Nederlands/Grammatica/Persoonlijke voornaamwoorden/Hen, hun of zij: verschil tussen versies

Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 43: Regel 43:
maar let op:
maar let op:
: ''Jan geeft een boek <u>aan hen</u> = Jan geeft <u>hun</u> een boek''
: ''Jan geeft een boek <u>aan hen</u> = Jan geeft <u>hun</u> een boek''
: ''Jan neukt hun hard


== Discussie ==
== Discussie ==

Versie van 8 mei 2012 10:54

Eerste hulp bij Nederlands
Eerste hulp bij Nederlands
Eerste hulp bij Nederlands
Eerste hulp bij Nederlands


Keer terug naar het menu "Eerste hulp" door hier te klikken

Het goede gebruik van de woorden zij (ze), hen en hun levert enige problemen op.

Regels

De voornaamwoorden van de derde persoon meervoud hebben zoals voor alle personen drie vormen:

Het gebruik van deze vormen kan men begrijpen door ze te vergelijken met de overeenkomstige vormen van de mannelijke derde persoon enkelvoud:

  • onderwerpsvorm: hij
  • bezitsvorm: zijn
  • voorwerpsvorm: hem

Doordat er hier maar één voorwerpsvorm is, leidt het gebruik niet tot verwarring. Vergelijk nu:

(onderwerpsvorm)  Hij eet een appel   →   zij (ze) eten een appel
(bezitsvorm)  Ik zie zijn boek   →   ik zie hun boek

Bij het gebruik van de voorwerpsvorm moeten enkele gevallen onderscheiden worden. In het enkelvoud staat er steeds hem. Maar in het meervoud kan er hen, hun of ze staan.

Jan helpt hem
betreft het personen, dan →   Jan helpt hen of Jan helpt ze
betreft het dieren of dingen, dan →   Jan helpt ze
Jan geeft hem water
betreft het personen, dan →   Jan geeft hun water of Jan geeft ze water
betreft het dieren of dingen (planten), dan →   Jan geeft ze water
Jan geeft water aan hem
betreft het personen, dan →   Jan geeft water aan hen of Jan geeft water aan ze
betreft het dieren of dingen (planten), dan →   Jan geeft water aan ze

Na voorzetsels gebruiken we in het Nederlands altijd hen of ze:

Het is door hem geschilderd   →   het is door hen geschilderd
Er was achter hem nog plaats   →   er was achter hen nog plaats

De uitzondering in de derde persoon meervoud maakt het moeilijker maakt dan in de andere personen:

Jan geeft een boek aan mij = Jan geeft mij een boek
Jan geeft een boek aan haar = Jan geeft haar een boek
Jan geeft een boek aan ons = Jan geeft ons een boek

maar let op:

Jan geeft een boek aan hen = Jan geeft hun een boek
Jan neukt hun hard

Discussie

Voor veel mensen is het niettemin onduidelijk of in bepaalde contexten hen of hun gebruikt dient te worden. Vaak kan zo'n zin anders worden geschreven, waardoor dit dilemma omzeild wordt. Zo kan "ik rook volgens hen te veel" prima worden herschreven tot: "Zij vinden dat ik te veel rook".

Tegenwoordig vervaagt met name in de gesproken taal het onderscheid tussen de voorwerpsvormen hen en hun steeds meer. Volgens de Algemene Nederlandse Spraakkunst kan in geval van verwisseling van deze twee naamwoorden meestal niet worden gesproken van een fout, omdat het gebruik van deze voornaamwoorden aan het evolueren is. Vaak kunnen hun en hen vervangen worden door ze: ik help hen wordt dan ik help ze; ik geef hun een boek wordt ik geef ze een boek. Echter als de klemtoon op hen of hun ligt kan dit niet: ik help hen en niet jullie kan niet geformuleerd worden als *ik help ze en niet jullie. Dit gebruik is overigens niet aan te bevelen in formele teksten zoals sollicitatiebrieven, omdat het tot de informele taal behoort.

Wat meestal als absoluut fout wordt beschouwd, is het gebruik van hun als onderwerp: *hun hebben. (zie hieronder).

UIT WP

Het onderscheid tussen de naamvalsvormen hen en hun van het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon meervoud (het Systeem-Van Heule[1]) is bedacht door Christiaen van Heule in zijn werk De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst (1625). Het kunstmatige doch thans betrekkelijk algemeen aanvaarde onderscheid levert veel sprekers (en schrijvers) van het Nederlands problemen op. Kortweg is hen de accusatiefvorm en hun de datiefvorm of genitiefvorm (bezittelijk voornaamwoord). Dit onderscheid tussen een datief- en accusatiefvorm komt in het Nederlands alleen voor bij de derde persoon meervoud, terwijl het in andere talen zoals het Duits veel algemener is. Ter vergelijking: mij/me, jou/je, hem, haar, ons, jullie kunnen alle zowel als accusatief als datief worden gebruikt.

Hen

Hen moet (in de systematiek van Van Heule) worden beschouwd als een accusatief, en wordt voor personen gebruikt

Voorbeelden:

  • Ik geef het glas aan hen.
  • Het werk is gedaan volgens hen.
  • Ik zie hen.

Hun als datief

Hun wordt gebruikt voor personen in alle overige gevallen. Dit kan zijn als:

Voorbeelden:

  • Ik geef hun het glas.
  • Ik schenk hun een drankje in.
  • Het glas is hun te leeg.
  • Hij sloeg hun het glas uit de hand.

Hun als bezittelijk voornaamwoord

Hun is ook het bezittelijk voornaamwoord van de derde persoon meervoud:

  • Dat is hun huis.
  • Het werk is gedaan volgens hun instructies.

Hun als onderwerp

Hun wordt ook wel in de spreektaal (in Nederland, want in Vlaanderen komt deze variant niet voor) gebruikt als onderwerpsvorm in plaats van zij, ze of die (3e persoon meervoud). Dit geldt als substandaard en wordt over het algemeen als incorrect beschouwd.

  • Hun hebben het gedaan. → Zij hebben het gedaan.

Hun als onderwerp wordt alleen gebruikt om naar personen te verwijzen, dus niet naar zaken of abstracte begrippen, bijvoorbeeld:

Waar zijn de kinderen? Hun spelen in de zandbak.
Waar zijn de boeken? Hun liggen op de bank. (ongebruikelijk)

Dit gebruik heeft zich in de afgelopen decennia snel verspreid in Nederland. Even snel heeft zich de reactie ertegen verspreid; in onderwijsinstellingen wordt er met klem op gewezen dat dit gebruik fout is. In taalkundige termen, waar men niet van "goed" of "fout" spreekt bij woorden die algemeen gebruikelijk zijn, geldt dit gebruik van hun als onderwerp zoals gezegd als substandaard: gebruikt in een context die geen dialect is en deel uitmaakt van nagenoeg hetzelfde taalsysteem als de standaardtaal, maar niet tot de standaardtaal gerekend om normatieve redenen.

Het woordje hun is zoals eerder gezegd volgens de officiële grammatica's een bezittelijk voornaamwoord voor de derde persoon meervoud en een persoonlijk voornaamwoord voor de derde persoon meervoud bij het meewerkend voorwerp. Na een voorzetsel en als lijdend voorwerp dient men hen te gebruiken, de onderwerpsvorm is zij.

In de spreektaal is hun al lang de voorwerpsvorm in alle gevallen - het onderscheid tussen hen en hun leeft er niet. De onderwerpsvorm is van oorsprong zij, maar die vorm valt samen met het persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon enkelvoud vrouwelijk. Om verwarring te voorkomen treft men vormen als zullie aan, samengesteld uit zij + lui, en hullie, uit hun + lui.

Pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw wordt de vorm hun voor het eerst opgetekend. Deze moet in precies dezelfde context gezien worden als zullie en hullie: bedoeld om verwarring met het enkelvoudige zij te voorkomen. Na de oorlog moet het zich in brede kringen verspreid hebben, al hoort men er pas in de jaren tachtig met enige regelmaat van. Opmerkelijk is dat ook oudere sprekers het overnemen. Hun is inmiddels gemeengoed in de Zuid-Hollandse stadsdialecten en wordt ook bij sprekers die zich meer aan het Standaardnederlands aanpassen (de substandaardtaal spreken, zie boven) regelmatig gehoord. Dit bracht de bekende taalkundigeJan Stroop, die in 1998 in zijn boekje Poldernederlands dit verschijnsel uitvoerig beschreef, ertoe te vermoeden dat deze vorm rond het jaar 2020 algemeen geaccepteerd zou zijn. Door de sterk sociologische werking die er van het woord uitgaat - hoger opgeleiden gebruiken het minder of leren het (weer) af - is deze voorspelling echter twijfelachtig.

Ook hullie komt dialectisch voor (cfr. het Afrikaanse "hulle"). Het is afgeleid van "hunlieden", en valt daarmee in dezelfde categorie als "jullie" (uit "gijlieden, jijlieden"). In de standaardtaal is hullie incorrect.

Henzelf en hunzelf

Bij hen en hun horen ook de woorden henzelf en hunzelf. Deze worden gebruikt als versterkte vorm van hen en hun:

  • Ze willen geen autogordels om, maar dat is gevaarlijk voor henzelf.
  • Ik heb hunzelf geen cent gegeven, maar alles aan hun ouders toevertrouwd.

Als de schrijver het woorddeel -zelf sterk wil benadrukken, dan kan hij of zij het ook los schrijven van hen of hun:

  • ... dat is gevaarlijk voor hen zélf.
  • Ik heb hun zélf geen cent gegeven.

Deze spelling kan echter in sommige zinnen tot dubbelzinnigheid leiden, zoals uit het laatste voorbeeld blijkt. Bedoelt de spreker "ik geef het zelf?" of "ik geef het hunzelf"?

Henzelf en hunzelf zijn niet de wederkerende of wederkerige voornaamwoorden van hen en hun. Daarvoor gebruiken we zichzelf (wederkerend) en elkaar (wederkerig):

  • De minnaars geven elkaar een kusje. Ze geven elkaar de schuld. (wederkerig)
  • De directeuren geven zichzelf een bonus. Ze geven zichzelf de schuld. (wederkerend)

Het wederkerend gebruik van hunzelf (ze geven hunzelf een bonus) is streekgebonden (dialectaal).

"Ze" als alternatief

De onverbogen vorm ze wordt gebruikt als het niet om personen gaat. Daarnaast vindt het gebruik van ze' voor personen in het hele Nederlandse taalgebied steeds meer ingang, aanvankelijk in de spreektaal, maar langzaamaan ook in de schrijftaal. Het kan een manier zijn om de "hen/hun"-discussie te vermijden.

Voorbeelden:

  • Ik geef ze een snoepje. (in plaats van hun)
  • Ik heb ze gisteren gezien. (in plaats van hen)

Na een voorzetsel is de vorm 'ze' echter voor personen nog niet echt gebruikelijk, in ieder geval niet in de schrijftaal. Voor niet-personen wel:

Voorbeelden:

  • Ik heb in de vakantie voor ze gezorgd. (voor de planten)
  • Ik denk de hele dag aan ze. (de konijntjes)

Vroeger

Tot en met de negentiende eeuw werd ook haar gebruikt als vrouwelijke meervoudsvorm.

  • Nadat de vrouwen uit het gezelschap zich verzameld hadden, werd haar een cadeau aangeboden.<ref>Haar / hen (vrouwelijk meervoud). Taaladvies.net, geraadpleegd op 20 mei 2010.</ref>

Een voorstel van P.C. Hooft om hum in te voeren — in navolging van het Duitse [datief (enkelvoud) ihm — voor de 'meewerkende' derde persoon enkelvoud heeft nooit ingang gevonden in de Nederlandse taal.

Zie ook

  1. Hen/hun door E. Ramaker
  2. Behalve ons / behalve wij . Taaladvies.net, geraadpleegd op 18 mei 2010.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.