Italiaans/Les02: verschil tussen versies

Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 69: Regel 69:


===Geen persoonlijk voornaamwoord nodig===
===Geen persoonlijk voornaamwoord nodig===
Zoals u ziet is het persoonlijk voornaamwoord steeds weggelaten. Deze zijn niet nodig in het Italiaans, tenzij er nadruk op ligt of voor de duidelijkheid.
Zoals u ziet is het persoonlijk voornaamwoord steeds tussen haakjes gezet in de rijtjes. Het is alleen nodig in het Italiaans als er nadruk op ligt of voor de duidelijkheid.


==De onregelmatige werkwoorden essere en avere==
==De onregelmatige werkwoorden essere en avere==

Versie van 28 aug 2012 23:14

<Inhoudsopgave - Les 1 - Les 2 - Les 3>

Onderwerp van les 2

Les 2 (Lezione Due) van de cursus Italiaans gaat over de vervoeging van regelmatige werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Ook leert u twee onregelmatige werkwoorden: essere (zijn) en avere (hebben) en een klein aantal woorden. Zie de woordenlijst onderaan als de volgende tekst niet duidelijk wordt.

Tekst: Un incontro (een ontmoeting)

Gianni: Salve! Sono Gianni, come Lei si chiama?
Carla: Buongiorno! Mi chiamo Carla. Benvenuto in Italia, Gianni! Parli Italiano?
Gianni: No, non parlo bene Italiano ! Oggi partiamo per la Svizzera.
Carla: Bene. Hai due pani e latte per il mio padre?
Gianni: No, ho un pane e un litro di latte.
Carla: E l'acqua?
Gianni: Scusi, che cosa?
Carla: L'acqua?!
Gianni: No, non ho l'acqua, ma grazie.
Carla e Gianni: Ci vediamo!

oggi = (uitspraak: oh-dsjie, korte o) vandaag

per il mio padre = voor mijn vader

ma = maar


Opdracht: Vertaal dit tekstje over Gianni (uitspraak Dzjanni=Giovanni=Johan=Jan) en Carla.

De regelmatige werkwoorden

In het Italiaans zijn er drie infinitiefuitgangen van het regelmatige werkwoord, namelijk:

-are
-ere
-ire

Van de werkwoorden op -ire is er ook een aantal afwijkende, maar ze zijn toch regelmatig. In afwijking van het Frans is de beleefdheidsvorm U ondergebracht bij de derde persoon enkelvoud (hij/zij/het), en dus niet bij de tweede persoon meervoud ('jullie'). Voorbeeld: 'Parla olandese" = U/hij/zij/het praat Nederlands. De klemtoon is vet aangegeven. De stammen zijn parl, pag, cred, part, cap.

parlare pagare ¹ credere partire capire²
(io) parlo pago credo parto capisco
(tu) parli paghi credi parti capisci (uitspraak kapiesjie)
(lui/lei) parla paga crede parte capisce (uitspraak kapiesje)
(noi) parliamo paghiamo crediamo partiamo capiamo
(voi) parlate pagate credete partite capite
(loro) parlano pagano credono partono capiscono

¹: Bij werkwoorden die eindigen op -gare of -care wordt er in de 2e persoon enkelvoud en 1e persoon meervoud een "h" ingevoegd. Dit is om een verandering van uitspraak te voorkomen. De "g" of "gh" blijft dus uitgesproken als een Franse "g" zoals in garçon en de "ch" als onze "k".

²: Er zijn twee vormen van werkwoorden op -ire. De eerste, zoals partire, is de gangbare. Bij werkwoorden als capire moet men echter de tweede manier gebruiken

Geen persoonlijk voornaamwoord nodig

Zoals u ziet is het persoonlijk voornaamwoord steeds tussen haakjes gezet in de rijtjes. Het is alleen nodig in het Italiaans als er nadruk op ligt of voor de duidelijkheid.

De onregelmatige werkwoorden essere en avere

In deze les leert u twee onregelmatige werkwoorden: zijn en hebben. Net als bij de vorige werkwoorden leert u alleen de onvoltooid tegenwoordige tijd. Persoonlijke voornaamwoorden als io/tu (ik/jij) enz. zijn alleen nodig bij nadruk en staan daarom tussen haakjes. De klemtoon is vet aangegeven.

essere avere
(io) sono ho
(tu) sei hai
(lui/lei) è ha
(noi) siamo abbiamo
(voi) siete (uitspreek si-e-te) avete
(loro) sono hanno

De persoonlijke voornaamwoorden

De persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp worden in het Italiaans alleen gebruikt als er nadruk op ligt, met uitzondering van 'Lei'. Om welke persoon het gaat, horen we aan de werkwoordsuitgangen.

io (uitspraak ie-jo) ik
tu (uitspraak toe) jij, je
lui (uitspraak loe-ie) hij
lei zij, ze
Lei u (let op de hoofdletter L)
noi wij, we
voi jullie
loro zij, ze (meervoud)
Loro u (meervoud)

Woordenlijst

De klemtoon is vet aangegeven. Een taal spreken begint met

0. /no = ja/nee (let op het accent in sì, want si zonder accent betekent 'zich' of 'men'.)
Scusi = (uitspraak: skoesi, letterlijk:) excuseer = sorry, pardon, neemt u mij niet kwalijk

1. Benvenuto! = Welkom!

2. Mi chiamo... = (uitspraak: mi kiamo..) Ik heet...

3. Come ti chiami? = (uitspraak: kommè ti kiami..) Hoe heet jij?

4. Come si chiama? = Hoe heet hij/zij/u?

5. Come stai? = Hoe gaat het met je?

6. Come sta? = Hoe gaat het met u/haar/hem?

7. Ciao! = Hallo! (Tegen vrienden en (vreemde) kinderen, niet tegen vreemde volwassenen! Gebruik dan Buongiorno!= goedendag)

8. Ci vediamo!/Arrivederci!/ArrivederLa! = Tot ziens! (De laatste vorm is beleefd, 'La' is lijdend voorwerpsvorm van u.)

9. Grazie! = (spreek uit: graa-tsie-e, 'ie' zijn in het Italiaans twee losse klinkers!) Dank u wel!

10. No grazie = Nee, dank u (wel)

11. il latte = de melk, un litro di latte = een liter melk

12.l'acqua v = het water

13. il pane = het brood

14. parlare = praten/spreken

15. credere = geloven

16. partire = vertrekken

17. capire = begrijpen

18. pensare = denken

19. costare = kosten

20. piacere = houden van, lekker vinden. Wordt gebruikt bijvoorbeeld mi piace il pane = ik vind het brood lekker. Letterlijk: mij behaagt het brood.

21. la Svizzera = Zwitserland

22. l'Italia v = Italië

23. Come? = Hoe? Wat?

24. Che cosa? = Wat? (la cosa = het ding/de zaak)

25. Dove? = Waar?

26. Chi? = Wie?

27. Zero = nul = 0

28. Uno = één = 1

29. Due = twee = 2

30. Tre = drie = 3

31. Quattro = vier = 4

32. Cinque = (tsjien-kwe) vijf = 5

33. Sei = zes = 6

34. Sette = zeven = 7

35. Otto = acht = 8

36. Nove = negen = 9

37. Dieci = (di-ee-tjsi) tien = 10

38. e = en (pas op: è met accent = hij/zij/het/U is)

39. La fragola = de aardbei

U kent al 39 woorden!

Oefeningen

Vul de gevraagde vorm van het werkwoord in:

Ik praat

Wij begrijpen

Zij hebben

Jullie zijn

Zij vertrekt


2. Vertaal de volgende woorden en zinnen in het Nederlands:

1. Come ti chiami?

2. Mi chiamo Jan.

3. Hai l'acqua.

4. Abbiamo il pane?

5. Il pane e l'acqua.


3. Vertaal de volgende woorden en zinnen in het Italiaans:

1. Ik heb de aardbei.

2. Hoe heet zij? Zij heet Paola.

3. Ik praat goed Italiaans.

4. Wat? Het kost €5,-.

5. Jullie hebben water.


De antwoorden zijn hier te vinden: Italiaans/Antwoorden_Les02


<Inhoudsopgave - Les 1 - Les 2 - Les 3>
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.