is het niettemin onduidelijk of in bepaalde contexten ''hen'' of ''hun'' gebruikt dient te worden. Vaak kan zo'n zin anders worden geschreven, waardoor dit dilemma omzeild wordt. Zo kan "ik rook volgens hen te veel" prima worden herschreven tot: "Zij vinden dat ik te veel rook".
Voor veel mensen is het niettemin onduidelijk of in bepaalde contexten ''hen'' of ''hun'' gebruikt dient te worden. Vaak kan zo'n zin anders worden geschreven, waardoor dit dilemma omzeild wordt. Zo kan "ik rook volgens hen te veel" prima worden herschreven tot: "Zij vinden dat ik te veel rook".


Tegenwoordig vervaagt met name in de gesproken taal het onderscheid tussen de voorwerpsvormen ''hen'' en ''hun'' steeds meer. Volgens de [[w:Algemene Nederlandse Spraakkunst|Algemene Nederlandse Spraakkunst]] kan in geval van verwisseling van deze twee naamwoorden meestal niet worden gesproken van een fout, omdat het gebruik van deze voornaamwoorden aan het evolueren is. Vaak kunnen ''hun'' en ''hen'' vervangen worden door ''ze'': ''ik help hen'' wordt dan ''ik help ze''; ''ik geef hun een boek'' wordt ''ik geef ze een boek''. Echter als de klemtoon op ''hen'' of ''hun'' ligt kan dit niet: ''ik help hen en niet jullie'' kan niet geformuleerd worden als *''ik help ze en niet jullie''. Dit gebruik is overigens niet aan te bevelen in formele teksten zoals sollicitatiebrieven, omdat het tot de informele taal behoort.
Tegenwoordig vervaagt met name in de gesproken taal het onderscheid tussen de voorwerpsvormen ''hen'' en ''hun'' steeds meer. Volgens de [[w:Algemene Nederlandse Spraakkunst|Algemene Nederlandse Spraakkunst]] kan in geval van verwisseling van deze twee naamwoorden meestal niet worden gesproken van een fout, omdat het gebruik ervan aan het evolueren is en het onderscheid ''hen'' vs. ''hun'' van zichzelf eigenlijk al geheel kunstmatig is (het is in de 17e eeuw bedacht door [[w:Christiaen van Heule|Christiaen van Heule]]). Vaak kunnen ''hun'' en ''hen'' gewoon vervangen worden door ''ze'', al is dit qua stijl iets informeler: ''ik help hen'' wordt dan ''ik help ze''; ''ik geef hun een boek'' wordt ''ik geef ze een boek''. Echter als de klemtoon op ''hen'' of ''hun'' ligt kan dit niet: ''ik help hen en niet jullie'' kan niet geformuleerd worden als *''ik help ze en niet jullie''. Dit gebruik is overigens niet aan te bevelen in formele teksten zoals sollicitatiebrieven, omdat het tot de informele taal behoort.


Wat meestal als absoluut fout wordt beschouwd, is het gebruik van ''hun'' als onderwerp: ''<u>*hun hebben</u>.'' (zie [[Nederlands/Hen, hun of zij#Hun als onderwerp|hieronder]]).
Wat wel als fout geldt, is het in delen van Nederland voorkomende gebruik van ''hun'' als onderwerp: ''<u>*hun hebben</u>.'' (zie [[Nederlands/Hen, hun of zij#Hun als onderwerp|hieronder]]).


Het onderscheid tussen de naamvalsvormen '''hen''' en '''hun''' van het [[w:persoonlijk voornaamwoord|persoonlijk voornaamwoord]] in de derde persoon meervoud (het '''Systeem-Van Heule'''<ref>[http://www.ernieramaker.nl/schrijfsels.php?tekst=henhun Hen/hun door E. Ramaker]</ref>) is bedacht door Christiaen van Heule in zijn werk ''De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst'' (1625). Het kunstmatige doch thans betrekkelijk algemeen aanvaarde onderscheid levert veel sprekers (en schrijvers) van het Nederlands problemen op. Kortweg is ''hen'' de [[w:accusatief|accusatief]]vorm en ''hun'' de [[w:datief|datief]]vorm of [[w:genitief|genitief]]vorm ([[w:bezittelijk voornaamwoord|bezittelijk voornaamwoord]]). Dit onderscheid tussen een datief- en accusatiefvorm komt in het Nederlands alleen voor bij de derde persoon meervoud, terwijl het in andere talen zoals het [[Duits]] veel algemener is. Ter vergelijking: ''mij''/''me'', ''jou''/''je'', ''hem'', ''haar'', ''ons'', ''jullie'' kunnen alle zowel als accusatief als datief worden gebruikt.
Het onderscheid tussen de naamvalsvormen '''hen''' en '''hun''' van het [[w:persoonlijk voornaamwoord|persoonlijk voornaamwoord]] in de derde persoon meervoud (het '''Systeem-Van Heule'''<ref>[http://www.ernieramaker.nl/schrijfsels.php?tekst=henhun Hen/hun door E. Ramaker]</ref>) is bedacht door Christiaen van Heule in zijn werk ''De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst'' (1625). Het kunstmatige doch thans betrekkelijk algemeen aanvaarde onderscheid levert veel sprekers (en schrijvers) van het Nederlands problemen op. Kortweg is ''hen'' de [[w:accusatief|accusatief]]vorm en ''hun'' de [[w:datief|datief]]vorm of [[w:genitief|genitief]]vorm ([[w:bezittelijk voornaamwoord|bezittelijk voornaamwoord]]). Dit onderscheid tussen een datief- en accusatiefvorm komt in het Nederlands alleen voor bij de derde persoon meervoud, terwijl het in andere talen zoals het [[Duits]] veel algemener is. Ter vergelijking: ''mij''/''me'', ''jou''/''je'', ''hem'', ''haar'', ''ons'', ''jullie'' kunnen alle zowel als accusatief als datief worden gebruikt.

Versie van 30 jul 2015 16:44

Inleiding

Lezen

Schrijven

Spreken en luisteren

Grammatica

Spelling

Toets

Fictie

Toetsenbank Nederlands

Centraal Schriftelijk Eindexamen


Eerste hulp bij Nederlands
Eerste hulp bij Nederlands
Eerste hulp bij Nederlands
Eerste hulp bij Nederlands


Keer terug naar het menu "Eerste hulp" door hier te klikken

Het goede gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden zij (ze), hen en hun levert enige problemen op.

Regels

De voornaamwoorden van de derde persoon meervoud hebben zoals voor alle personen drie vormen:

Het gebruik van deze vormen kan men begrijpen door ze te vergelijken met de overeenkomstige vormen van de mannelijke derde persoon enkelvoud:

  • onderwerpsvorm: hij
  • bezitsvorm: zijn
  • voorwerpsvorm: hem

Doordat er hier maar één voorwerpsvorm is, leidt het gebruik niet tot verwarring. Vergelijk nu:

(onderwerpsvorm)  Hij eet een appel   →   zij (ze) eten een appel
(bezitsvorm)  Ik zie zijn boek   →   ik zie hun boek

Bij het gebruik van de voorwerpsvorm moeten enkele gevallen onderscheiden worden. In het enkelvoud staat er steeds hem. Maar in het meervoud kan er hen, hun of ze staan.

Jan helpt hem
betreft het personen, dan →   Jan helpt hen of Jan helpt ze
betreft het dieren of dingen, dan →   Jan helpt ze
Jan geeft hem water
betreft het personen, dan →   Jan geeft hun water of Jan geeft ze water
betreft het dieren of dingen (planten), dan →   Jan geeft ze water
Jan geeft water aan hem
betreft het personen, dan →   Jan geeft water aan hen of Jan geeft water aan ze
betreft het dieren of dingen (planten), dan →   Jan geeft water aan ze

Na voorzetsels gebruiken we in het Nederlands altijd hen of ze:

Het is door hem geschilderd   →   het is door hen geschilderd
Er was achter hem nog plaats   →   er was achter hen nog plaats

De uitzondering in de derde persoon meervoud maakt het moeilijker maakt dan in de andere personen:

Jan geeft een boek aan mij = Jan geeft mij een boek
Jan geeft een boek aan haar = Jan geeft haar een boek
Jan geeft een boek aan ons = Jan geeft ons een boek

maar let op:

Jan geeft een boek aan hen = Jan geeft hun een boek

Discussie

Voor veel mensen is het niettemin onduidelijk of in bepaalde contexten hen of hun gebruikt dient te worden. Vaak kan zo'n zin anders worden geschreven, waardoor dit dilemma omzeild wordt. Zo kan "ik rook volgens hen te veel" prima worden herschreven tot: "Zij vinden dat ik te veel rook".

Tegenwoordig vervaagt met name in de gesproken taal het onderscheid tussen de voorwerpsvormen hen en hun steeds meer. Volgens de Algemene Nederlandse Spraakkunst kan in geval van verwisseling van deze twee naamwoorden meestal niet worden gesproken van een fout, omdat het gebruik ervan aan het evolueren is en het onderscheid hen vs. hun van zichzelf eigenlijk al geheel kunstmatig is (het is in de 17e eeuw bedacht door Christiaen van Heule). Vaak kunnen hun en hen gewoon vervangen worden door ze, al is dit qua stijl iets informeler: ik help hen wordt dan ik help ze; ik geef hun een boek wordt ik geef ze een boek. Echter als de klemtoon op hen of hun ligt kan dit niet: ik help hen en niet jullie kan niet geformuleerd worden als *ik help ze en niet jullie. Dit gebruik is overigens niet aan te bevelen in formele teksten zoals sollicitatiebrieven, omdat het tot de informele taal behoort.

Wat wel als fout geldt, is het in delen van Nederland voorkomende gebruik van hun als onderwerp: *hun hebben. (zie hieronder).

Het onderscheid tussen de naamvalsvormen hen en hun van het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon meervoud (het Systeem-Van Heule[1]) is bedacht door Christiaen van Heule in zijn werk De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst (1625). Het kunstmatige doch thans betrekkelijk algemeen aanvaarde onderscheid levert veel sprekers (en schrijvers) van het Nederlands problemen op. Kortweg is hen de accusatiefvorm en hun de datiefvorm of genitiefvorm (bezittelijk voornaamwoord). Dit onderscheid tussen een datief- en accusatiefvorm komt in het Nederlands alleen voor bij de derde persoon meervoud, terwijl het in andere talen zoals het Duits veel algemener is. Ter vergelijking: mij/me, jou/je, hem, haar, ons, jullie kunnen alle zowel als accusatief als datief worden gebruikt.

Het woordje hun is zoals eerder gezegd volgens de officiële grammatica's een bezittelijk voornaamwoord voor de derde persoon meervoud en een persoonlijk voornaamwoord voor de derde persoon meervoud bij het meewerkend voorwerp. Na een voorzetsel en als lijdend voorwerp dient men hen te gebruiken, de onderwerpsvorm is zij.

In de spreektaal is hun al lang de voorwerpsvorm in alle gevallen - het onderscheid tussen hen en hun leeft er niet. De onderwerpsvorm is van oorsprong zij, maar die vorm valt samen met het persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon enkelvoud vrouwelijk. Om verwarring te voorkomen treft men vormen als zullie aan, samengesteld uit zij + lui, en hullie, uit hun + lui.

Pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw wordt de vorm hun voor het eerst opgetekend. Deze moet in precies dezelfde context gezien worden als zullie en hullie: bedoeld om verwarring met het enkelvoudige zij te voorkomen. Na de oorlog moet het zich in brede kringen verspreid hebben, al hoort men er pas in de jaren tachtig met enige regelmaat van. Opmerkelijk is dat ook oudere sprekers het overnemen. Hun is inmiddels gemeengoed in de Zuid-Hollandse stadsdialecten en wordt ook bij sprekers die zich meer aan het Standaardnederlands aanpassen (de substandaardtaal spreken, zie boven) regelmatig gehoord. Dit bracht de bekende taalkundigeJan Stroop, die in 1998 in zijn boekje Poldernederlands dit verschijnsel uitvoerig beschreef, ertoe te vermoeden dat deze vorm rond het jaar 2020 algemeen geaccepteerd zou zijn. Door de sterk sociologische werking die er van het woord uitgaat - hoger opgeleiden gebruiken het minder of leren het (weer) af - is deze voorspelling echter twijfelachtig.

Ook hullie komt dialectisch voor (cfr. het Afrikaanse "hulle"). Het is afgeleid van "hunlieden", en valt daarmee in dezelfde categorie als "jullie" (uit "gijlieden, jijlieden"). In de standaardtaal is hullie incorrect.

Henzelf en hunzelf

Bij hen en hun horen ook de woorden henzelf en hunzelf. Deze worden gebruikt als versterkte vorm van hen en hun:

  • Ze willen geen autogordels om, maar dat is gevaarlijk voor henzelf.
  • Ik heb hunzelf geen cent gegeven, maar alles aan hun ouders toevertrouwd.

Als de schrijver het woorddeel -zelf sterk wil benadrukken, dan kan hij of zij het ook los schrijven van hen of hun:

  • ... dat is gevaarlijk voor hen zélf.
  • Ik heb hun zélf geen cent gegeven.

Deze spelling kan echter in sommige zinnen tot dubbelzinnigheid leiden, zoals uit het laatste voorbeeld blijkt. Bedoelt de spreker "ik geef het zelf?" of "ik geef het hunzelf"?

Henzelf en hunzelf zijn niet de wederkerende of wederkerige voornaamwoorden van hen en hun. Daarvoor gebruiken we zichzelf (wederkerend) en elkaar (wederkerig):

  • De minnaars geven elkaar een kusje. Ze geven elkaar de schuld. (wederkerig)
  • De directeuren geven zichzelf een bonus. Ze geven zichzelf de schuld. (wederkerend)

Het wederkerend gebruik van hunzelf (ze geven hunzelf een bonus) is streekgebonden (dialectaal).

"Ze" als alternatief

De onverbogen vorm ze wordt gebruikt als het niet om personen gaat. Daarnaast vindt het gebruik van ze' voor personen in het hele Nederlandse taalgebied steeds meer ingang, aanvankelijk in de spreektaal, maar langzaamaan ook in de schrijftaal. Het kan een manier zijn om de "hen/hun"-discussie te vermijden.

Voorbeelden:

  • Ik geef ze een snoepje. (in plaats van hun)
  • Ik heb ze gisteren gezien. (in plaats van hen)

Na een voorzetsel is de vorm 'ze' echter voor personen nog niet echt gebruikelijk, in ieder geval niet in de schrijftaal. Voor niet-personen wel:

Voorbeelden:

  • Ik heb in de vakantie voor ze gezorgd. (voor de planten)
  • Ik denk de hele dag aan ze. (de konijntjes)

Vroeger

Tot en met de negentiende eeuw werd ook haar gebruikt als vrouwelijke meervoudsvorm.

  • Nadat de vrouwen uit het gezelschap zich verzameld hadden, werd haar een cadeau aangeboden.<ref>Haar / hen (vrouwelijk meervoud). Taaladvies.net, geraadpleegd op 20 mei 2010.</ref>

Een voorstel van P.C. Hooft om hum in te voeren — in navolging van het Duitse [datief (enkelvoud) ihm — voor de 'meewerkende' derde persoon enkelvoud heeft nooit ingang gevonden in de Nederlandse taal.

Zie ook

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.