Afrikaans/Afrikaanse werkwoorden: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 45: | Regel 45: | ||
:hulle loop - hulle het geloop |
:hulle loop - hulle het geloop |
||
Er zijn dus geen verschillende vormen voor de tweede/derde persoon ("loop'''t''') of het meervoud ("lop'''en'''). Ook de onbepaalde wijs is eenvoudig "(te) loop". |
Er zijn dus geen verschillende vormen voor de tweede/derde persoon ("loop'''t''') of het meervoud ("lop'''en'''). Ook de onbepaalde wijs is eenvoudig "(te) loop". De nige uitzonderingen daarop zijn het werkwoord "zijn" en "hebben": |
||
:wees - ek is - ek het gewees |
|||
:hê - ek het - ek het gehad |
|||
Toekomende tijden worden met "sal" gevormd en de voltooide vorm met de onbepaalde wijs van "hebben" - "het": |
Toekomende tijden worden met "sal" gevormd en de voltooide vorm met de onbepaalde wijs van "hebben" - "het": |
||
Regel 84: | Regel 88: | ||
In het Afrikaans is dit (net als in het Engels) verloren gegaan, en wordt er ''ek '''het''' geval'' gezegd. |
In het Afrikaans is dit (net als in het Engels) verloren gegaan, en wordt er ''ek '''het''' geval'' gezegd. |
||
==Scheidbaarheid== |
|||
Het Afrikaans heeft net als het Nederlands basiswerkwoorden (loop), onscheidbare werkwoorden (beloop) en scheidbare werkwoorden (inloop) en zij gedragen zich vergelijkbaar met de Nederlandse werkwoorden. |
|||
:ek loop - ek het geloop |
|||
:dit beloop - dit het beloop |
|||
:jy loop in - jy het ingeloop |
|||
Ook de uitgebreide infinitief (met ''te'') gedraagt zich hetzelfde: |
|||
:te loop |
|||
:te beloop |
|||
:in te loop |
|||
<!-- ----------- Hieronder onderhoudsmeldingen -------------- --> |
<!-- ----------- Hieronder onderhoudsmeldingen -------------- --> |
Versie van 23 jun 2015 19:46
Werkwoorden zijn in het Afrikaans aanzienlijk vereenvoudigd, vergeleken met het Nederlands.
De verleden tijd
Het opvallendste verschil is dat de verleden tijd, zoals "ik praatte, ik liep, wij zagen" in het Afrikaans verloren gegaan is. Afrikaans kent alleen:
- "ek loop - ek het geloop"
Nederlands heeft:
- "ik loop - ik liep - ik heb/ben gelopen"
Dat betekent dat de taakverdeling van de twee overgebleven tijden anders in het Afrikaans. In die gevallen waarin een Nederlandstalige "liep" zal gebruiken, wordt meestal "het geloop" gebruikt, maar er zijn ook gevallen waarin een uiting in de tegenwoordige tijd omgezet wordt.
Er zijn maar weinig werkwoorden die nog wel een verleden tijd bezitten. Een daarvan is het werkwoord wees ("zijn") dat nog de vorm "was" kent. Toch wordt ook deze vorm wat anders gebruikt dan in het Nederlands. Het is niet ongebruikelijk een voltooid verleden vorm als "hy was ... gewees" te horen, daar waar een Nederlandstalige "hij was ...." zou gebruiken. De volgende werkwoorden hebben nog een verleden tijd; het zijn voornamelijk (modale) hulpwerkwoorden:
tegenwoordig | verleden |
---|---|
is | was |
kan | kon |
sal | sou |
moet | moes |
wil | wou |
nog zelden gebruikt: | |
mag | mog |
dink | dag/dog |
het | had |
weet | wis |
De vormen
Er zijn maar weinig vormen, meestal alleen een tegenwoordige vorm ("loop") en een voltooide (:geloop"):
- ek loop - ek het geloop
- jy loop - jy het geloop
- hy, sy, dit loop - hy, sy, dit het geloop
- ons loop - ons het geloop
- julle loop - julle het geloop
- hulle loop - hulle het geloop
Er zijn dus geen verschillende vormen voor de tweede/derde persoon ("loopt) of het meervoud ("lopen). Ook de onbepaalde wijs is eenvoudig "(te) loop". De nige uitzonderingen daarop zijn het werkwoord "zijn" en "hebben":
- wees - ek is - ek het gewees
- hê - ek het - ek het gehad
Toekomende tijden worden met "sal" gevormd en de voltooide vorm met de onbepaalde wijs van "hebben" - "het":
- ek sal loop - ek sal geloop het.
Net in het Nederlands is hier een verleden tijd van, die een voorwaardelijkheid uitdrukt:
- ek sou loop - ek sou geloop het.
De enige andere vorm is het tegenwoordig deelwoord "lopende" dat nog minder gebruikt wordt dan in het Nederlands, maar soms wel tot wat afleidende vormen aanleiding geeft.
Het werkwoord "behoren" bijvoorbeeld is "behoort" in het Afrikaans.
- dit behoort - dit het behoort
Dit werkwoord heeft dus de -t van de derde persoon geërfd, mogelijk omdat het vooral in derde persoon gebruikt werd. Het tegenwoordig deelwoord is wel 'gewoon' "behorend(e)". Voor Nederlandstaligen is dat allicht makkelijker aan te voelen dan voor bijvoorbeeld een Engelstalige Zuid-Afrikaan die Afrikaans leert. En ja, de meeste Engelstaligen zijn behoorlijk tweetalig.
Sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden zijn vrijwel geheel verdwenen, maar soms heeft het Afrikaans een andere vorm behouden dan een Nederlandstalige zou verwachten, bijvoorbeeld bij het werkwoord als "verliezen":
- ek verloor - ik verlies
- ek het verloor - ik heb verloren
- ek sal verloor - ik zal verliezen
- die verlorende party - de verliezende partij
Lijdende vorm
Zoals in het Nederlands is er een lijdende vorm met "word" (worden) en "wees" (zijn):
- dit word gebruik - dit is gebruik
- dit sal gebruik word - dit sal gebruik wees.
Ergatieve werkwoorden
In het Nederlands wordt "zijn" ook gebruikt bij sommige voltooide werkwoorden die niet passief zijn, maar een proces of een beweging voorstellen:
- het vet stolt - het is gestold
- ik val - ik ben gevallen
In het Afrikaans is dit (net als in het Engels) verloren gegaan, en wordt er ek het geval gezegd.
Scheidbaarheid
Het Afrikaans heeft net als het Nederlands basiswerkwoorden (loop), onscheidbare werkwoorden (beloop) en scheidbare werkwoorden (inloop) en zij gedragen zich vergelijkbaar met de Nederlandse werkwoorden.
- ek loop - ek het geloop
- dit beloop - dit het beloop
- jy loop in - jy het ingeloop
Ook de uitgebreide infinitief (met te) gedraagt zich hetzelfde:
- te loop
- te beloop
- in te loop